Matteüs 26:36-46

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 86,3
Psalm 86,4
lezen Matteüs 26:30-56
Liedboek gezang 178,1.5
tekst Matteüs 26:36-46
Gezang 14:1
Liedboek gezang 189

Loenen-Abcoude 28/03/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Waarom moeten wij eigenlijk weten dat Jezus bang was, en dodelijk verdrietig? Kennelijk moet dat. Want de Here Jezus regelt het zelf, dàt we het kunnen weten. Hij gaat deze avond niet alleen naar een eenzame plaats om te bidden, maar neemt zijn leerlingen mee. En drie ervan laat Hij van dichtbij getuige zijn van zijn angst, van zijn verdriet. En zij zijn er getuige van geweest. Het is opgeschreven. En in Gods naam bereikt het ook ons: Jezus begon bedroefd en bang te worden. En Hij zei: ’Ik ben diep bedroefd, tot stervens toe. Blijf hier en waak met mij.’

En als er één ding duidelijk is in dit verhaal dan is het, dat Jezus had gewild dat Petrus, Johannes en Jacobus nog veel langer en veel intenser getuige waren geweest van zijn verdriet en angst. Zij zijn in slaap gesukkeld, twee, drie keer, in plaats van met Hem te waken. Toen Jezus voor de tweede keer bij hen kwam, werden ze nauwelijks wakker, niet meer dan nodig was om te zien dat Jezus daar weer ging, en weer hetzelfde gebed bad. Als ze weer wakker worden is het voorbij. Jezus heeft zichzelf hervonden. De koude douche van de gevangenneming doet de rest.

Waarom betrekt de Here Jezus zijn leerlingen zo in zijn intense angst en schokkend verdriet? En wat moeten wij ermee? Als je in staat bent je een voorstelling te maken van wat hier verteld wordt, voel je je er zomaar verlegen mee. Je kunt je sowieso wel voorstellen dat Jezus bang was voor wat komen zou. Als ik zou weten dat ik de volgende dag op een heel pijnlijke manier gedood zou worden, nou, dan zou ik ook wel bang zijn. Maar waarom wordt daar zo over uitgeweid? Haast vanzelf keren wij onze ogen af, als we iemand in zien storten onder het gewicht van verdriet en angst. Maar Jezus laat ons kijken. Hij dwingt ons Hem te volgen, de tuin in, Hem aan te horen, Hem terug te zien gaan naar zijn leerlingen, twee keer. Hij laat ons ook nog delen in zijn teleurstelling, in zijn eenzaamheid. Waarom? Wat wil Hij ons ermee zeggen?


Wat zou u, wat zou jij zelf denken? Het is vaak de moeite waard om je dat eerst eens af te vragen, vóór je het gedeelte nog eens overleest, of een boekje uit de kast trekt waarvan je hoopt dat het antwoorden geeft. Waarom zou de Here Jezus willen dat wij ook dit gedeelte van zijn leven kennen? Waarom laat Hij ons meekijken naar zijn verdriet en angst? Wat zouden wij daar aan kunnen hebben?


Ik noem maar een voorbeeld van wat iemand hier gedacht zou kunnen hebben. Iets als: misschien wil de Here Jezus ons laten merken dat het Hem ook niet allemaal gemakkelijk afgegaan is, dat Hij niet een soort goddelijke krachtpatser is, maar een echt mens, met menselijke emoties. Er stond Hem nogal wat te wachten: lijden, spot, kruisiging, sterven, eenzaamheid. Dat gaat je niet in de koude kleren zitten.


Dat lijkt me een goed antwoord. De Here Jezus wordt er meer herkenbaar door. We proeven vanzelf iets van zijn liefde voor ons, juist in alles wat Hij heeft moeten overwinnen om ons te redden. Het helpt je om je respect voor Christus levend te houden. Kijk eens wat Hij heeft doorstaan voor mij! En het helpt je om van die gemakkelijke gedachtenloopjes af te komen, die je nog wel eens horen kunt in de kerk, zo van: ja, de Here Jezus was toch God, dus uiteindelijk was al dat lijden en sterven gemakkelijk voor Hem. Als je dit verhaal tot je door laat dringen, kun je dat niet meer zeggen.

