Marcus 15:37

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 28
lezen Marcus 15:22-41
Liedboek gezang 189
tekst Marcus 15:37
Gezang 15
Dordtse Leerregels II, art. 1-5
Gezang 21,2
Gezang 2,2.3

Loenen-Abcoude 21/04/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Maar Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest. Hij blies niet maar zijn laatste adem uit, Hij riep de laatste adem uit. Lucas vertelt er de woorden bij: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. Marcus en Matteüs vertellen dat niet. Ze houden het bij wat er gebeurde: met sterke stem, luidop, riep Jezus zijn laatste adem uit. Hij wilde kennelijk zeggen: Let op, kijk goed: Ik sterf!


Daar mogen we niet overheen lezen. Jezus wilde niet ongemerkt sterven. Hij wilde niet dat plotseling iemand uit die hele deinende massa spottende en pestende mensen om Hem heen zou kunnen zeggen: kijk nou, Hij is al dood. Met zijn sterven spreekt Jezus aan en Hij wil dat iedereen die aanspraak hoort: met sterke stem roept Hij. Het lijkt me daarom goed vanavond inderdaad eens te kijken en ons te laten aanspreken door onze Heer, in zijn sterven. Kijk goed: Ik sterf! Maar niet alleen ons gaat aan wat hier gebeurt. In het geheel van Marcus’ bericht zien we meer. Ik vat het zo samen: In zijn sterven roept Jezus om aandacht, van God zijn Vader, van de mensen om Hem heen, van ons.


In zijn sterven roept Jezus om aandacht van God. Dat is hier het eerste. Dat is hier het meest nabije verband in Marcus. Jezus had geroepen: Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Hij had God aangesproken. De omstanders hadden er hun spel mee gespeeld en gespot over Elia. Maar Jezus had weer geroepen en was dáármee gestorven. Nog steeds is God, zijn Vader, de eerste aangesprokene. Ik roep tot U, mijn rots, mijn Here. Blijf U niet zwijgend van Mij keren! Met zijn roepen heft Jezus zijn hand naar waar God is, verborgen in zijn heiligheid.

Vader, kijk goed: Ik sterf. Waar zijn uw handen? In uw handen beveel Ik mijn geest. Heel mijn bestaan, mijn leven zelf wil Ik in uw handen leggen. U hebt Mij verlaten, maar Ik wil U niet verlaten. Ik wil niet zonder U. U hebt Mij vervloekt en gesloopt en tot een wrak gemaakt, niet om aan te zien. U bent met de rug naar Mij toe gaan staan omdat Ik zo afzichtelijk was met al die zonden, al dat kwaad, al dat diepe egoïsme, en Ik heb het gedragen, drie uren duisternis. Het is gedaan. En, Vader, kijk nu goed: Ik sterf. Waar zijn uw handen?


Ja, daar zijn Gods handen. Van boven naar beneden scheurt het voorhangsel van de tempel. Eigenhandig maakt God zijn weg vrij. Hij komt om Jezus leven eigenhandig te ontvangen. Hij breekt uit zijn afzondering naar buiten. Hij wil niet langer verborgen zijn in zijn heiligheid, in dat heilige, dat allerheiligste. Eeuwen lang had dat gordijn, dat voorhangsel gesproken van spanning en vervreemding. God woonde onder zijn volk, maar Hij woonde er apart. Eigenlijk kan het niet, eigenlijk passen wij niet bij elkaar, eigenlijk kan Ik niets met jullie, zoals jullie nu zijn kan ik niets met jullie te maken hebben.

En die boodschap was tot zijn uiterste kracht opgevoerd net hiervoor, in die uren aan het kruis. Nog een extra voorhangsel van donkerheid en duisternis had God over Golgota gelegd. Zo als je nu bent, mijn Zoon, zo kan ik helemaal niets met je, wij passen niet bij elkaar, Ik hoor niet bij jou. Ik haat zonde, kwaad, egoïsme, haat en hardheid. Vervloekt is het. En Jezus had gedragen, had zijn pijn en zijn eenzaamheid uitgeroepen, had zijn Vader vast gehouden. En toen was het genoeg geweest, voorbij, volbracht, gedaan. Vader, kijk nu goed: Ik sterf. Waar bent U? En toen scheurde het voorhangsel: Hier ben Ik, mijn Zoon. Hier zijn mijn handen. Kom maar. Wat scheiding bracht tussen jou en mij is nu weg.


