Loenen-Abcoude 25/12/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Hoe bewust zou het zijn, dat wij in onze gereformeerde traditie gewend zijn om op de eerste kerstdag s morgens al bijeen te komen en eredienst te houden? Zou dat expres gegaan zijn? Het is opvallend, dat wel. De mensen die u vanmorgen tegen bent gekomen, op weg naar de kerk, ach, dat zullen ook wel gereformeerden geweest zijn. De doorsnee Nederlander begint immers pas in de loop van de middag met zijn kerstfeestviering. En trouwens, misschien hebt u zelf ook wel dat gevoel, van: het echte kerstfeest vier je s avonds, met gezelligheid en een goede maaltijd. Die kerkdiensten van overdag, wel, die geven je hopelijk wat stof tot nadenken, en stof voor een goed gesprek aan tafel.
Toch ben ik blij, dat wij vanmorgen, bij het heldere licht van de dag, beginnen met ons kerstfeest. De ochtend is immers de tijd van de nuchterheid en de eerlijkheid. En daar wil ik vanmorgen eens mee beginnen, met de nuchterheid en de eerlijkheid die bij een christelijk feest hoort. Want, zeg nu zelf, bij alles wat kerstfeest nog meer is, is kerst niet in ieder geval ook het grote feest van het doen alsof?
En nee, dan denk ik niet alleen aan wat er om ons heen allemaal gebeurt. Dat ook. Want: Eer aan God in de hoogste hemelen. Op aarde vrede: in mensen welbehagen - dat roepen de engelen uit bij de geboorte van Jezus. En tot op de dag van vandaag echot hun roepen door de geschiedenis. En zoals dat meestal met echos gaat: de eerste woorden zijn niet meer te verstaan. Eer aan God in de hoogste hemelen, dat zal wel, maar dat zet niet de toon voor de grote kerstfeestvieringen in de wereld. Vrede op aarde: in mensen welbehagen, of zelfs, in een verbastering van de uitspraak: vrede op aarde bij mensen die van goede wil zijn. Dat wordt gevierd. Een paar dagen, een dag, een avond, net zo lang als mensen het inderdaad volhouden om van goede wil te zijn. Breeduit wordt de vrede gevierd, en de vrede... gespeeld. Van de grote wereldleiders, die elkaar kerstboodschappen sturen, tot in de gezinnen en de families, waar alle spanningen en ruzies even, eventjes, aan de kant gezet worden. We spelen de vrede, we spelen de harmonie, we spelen alles wat we zo graag zouden willen, maar niet kunnen krijgen, omdat we geen goede mensen zijn. Eventjes: een paar dagen, een dag, een avond. Feest van het doen alsof.
En laten we nu niet zeggen: ja, dat is in de wereld zo, maar bij ons niet. Net alsof ook bij ons niet kerst bij uitstek het feest van gezelligheid, vrede en harmonie moet zijn. En net alsof ook wij niet onze wapenstilstanden sluiten, in de kerk en in het gezin, zo onderling, om in ieder geval de kerstavond niet te verpieteren. Net alsof er onder ons niemand is, die deze dagen zijn pijn, zijn woede of zijn verdriet zit te verbijten, want: stil, niet op het feest. Feest van het doen alsof, dat toch in ieder geval ook.
En laten we nu eens even, in alle eerlijkheid, doorvragen: is dat nu met die engelen eigenlijk ook niet zo? Ook als we hun héle boodschap horen, inclusief dat: Eer aan God in de hoogste hemelen, is dat: Op aarde vrede: in mensen een welbehagen, niet een schoolvoorbeeld van doen alsof? Wie roept er nu op aarde vrede in ónze wereld? Wie eerlijk en nuchter rondkijkt en -luistert, die moet toch zeggen: nou, misschien eventjes, rond kerst, als iedereen doet alsof, maar verder: ho maar. Na het kerstbestand gaat de oorlog, gaat de guerilla, gaat de onderdrukking, gaat de uitbuiting, de ruzie, de vete, en noem maar op, gewoon verder.