Toch zou ik met dit antwoord niet helemaal tevreden zijn. Er wordt helemaal niets gezegd over de vraag waar Jezus nu zo bang voor was, waar Hij zo verdrietig over was. Dat maakt eigenlijk ook niet zo veel uit. Of Hij nu verdrietig was over het komende afscheid van zijn geliefden, of Hij nu bang was voor de pijn, of voor de dood, of ergens anders voor, dat doet bij deze benadering niet zoveel terzake.


Ik kan me nog een ander antwoord indenken, dat hier meer recht aan doet. Als je de nodige catechismus achter de knopen hebt komt zomaar de herinnering boven aan zondag 16. Daar gaat het over onuitsprekelijke angsten, smarten, verschrikking en helse kwelling van Jezus, en die heeft Hij voor ons ondergaan, om ons te troosten, dat wij van de angst en pijn van de hel verlost zijn. Of je zou aan het avondmaalsformulier kunnen denken: Hij is door God verlaten opdat wij nooit meer door Hem verlaten zouden worden. Laat ik het even kort zeggen: de Here Jezus is voor ons oneindig bang geweest voor de toorn van God, nu hoeven wij nooit meer bang te zijn dat God nog boos op ons is.


Ook dit lijkt me een prima antwoord. De Here Jezus laat ons dan weten dat Hij bang is geweest om ons te troosten, om ons rust te geven in onze angst. Als wij bang zijn voor God, dat Hij ons toch nog eens zal confronteren met al onze fouten en zonden, nou, dan mogen we schuilen bij Jezus. Wij hoeven niet meer bang te zijn voor God. Wij mogen juist vrijmoedig tot God bidden en met God omgaan. Jezus heeft voor ons geleden, ook de angst en de pijn. Dat geeft ons ruimte, en vrijheid van leven.


Toch blijf ik ook met dit antwoord een beetje in mijn maag zitten. Als ik zo om me heen kijk, zie ik maar weinig mensen die bang zijn voor God. Ik zie juist veel mensen die op een tamelijk vanzelfsprekende manier met God omgaan. Als wij al reserves hebben bij God, gaat het meestal om een gevoel dat je bij God nooit genoeg kunt doen, niet om een soort angst dat Hij ons nog wel eens voor onze zonden zou kunnen straffen, en dat ons de angst en pijn van de hel te wachten staat. Bij de hel kunnen de meesten van ons zich, denk ik, niet eens zoveel voorstellen. Haast vanzelf denken wij bij de angst van de Here Jezus aan de angst voor pijn en dood. Daar zijn wij bang voor: voor pijn, om dood te gaan.

En daar komt nog iets bij: in dit antwoord wordt helemaal niets gezegd over waarom Jezus nu verdrietig was. Dat krijgt veel nadruk hier. Jezus begon bedroefd en bang te worden, en zei: Ik ben diep bedroefd, tot stervens toe. Dat je bang bent voor de woede, de straf van God, dat is te begrijpen. Maar dat de Here Jezus hier verdrietig is, wat heeft dat er mee te maken?


Al met al houd ik iets over van: ik verwacht dat hier meer aan de hand is. Dit zijn prima antwoorden, en we moeten vooral vasthouden dat de Here Jezus zich aan ons laat zien als een echt mens, met alle emoties van dien, en dat Hij werkelijk de woede van God over het kwaad heeft gedragen voor ons, dat wij niet bang meer hoeven zijn voor God, - maar is dat nu alles? We moeten een en ander in ieder geval nog wat aanvullen en corrigeren.


Waar is de Here Jezus eigenlijk zo bang voor en verdrietig over? Ja, er staat dat Hij bang was voor ’deze beker’. Laat ’deze beker’ aan mij voorbijgaan, bidt Hij. Dat is beeldspraak natuurlijk. Wat zijn Vader Hem laat overkomen wordt aangeduid als een bepaalde beker die Hij te drinken krijgt. En de Jezus vraagt nu tot drie keer toe of dat echt moet, of dat niet anders kan. Het gaat dus om wat zijn Vader Jezus laat overkomen. God is het die Hem die beker te drinken geeft. Heel bewust, anders had het ook geen zin om te bidden dat het niet hoefde. Laten we dat even goed vastleggen voor onszelf: het gaat om wat zijn Vader Jezus laat overkomen, of, anders gezegd, het gaat om Gods hand in alles wat nu gebeuren gaat. Het gaat om wat God wil dat er met Jezus gebeurt.

