Loenen-Abcoude 20/02/00
Oegstgeest 15/09/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Hectische tijden in en rond Kafarnaüm, dat is wel duidelijk bij het begin van Marcus. Jezus spreekt in de synagoge daar, en plotseling springt er iemand op, begint te schreeuwen: Wat heb je hier te zoeken? Je wilt ons kapot maken, niet? Het blijkt een bezetene. En Jezus drijft de geest uit. En even later volgt een eerste genezing: de schoonmoeder van Petrus, en daarna vele. De mensen klonteren samen rond Jezus. Iedereen zoekt Hem. Dan trekt Jezus zich terug en reist de regio door. Hij verkondigt, Hij geneest, en Hij drijft slechte geesten uit. Zelfs een melaatse geneest Hij. Dan is helemaal het hek van de dam. Jezus kan zijn gezicht nergens meer laten zien of de mensen overlopen Hem. Hij trekt zich terug naar eenzame plaatsen, maar zelfs daar vinden de mensen Hem.
Dan gaat Hij incognito terug naar Kafarnaüm. Pas na een paar dagen horen de mensen dat Hij ergens in een huis is. En meteen begint het weer. Mensen stromen toe, dezelfde menigte als altijd: mensen die Hem willen horen, mensen die Hem willen zien, mensen die Hem willen aanraken, mensen die genezen willen worden, mensen die om raad komen, mensen die geholpen willen worden, mensen die eens komen kijken wat voor fenomeen dit hier wel is, mensen van de geestelijke keuringsdienst van waren, en mensen die gewoon honger hebben. Het wordt een heel gedrang, tot buiten toe staan ze in de rij.
Als je het je een beetje voorstelt, ruik je het zweet, en hoor je de opmerkingen: Hé, schuif een beetje op, ik zie niks. Ho ho, niet voordringen jij! Wij zijn eerst. Hé, heb jij al een nummertje getrokken? 63? Nou, reken maar op vanavond. - Dan komen er nóg vier aan, nee vijf. De vijfde wordt gedragen op een matje. Hij is verlamd. Wat? voorgaan? Sluit maar gewoon achteraan, jullie. Dringend? Dacht je soms dat ik niks had? Maar deze mannen hebben lef. Straks is Jezus weer verdwenen, en dan ligt hun vriend nog steeds maar te liggen. Ze klimmen het dak van het huis op, en beginnen te slopen, zo ongeveer waar Jezus moet zijn. Groot kabaal natuurlijk. Zeg, zijn jullie nu helemaal betoeterd? Weet je wel wat dat kost? Maar het interesseert ze niks. Jezus moeten ze hebben. Hij zal hun vriend kunnen helpen. Ze laten hun vriend zakken door het gat. Daar is Jezus. Nu gaat er wat gebeuren.
Je voelt het stil worden in het verhaal. De laatste losse steentjes tikken van het dak op de vloer. De regisseur kiest de andere camera, nu die binnen staat. Wat gaat Jezus zeggen? Wat gaat Hij doen?
Wij weten al hoe het verder gaat, nietwaar? Probeer dat es even te vergeten. Laten we es even net doen alsof we alleen weten wat voordien gebeurd is. Er was een bezetene geweest, die de hele boel bij elkaar geschreeuwd had tegen Jezus. Toen had Jezus gezegd: Hou je mond en verdwijn uit die man. En Petrus schoonmoeder was ziek, en ze hadden het Jezus verteld, en Hij was naar haar toe gegaan en had haar beter gemaakt. En allerlei mensen had Hij eenvoudig beter gemaakt. En er was een melaatse naar Hem toe gekomen, en die had gezegd: Als U wilt, kunt U mij rein maken, schoon van al die vieze plekken. En Jezus had gezegd: Ik wil het, wordt schoon.
En nu komen daar die vijf, en ligt daar die verlamde. Een sterk staaltje. Zelfs als je daar in de rij gestaan had en zelf nauwelijks iets kon zien of horen, had je iets gehad van: dat ik daar zelf niet opgekomen ben . . . of: dat ik dat zelf niet gedurfd heb . . . Maar Jezus zegt niet: Ik wil het, sta op. Hij pakt ook de hand van die verlamde niet en zet hem overeind. Hij zegt: Kind, je zonden worden vergeven. Jongen, Ik vergeef je je zonden.
Nu wordt het pas echt stil. De camera verschuift naar een paar belangrijke heren, die daar in het huis zitten. Voor hen is plaats om te zitten. Ze zijn kennelijk met de egards behandeld die ze zichzelf waard wisten. Ze zitten te denken. Ze zeggen niets. Ze denken. En dat duurt ook even.