Ja, wat is dat eigenlijk voor een boodschap, die die engelen uitroepen in de nacht? Wel, het is nu morgen, dus de tijd om daar eens rustig naar te luisteren, los van alle romantiek en illusies, los van alle doen alsof. Want bij een christelijk feest, en zeker bij hèt Christus-feest, hoort eerlijkheid en nuchterheid, en hoort gewoon onder ogen zien van de werkelijkheid, ook als die hard is. Wij vieren geen illusies, omdat wij geen illusies geloven. Wij vieren de werkelijkheid van: U is heden de Redder geboren, Christus, de Heer, in de stad van David.
Goed, reëel dan, wat is dat voor een boodschap, van die engelen? Wel, laten we eerst eens goed kijken. Wie zijn hier aan het woord? Engelen, boodschappers van God, dienende geesten die bij God horen, die zijn heerlijkheid uit de hemel meebrengen. Het is morgen, dus we kunnen gemakkelijk alle associaties aan kerstboom-engeltjes en andere gevleugelde peuters vergeten. En we doen er verstandig aan om meteen ook even alle gedachten aan gezelligheid en rust, en een zogenaamde stille nacht die nooit bestaan heeft heel ver weg te stoppen. Want Lucas tekent ons hier een grote hemelse legermacht. Hier zijn soldaten aan het woord. En, ondanks alle mythologie, ze zongen ook niet. Het zou wat waard zijn als we eindelijk eens de gedachte aan zingende engelen, laat staan zingende engeltjes, kwijtraakten. Bij mijn weten zingen engelen in de bijbel nergens. Ménsen zingen.
Maar zeker hier zingen de engelen niet: ze heffen een spreekkoor aan, zoals soldaten doen. Ze roepen, met elkaar mee en tegen elkaar op: Eer aan God in de hoogste hemelen, en: Op aarde vrede: in mensen een welbehagen. Ze scanderen het, zoals soldaten doen, in ruige, korte, soldatentaal. Niks geen welgevormde zinnen, niks geen uitgebalanceerd libretto voor een hemels koor. Het zijn de korte zinnen waar de cadans van de lange mars nog in zit. Hier staan geen mensen die doen alsof, maar hier staan hemelse soldaten, die hun overwinning uitroepen. Al hun woorden hebben de kleur van: nu, nu gaat het gebeuren, nu gaan wij winnen! Eer aan God in de hoogste hemelen. Op aarde vrede: in mensen een welbehagen.
Broeders en zusters, het is ochtend, en in het licht van de nuchterheid weten we allemaal dat je soldaten niet wereldwijs hoeft te maken. Zij weten wat er te koop is op aarde. Ook deze engelen weten maar al te goed dat het geen vrede op aarde is. Ook zij weten dat heel West-Europa en het Middellandse-Zee-gebied overheerst wordt door de Romeinen; dat er geen vrede is, maar dat een vreemde overheerser zijn volkstellingen uitschrijven kan - en de mensen moeten gaan. Toch roepen zij nu de vrede uit, en de eer van God, want nu gaat er vrede komen, dat is zeker.
Waarom? Wel, kijk maar naar het moment waarop deze engelen spreken: midden in die wereld zonder vrede is nu de Redder geboren. In dezelfde korte soldatentaal had één van de engelen het aan de herders verteld: Wees niet bang. Let op: ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk is. Vandaag is uw Redder geboren, Christus, de Heer, in de stad van David. De Redder, de Bevrijder, daar gaat het om. Heiland klinkt in onze oren hier veel te dierbaar. Dan denken we aan een heelmeester, een dokter, met zachte handen. Dat is de Here Jezus ongetwijfeld ook, maar hier gaat het om iets anders: nu is de Bevrijder er, Christus, de Heer. En Hij is niet maar in Bethlehem geboren, nee: in de stad van David. We hebben weer een koningszoon, zong Jesaja al. Nu, zegt de engel, hier is Hij, de Koning op Davids troon.