En dat is niet iets vaags, iets onbekends. Jezus weet heel goed wat zijn Vader wil. In het voorgaande heeft Matteüs een keer of vier al verteld dat de Here Jezus zei dat Hij moest lijden, gedood worden en weer opstaan. Als Hij bidt: niet zoals ik wil, maar zoals U wilt, dan bedoelt de Here Jezus niet dat Hij zich wil schikken in Gods verborgen besluit, in wat blijken zal dat God wil, maar dan gaat het over dat ene, dat heel duidelijke, dat God wil dat Hij wordt uitgeleverd aan zondige mensen. Wat God wil is bekend. De Here Jezus weet het al lang.


Alleen: nu gaat het ook gebeuren. En het grijpt de Here Jezus aan: Hij wordt bang en verdrietig. Dan gaat het dus niet om allerlei details in zijn lijden, het gaat niet om wat mensen Hem aandoen. Dat blijkt ook in het vervolg. Bij zijn arrestatie is Jezus niet bang, integendeel: Hij is vrij, Hij laat zich arresteren. In de rest van het verhaal van zijn lijden blijft Jezus rustig en beheerst bij alle spot en alle pijn. Hij laat zich niet verdoven. Dat is allemaal kennelijk niet waar Hij zo tegen op zag. Ergens herinnert het aan wat Hij zelf eerder heeft gezegd: Wees niet bang voor degenen die wel je lichaam maar niet je ziel kunnen doden. Wees liever bang voor God, want hij kan je met ziel en lichaam laten omkomen in de hel. (Mat. 10:28).

Het gaat hier om God: deze beker wordt verderop uitgelegd als: Het beslissende uur is gekomen! De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondige mensen. Uit-geleverd. Over-geleverd. God trekt zijn handen van Hem af. God laat Hem in de steek. God laat Hem over aan de machten van het kwaad. God gaat met zijn rug naar Hem toestaan. Dat gaat nu gebeuren. En het vliegt de Here Jezus aan. Hij wil niet los van zijn Vader. Hij is daar bang voor. Het doet Hem eindeloos verdriet, het verdriet van de scheiding. Hij leeft ieder moment van zijn omgang met zijn Vader. Als God Hem uit-levert en afstand van Hem neemt, gaat Hij zowat dood van verdriet en angst. Het gaat bij deze beker om dat ene dat zijn Vader Jezus los gaat laten, gaat laten vallen. Daarvoor is Jezus bang.

En de Here Jezus wilde kennelijk dat wij dat heel goed zouden weten. Hij zegt tegen Petrus, Johannes en Jacobus, dat ze met Hem moeten waken. En later dat ze moeten waken en bidden voor zichzelf. Ze moeten waken bij Jezus, wakker zijn en zien wat Jezus overkomt en beheerst. Want Hij leeft voor hen, voor ons. En Hij wil dat wij weten dat Hij voor ons, in onze plaats, bang is geweest en eindeloos verdrietig over dit ene: zijn scheiding van God. Hij wil dat wij weten dat Hij tegen één ding opgezien heeft als tegen niets anders: dat Hij aan zichzelf zou worden overgelaten.


Wat hebben wij daaraan? Nou, behalve wat ik aan het begin al weergaf, die goede antwoorden worden niet fout, maar ik vul ze aan - Het lijkt me dat de Here Jezus ons hier een heel diepe spiegel voorhoudt, waarin Hij ons laat zien waar ons diepste levensprobleem ligt, en tegelijk ons daarin troost en vrede geeft. Ik bedoel dit: de Here Jezus is bang voor dat ene wat ons eigenlijk niet zoveel kan schelen en Hij is helemaal niet bang voor alles waar wij bang voor zijn. Hij heeft verdriet over dat ene waar wij achteloos aan voorbij lopen. Dat zegt wèl iets.