Laten wij dat ook es even doen: nadenken. Wat vinden wij daar nu van, dat Jezus net dít zegt tegen die man die daar verlamd ligt te wezen. Misschien vindt iemand het hier wel heel goed. Laat maar eens gezegd worden waar het écht op aankomt. Verlamd zijn is tot daar aan toe, maar je werkelijke probleem, dat zijn toch je zonden. Als je zonden vergeven zijn, ja, dán is er ook ruimte voor genezing, voor herstel, voor nieuw leven. Ziekten en kwalen en handicaps, dat zijn toch uiteindelijk maar gevolgen van de zonde.
Misschien is hier ook wel iemand, die denkt: nou, zullen die mensen eerst even teleurgesteld zijn geweest. Hoop je weer te kunnen lopen en leven, en dan krijg je vergeving van je zonden. Kun je daarmee lopen? Kun je daarmee werken? Kun je daarvan eten, en leven? Het is maar goed dat die beste kerel straks nog wat krijgt waar-ie echt iets mee kan.
Die schriftgeleerden denken intussen iets heel anders, namelijk: Maar dat kan helemaal niet! Ze gaan in hun herinnering de wet en de profeten langs, en steeds weer stuiten ze op dat éne, dat God zelf in hoogst eigen persoon zegt: Ik, Ik ben het die uw overtredingen uitdelg om Mij en Ik gedenk uw zonden niet. Wie zoiets zegt als deze Jezus hier, doet alsof hij God is. Dat is godslastering, blasfemie.
En reken er maar op, dat niet alleen die schriftgeleerden hier zoiets dachten. Genezing is nog wel iets anders dan vergeving van zonden. Zonden liggen tussen ons en God in, nietwaar? Juist door misdaden en fouten zonden te noemen betrekken we ze op God. Je noemt een verkeerde daad of gedachte zonde omdat je God er mee beledigd hebt. Zonden raken God. Wij kunnen elkaar onze misdaden vergeven, een belediging die we elkaar aangedaan hebben, of zo, maar over zonden hebben wij niets te zeggen. Laat staan dat wij die ook nog zouden kunnen vergeven.
Vergeven, dat gaat zomaar niet! God zelf had uitgebreide en gedetailleerde voorschriften gegeven over hoe om te gaan met zonde en vergeving: offers, reinigingsregels, rituelen. Na zon hele procedure van offers en rituelen kon een gewijde priester zeggen: de Here heeft je vergeven, mijn zoon. Maar dat is nog heel wat anders dan wat hier gebeurt: zomaar, als opening, als welkom zeggen dat zonden vergeven worden. Kan deze man namens God spreken? En dan nog wel zónder offer, zónder reiniging, zónder wat dan ook?
Ja, dat kan. Waarom? Nou, Jezus zegt zelf, even verder, dat Hij de Mensenzoon is, die macht, die bevoegdheid heeft om zonden te vergeven op aarde. De Mensenzoon dat is de Rechter van heel de aarde zelf, de Koning in het Koninkrijk van God. Hij spreekt en handelt namens God zelf. Door deze verlamde zó welkom te heten als Hij nu doet, laat Jezus hem merken, en alle mensen die het horen ook merken, dat Hij nu voor de voeten van de Mensenzoon zelf ligt. Je kwam hier in vertrouwen dat je geholpen zou worden in je verlamming? In vertrouwen dat er wat dan ook zou gebeuren, maar in ieder geval iets goeds? Jongen, je bent aan het goede adres. Je zonden worden vergeven. Je ligt daar bij de Koning, de Rechter zelf, maar wees niet bang, vrees niet.
Goed, nu zijn wij er tamelijk wel aan gewend, dat Jezus de bevoegdheid heeft om op aarde zonden te vergeven. We kijken er niet van op. Eigenlijk vinden we het zomaar vreemder dat in die verhalen tot nu toe het niet over vergeving van zonden ging, maar alleen over genezing. En die schriftgeleerden - onaangename en ongelovige types zijn het. Het is toch zo klaar als een klontje, dat we in Jezus staan tegenover God zelf, Gods eigen Zoon in macht van vergeving en in macht van genezing? Dat moet je gewoon geloven, en loopt het allemaal prima met je af. En vervolgens gaan we over tot de orde van de dag. In ieder geval is dit verhaal bekend. We verbazen ons niet, en zijn al helemaal niet ontzet. We denken: fijn voor die man. Maar niet: zoiets hebben wij nog nooit gezien.