Als je hier heel stil wordt kun je het al Pasen horen worden. En heel in de verte komt al het geluid van die grote stormwind van de Geest van Pinksteren: voor wie bij Jezus horen wil God dichtbij zijn, dichter bij dan wij ons denken kunnen. Vader, kijk nu goed: Ik sterf. Waar zijn uw handen die mijn leven ontvangen en weer opbouwen zullen? Waar zijn uw handen om mijn geest in te geven en weer te ontvangen als de grote Geest die Heer is en levend maakt? Jezus riep zijn laatste adem uit. En geloof zij God die naar zijn woorden hoorde.


In zijn sterven roept Jezus ook om aandacht van de mensen om Hem heen. Dat was het tweede waar we op zouden letten. Het was een heel gedoe, daar op die heuvel Golgota. Mensen liepen af en aan, ze praatten en wezen, ze spotten en riepen, ze boden tegen elkaar op in hoon, ze pestten en treiterden Jezus. Marcus vraagt er speciaal aandacht voor hoe intens eenzaam Jezus daar hangt. Tot op vers 37 geeft hij geen positief woord door van mensen rondom Jezus. Dat er lichtpuntjes waren in de duisternis horen we van andere evangelisten: die ene misdadiger aan het kruis, Johannes en Maria. Marcus houdt het bij de grote lijn: een kruisiging als samengebalde schande, spot en hoon, mensen die Jezus niet alleen kruisigen maar Hem ook afmaken met hun woorden. Jezus is passief. Het wordt aan Hem gedaan. Hij wordt afgemaakt, uit de weg geruimd.


Ja, dat zou je denken als je tot zover Marcus bericht gelezen hebt. Maar dan roept Jezus zijn sterven uit. Hij bezwijkt maar niet, Hij laat zich maar niet opruimen. Mensen, jullie daar allemaal, die daar staan en rondlopen en praten en druk zijn, en denken: die maken we af, die ruimen we op, let op, kijk goed: Ik sterf. Jullie maken Mij niet dood, Ik sterf. Heel dat rumoer, die drukte, dat volksvermaak op Golgota, zet Hij in één keer stil. De laatste spot besterft de mensen op de lippen: stil, laat ons zien of Elia komt. Maar dan roept Jezus en sterft. En dan wórdt het stil. Jezus’ leven is niet als een nachtkaars uit gegaan, Hij heeft er zelf een einde aan gemáákt, met een dáád van overgave. Dan zwijgt de spot, en zwijgt de haat, met een ongemakkelijk zwijgen. Marcus wijdt er geen woord meer aan.


Hier is iets gebeurd, een dáád gesteld. Kijk goed: Ik sterf. Maar wat is hier dan gebeurd? Ja, iets waar mensen niet zomaar mee klaar zijn. Iets groots. De hoofdman, de officier van het executiepeloton, die gezien heeft hoe Jezus zijn laatste adem uitriep met macht, heeft dat door: waarlijk deze mens was een godenzoon. Hij heeft de boodschap verstaan: niet jullie executeren Mij, Ik sterf. Maar bij dat grote blijft deze soldaat staan. Hij zegt niet: dit was de Zoon van de God, maar: dit was een godenzoon. Wat er werkelijk gebeurd is, dat is nog meer, nog iets anders. Maar dát dringt nog niet door.

Kijk maar naar die vrouwen. Ze zijn er. Ze kijken uit de verte, kijken intens naar wat er gebeurt op Golgota. Maar dat is het dan ook. Ze zijn getuigen, maar ze begrijpen niet. Ze zien, maar ze geloven niet. Ze nemen in zich op, maar het dringt nog niet door. Ze zagen het sterven, maar niet de daad, niet de macht. Het was te groot om te zien, ergens zoals onze aarde te groot is om te zien als we er op leven.