En is het dan meteen vrede op aarde? Nou nee, er is nog maar een kind geboren. Maar, nu de Redder er is, nu gaat die vrede wel zeker komen. Want, om het eens eenvoudig, maar duidelijk te zeggen: nu gaat God zelf zich er mee bemoeien. In de komst van de Redder, de goddelijke Redder, blijkt: God heeft een welbehagen in mensen, God zelf gaat zich over mensen ontfermen, Hij gaat helpen, ingrijpen, beslissende daden doen. En dan kómt er ook vrede op aarde, vroeg of laat. Eer aan God in de hoogste hemelen. En daarom scanderen die engelen juist deze woorden. Dankzij God, in de hoogste hemelen, komt er vrede op aarde, want Hij heeft een welbehagen in mensen. Ze kondigen geen vrede af, maar kondigen vrede aan: het is hun krijgsleus, vol vertrouwen: nu Jezus er is, de Redder, nu gaan wij winnen!
Daarmee is het contrast niet weg. Dit wordt uitgeroepen door hemelse soldaten, midden in een wereld die geen vrede heeft. Geen vrede in de oppervlakkige zin van het woord: want er is een vreemde overheerser aan de macht in het land waar Jezus geboren wordt, en onrecht, onderdrukking en verkrachting zijn ook in de nacht van zijn geboorte doorgegaan zoals altijd. Het is echt alleen maar een oude mythe die vertelt, dat de nacht van Jezus geboorte een stille nacht was, waarop zelfs de tijd stilstond en de hele kosmos de adem inhield. Maar het is ook duidelijk geen wereld die vrede heeft in de diepe zin van het woord. Dat bleek wel uit de reactie van de herders. Toen de engel verscheen, en zij de heerlijkheid van God proefden, toen werden zij bang. De heerlijkheid van God, dat is, zeg maar, het zuivere licht, dat zijn de ogen die door je heen kijken en alles wat in je hart huist aan het licht brengen. Gewone mensen waren het, die herders, herkenbaar tot en met. Oog in oog met de bovenmenselijke eerlijkheid van God werden ze bang: hier helpt geen verstoppen, hier komt alles, werkelijk alles aan het licht. Broeders en zusters, herkenbaar, niet? Of wij werkelijk vrede hebben, niet alleen in Nederland, maar ook in ons eigen leven, in ons eigen zelf, dat blijkt in het schijnsel van de heerlijkheid van God, die heerlijkheid die tegelijk eindeloze eerlijkheid is, die alles aan het licht brengt.
Ja, maar dán zegt die engel: wees niet bang, want vandaag is je Redder geboren. Je Redder voor dát alles, ván de grote algemene onvrede in de wereldgeschiedenis, tót die kleine, maar zo venijnige onvrede die in ons aller hart schuilgaat. Want God, die grote eerlijke God, Hij heeft een welbehagen in mensen, in zulke mensen, in mensen zoals wij. Hij wil helpen, redden, verlossen. Dat blijkt nu in de komst van Jezus. En daarin gaat zon gedeelte van Jesaja, dat we gelezen hebben, helemaal voor ons open. Hier is de God, die de Hoge is en de Verhevene. En Hij zegt: Ik woon in de hemel, ongenaakbaar, maar ook bij wie verdrukt worden, bij wie gering zijn. Ik zal hen opbeuren en nieuwe moed geven. Want Ik blijf niet aanklagen, Ik kan niet boos blijven, anders zouden ze nog bezwijken onder mijn woede. Vrede schenk Ik hun, vrede, of ze nu ver weg wonen of dichtbij zijn.
Daar spreken die engelen van, kort en krachtig, in soldatentaal, maar eindeloos diep. In Jezus, in deze Redder-Koning, komt God wonen bij wie verdrukt worden, bij wie gering zijn: Hij wil hen helpen, redden, bevrijden. Het is een open boodschap, open zoals het evangelie zelf, uitnodigend voor allen: kom, laat je redden, laat je vrede geven door deze Jezus. Houd geen afstand van God, trek je niet terug op jezelf, want dan krijg je nooit rust. De goddelozen, wie zich aan God niet storen, die zijn als de onstuimige zee: de golven komen nooit tot rust. Wie zich aan God niet storen, die hebben geen vrede. Maar waarom zou je je aan God niet storen? Hij geeft vrede op aarde, in Jezus, de Redder, de Heer, de Koningszoon.