Losgelaten worden door God, aan onszelf overgeleverd zijn, zonder God in de wereld staan en ons leven leiden, zijn wij daar bang voor uit onszelf? Welnee. Voor we het weten doen we het gewoonweg. Het was ergens de diepere lading in de eerste zonde al van Adam en Eva, dat zij, los van God, hun eigen gang wilden gaan. Bang waren ze er niet voor, verdriet hadden ze er niet over. En zo gaat het maar al te vaak nog in ons leven. Doet het ons pijn en verdriet als God afstand houdt van ons, of als wij afstand houden van God? Kunnen wij iets herkennen van juist déze diepe emotie bij de Here Jezus hier in Getsemané: Vader, ik kán niet zonder U! Broeders en zusters, wij moeten dit weten, wij moeten horen van déze angst en dít verdriet van de Here Jezus, omdat Hij juist hierin precies omgekeerd reageert als wij.

En daarmee plaatst Hij ons voor het diepste probleem van ons leven: wij kunnen zonder God, het gaat ons uiteindelijk om onszelf, en we beseffen nauwelijks hoe verschrikkelijk dood wij daar aan gaan. Welnee, we redden het best, ook zonder God. Tenminste zolang het ons goed gaat. Pas als de pijn en de dood opduiken, worden we bang. Maar de Here Jezus wordt niet pas bang als de pijn en de dood opduiken. Dat is veel te laat. Hij wordt al bang vóór dat alles, en heeft verdriet al veel eerder, als het nog gaat over de nabijheid van God. Hij kan niet zonder God. Daarbij vergeleken zijn pijn en dood bijzaken.


Mensen lijken dat vanouds moeilijk te beseffen. De leerlingen vielen bij dit gebed in slaap. Het duurde ook zo lang en het was al zo laat. Dan nog eens drie kwartier of een uur wakker blijven bij een gebed dat steeds op hetzelfde neerkomt, dat trokken ze niet. Ik denk zo dat het ons niet beter vergaan was. Juist omdat ons uit onszelf de innerlijke verwantschap met Jezus ontbreekt. Wij missen uit onszelf precies déze angst en dít verdriet om de scheiding van God. Als wij er toch iets van herkennen is dat alleen maar dankzij Jezus Christus, onze Heer.


Want laten we daar tenslotte ons op richten: Hij wil dat wij weten dat Hij hiervoor bang is geweest en hierover verdriet heeft gehad, Hij wil dat wij weten dat Hij niet zonder zijn Vader kon, en toch zonder zijn Vader verder is gegaan voor ons. Slaap nu maar, en rust verder uit, zo heft Jezus de opdracht om te waken voor zijn discipelen op. Hij gaat het nu verder voor hen doen. Ze kunnen weten waar het om gaat. Het is duidelijk dat ze het zelf niet opbrengen, zelfs niet om te waken, maar Hij gaat het nu doen. En Jezus’ gevoeligheid verzoent onze ongevoeligheid, Jezus’ angst verzoent onze valse gerustheid, Jezus’ verdriet verzoent onze onverschilligheid, juist voor God.

Daarmee wordt alles voor ons niet ongevoelig, gerust en onverschillig - tenminste niet als wij ook maar iets hebben gezien van Jezus hier in Getsemané. Hij leert ons juist waar het echt om gaat: niet zonder God kunnen. Daarom moeten wij weten dat Hij bang is geweest, en verdriet heeft gehad, zo heel anders dan wij. Dat mogen wij leren van Hem: niet zonder God kunnen. En naarmate wij ons meer richten op Hem, op onze Heer in zijn lijden, zijn angst en zijn verdriet, leert Hij ons het des te meer: niet zonder God kunnen. Dat stempelt uit onszelf ons leven niet. Het dringt uit onszelf nauwelijks tot ons door. We vallen er bij in slaap. Maar door Hem kan het ons bereiken. En het blijkt het begin van eeuwig leven. Hij is bang geweest voor ons, heeft verdriet gehad voor ons. En Hij laat ons daar in delen.


Wij moeten het weten dat Jezus zo bang was, vooral om dát te leren: niet zonder God te kunnen. Laten we dan bidden: Heer ontferm U over ons. Amen.


<<<