Ik zou me kunnen voorstellen dat de Here Jezus voor ons dan dezelfde reactie heeft als voor die schriftgeleerden: Waarom denken jullie dat bij jezelf? Vraag je liever dit eens af: wat is makkelijker, tot de verlamde zeggen: je zonden worden vergeven, of te zeggen: sta op en loop? Wat is makkelijker, wat kost minder moeite? Dáár moet je maar es over nadenken. Het is alsof de Here Jezus hier iedereen vraagt om met Hem mee te denken. Kijk es even terug. Ik had ook kunnen zeggen: Sta op, pak je mat op en loop. Maar ik heb gezegd: Je zonden worden vergeven. Had Ik niet veel makkelijker kunnen zeggen: opstaan, lopen?
Ja, als Jezus een succesvol wonderdokter had willen zijn, dan had Hij wel zo gemakkelijk kunnen zeggen: sta op en loop. Vervolgens was wellicht het héle huis afgebroken door al die andere mensen die nu ook vóór hun beurt wilden, maar succes had Hij gehad. Nu maakt Hij tegelijk ook afstand tussen zich en mensen om Hem heen. Godslastering, zeggen de schriftgeleerden. En straks zullen ze Hem daarvoor ophangen.
Wat is makkelijker? Aan de andere kant kun je makkelijk zéggen: je zonden zijn je vergeven. Dat controleert niemand. Of dat ook werkelijk gebeurt, daarvoor zou je in de hemelse boeken bij God moeten kunnen kijken. En wie kan dat? Maar zéggen: sta op en loop, dat maakt alles spannend. Want wat gaat er dan gebeuren? Als de man blijft liggen, dan heb je niet alleen je gezicht, maar ook je gezag verloren. Je hebt maar wat gezegd.
Wat is makkelijker? Het is maar hoe je kijkt. Genezing op zich is voor God, en voor wie namens God kan optreden, een kleinigheid. Er is macht in overvloed. Het kost eigenlijk niets. Maar vergeving, is dát voor God een kleinigheid? En voor wie namens God optreedt, voor de Mensenzoon? Vergeving is geen kwestie van macht, maar van opgeven, van loslaten, van lijden, van pijn.
En voor die man hier? Wat is makkelijker? Wat kost minder moeite? Opstaan? Vergeving van je zonden ontvangen? Wat is makkelijker aan te nemen, de rijksdaalder waar je als bedelaar om vraagt, of de onbeschrijflijke schatten die je van de Mensenzoon krijgt?
En voor ons? Wat is makkelijker? Wat kost minder moeite? Vergeving van zonden ontvangen uit handen van God zelf, met Hem een nieuw leven mogen beginnen? Of verhoring ontvangen van een van onze eigen kleine gebeden van: Heer geef me dit of dat? Wat is makkelijker? Juist als je bij jezelf ontdekt dat je uiterst vanzelfsprekend bidt om vergeving van je zonden en die uit Jezus handen alle dagen aanneemt, maar dat je er onnoemelijk veel moeite mee hebt om te accepteren dat je net dat éne, dat éne dat jij nu wel heel bijzonder wilt, niet krijgt. Zijn dan niet de verhoudingen totaal omgekeerd? Wat is makkelijker?
Kijk es, dat Jezus inderdaad de macht, de bevoegdheid heeft om zonden te vergeven op aarde, ook onze zonden; dat Hij als de Zoon en de Mensenzoon werkelijk namens God spreekt en optreedt, dat is niet iets om alleen maar te weten. Dat weten is nog veel te makkelijk. Ergens is het zoals steeds met wonderen: voor God betekenen ze niets, een peulenschil. Macht zat. Maar wat wil Hij daarmee? Wat wil Hij bereiken bij ons? Wat wil Hij met ons? Ja, léven, een werkelijk goed, nieuw leven, uit vergeving, uit genade. En daarom horen we Hem hier ook tegen ons zeggen: denk niet maar je eigen gedachten bij wat je Mij ziet doen, nee, denk hier maar eens over na: wat is makkelijker, te zeggen je zonden worden vergeven, te zeggen sta op en loop? Wat is makkelijker voor Mij, denk je? En wat is makkelijker voor jou, om te horen?
Het lijkt me zo, dat als we hier werkelijk over nadenken, dat ook weer iets van die ontzetting boven komen kan: zoiets hebben wij nog nooit gezien! En dat die oude profetie vervuld wordt in ons leven: Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen. Amen.