En tegelijk bevatten deze twee schetsen van Marcus ook een belofte. Hier wordt, door die hoofdman, voor het eerst iets positiefs gezegd over Jezus. En al is het niet alles, het is ook niet niks. En het is uit de mond van een heiden, een soldaat. Jezus begint zelf al heen te gaan naar de hele wereld. En die vrouwen, ze worden hier voorgesteld, en straks zien een paar van hen waar Jezus begraven wordt, en overmorgen gaan ze op weg en worden diezelfde vrouwen boodschappers van zijn opstanding. Jezus zorgt er zelf voor dat gaat doordringen wat hier gebeurd is. De echo’s van zijn sterven met sterke stem zijn nog niet verstorven als de boodschap van Pasen klinkt.


Dan gaat langzaam iets doordringen van wat hier gebeurd is. Het bereikt de apostelen en het bereikt vele anderen. En een heel Nieuw Testament wordt straks om Golgota heen geschreven. En in de kerk denken van het begin af aan mensen hier over na. Wat is hier gebeurd? Wat betekent dat: de dood van Gods Zoon voor ons? Mensen schrijven er over, belijdenissen leggen er iets van vast. Maar nog lang niet is het uitgeput. Na tweeduizend jaar hebben we vele woorden, goede woorden, maar geen complete woorden. Nog steeds, als we Jezus’ stem horen: kijk goed, Ik sterf, stokken onze gedachten, eerbiedig, voor een immens te groot. De hoogte, breedte, lengte en diepte van de liefde van God voor ons in Christus Jezus, onze Heer, wie zou die peilen?


En juist daarmee spreekt de Here Jezus ook ons hier aan. Kijk goed, Ik sterf voor jou. Ik doe dat. Jij was daar niet, en ook al zou je er geweest zijn, je had Mij niet geholpen. Maak jezelf niks wijs. Misschien had je niet gespot, maar verder dan ’wat indrukwekkend’ of verder dan kijken uit de verte was je niet gekomen. Mensen zijn uit zichzelf niet bereid hun leven op te geven, om het weer te vinden. Dat moest Ik eerst voor jullie doen, en jullie voordoen. Kijk goed: Ik sterf voor jou. Jij was daar niet, op Golgota. Ik was daar. En Ik was daar voor jou, tot het laatste toe.


Kijk goed: Hij sterft voor ons en Hij wil dat we het weten ook. Want zoals Hij gestorven is, zo hadden wij móeten sterven. Wat Hem overkomen is, dat hadden wij verdiend. Wij met onze eigenwaan en onze eigendunk, hoe verborgen misschien ook. Wij die als God willen zijn en ons eigen leven bepalen. Wij die onszelf toch wel zo belangrijk vinden, zo belangrijk dat we zelfs van de hele wereld medelijden willen als we zielig zijn. Nee, wij zijn geen koning der Joden, maar wel koning van ons eigen leven, ons eigen huis, onze eigen kamer desnoods. Als er iemand die spot en die hoon verdient, dan zijn wij het, dan ben ik het, dan bent u het. Kom op dan, bepaal dan je eigen leven. Zo, dus jij bent de baas hier. Nou, een mooie baas en een indrukwekkende zaak, maar niet heus. Wie zich door Jezus’ sterven voor ons niet wil laten aanspreken en zich dat niet wil laten geven als verzoening voor het eigen bestaan, die kan tot in eeuwigheid rekenen op deze spot, en met recht: zo, is dat nu wat jij van je leven gemaakt hebt, mooie boel.

Kijk daarom maar goed. Jezus vraagt onze aandacht voor zijn sterven. Let op: Ik sterf voor jou. Neem jij mijn goede leven maar aan, mijn goede daden, leef daar maar uit. Dood gegaan in schande en spot ben Ik al voor jou. Roep God er maar bij in je leven. Het kan, want al jouw zonde, kwaad en egoïsme heb Ik al weg gedaan. Kijk maar goed: Ik sterf voor jou. Leef jij dan voor Mij?


Morgen is het stille zaterdag. Dat is eigenlijk best een mooie naam. Laten we morgen nog eens nadenken over vandaag, over vanavond. Want zo makkelijk dringt het niet door, wat hier, op Golgota gebeurd is. Daar moet je stil voor worden. Vatten zullen we het nooit, daarvoor is het te groot. Maar als we stil worden, en bidden: ontsluit, o Heer, voor U ons hart, dan zullen we ook zien hoe waar, hoe werkelijk het vervolg van dat gezang in ons leven wordt: Gij schenkt ons vreugde door uw smart, Gij heelt ons door uw wonden. Amen.


<<<