Het is ochtend, tijd van de nuchterheid en de eerlijkheid. Wat was dat nu voor boodschap, van die engelen? Wel, het was een soldatenboodschap, en ze werd gesproken bij de geboorte van Jezus. Nu dit Kind geboren is, nu het hier gaat over Christus, de Heer, de Davidszoon, de Bevrijder, nu kan het uitgeroepen worden, dat er, dankzij God (eer aan God in de hoogste hemelen), nu vrede komt op aarde, omdat Hij zich nu over mensen ontfermen gaat. En laten we wel zijn, dát vieren we toch met Kerst? Kerst is niet het feest van de gekomen vrede, van de bereikte rust, van de veroverde gezelligheid, Kerst is het feest van de gekomen Vredevorst, van de Bevrijder die de rust brengt. En de rest? Nou, daar wordt aan gewerkt, maar het is ochtend genoeg om ons niet met een romantisch kluitje in het riet te laten sturen.
Maar goed, het is ook ochtend genoeg om je dan af te vragen of de bijbel ons niet weinig meer dan een zoethoudertje geeft. Als alles nog komt, wat hebben we dan vandaag nog te vieren? Blijven de woorden van de engelen dan geen roepstem in de nacht, over een dag van vrede die eens, eens komen zal? Me dunkt, dat blijven ze niet. Want het ging allemaal toch over Jezus, de gekomen Koning. Nu Hij er is, nu komt er vrede. En is dat dan niet begonnen? Heeft Hij niet een spoor van vrede getrokken op aarde? Heeft Hij niet met woord en daad laten zien dat God zich over mensen wil ontfermen. Paulus zegt ergens, dat in Jezus de mensenliefde van God is verschenen op aarde. En zo is het toch ook? Hoofdstuk na hoofdstuk in Lucas, en in de andere evangeliën vertelt ervan.
Maar, God laat in Jezus zien dat Hij van ons houdt zoals wij werkelijk zijn. En dat Hij niet met halve maatregelen genoegen neemt als het er om gaat om mensen te redden. Hij is geen mens, zoals wij, die met de buitenkant genoegen zou kunnen nemen. Het is pas werkelijk vrede als mensen weer open, frank en vrij, voor God kunnen staan, als zij de heerlijkheid en de eerlijkheid van God zelf verdragen kunnen, dat zuivere licht, die ogen die aan het licht brengen wat in ons hart huist. Zolang dát niet in orde is, kan vrede op aarde in de zin van afwezigheid van oorlog en onderdrukking nooit een blijvende zaak zijn. En daarom gaat God allereerst dát in orde maken. Al bij zijn geboorte kan Jezus nooit los gezien worden van zijn kruis. Inderdaad, bij zijn komst in de wereld heeft Hij vrede verkondigd, vrede aan hen die veraf waren, en vrede aan hen die dichtbij waren. Maar de vijandschap heeft Hij gedood aan zijn kruis. En nergens anders kan de vijandschap werkelijk gedood worden. Niets anders kan haat, onvrede, frustraties en woede werkelijk wegnemen, dan die werkelijke liefde met de daad die de Here Jezus ons daar gegeven heeft. Niets anders kan ons eindeloze gevoel van onzekerheid over onszelf, dat aan het licht komt zodra wij werkelijk eerlijk worden, of, zodra wij in Gods licht gedwongen worden om werkelijk eerlijk te worden, - niets anders kan ons besef van kwaad wegnemen, dan zijn leven dat voor ons gegeven is, om ons weer vrij te laten staan, voor God en voor elkaar.
Broeders en zusters, Hij, Jezus, is onze vrede, omdat Hij, Jezus, de vleesgeworden mensenliefde van onze God is. Die vrede laat zich nu al proeven en delen bij Hem. We mogen ons geliefd en aanvaard weten door Hem, we mogen ons kwade verleden achterlaten bij Hem, we mogen leren wat liefhebben is bij Hem, we mogen de kracht vinden om er iets van in praktijk te brengen bij Hem, en we mogen bij Hem de energie vinden om het vol te houden in een wereld waar nog steeds geen vrede heerst, maar waar eens wel vrede komen zal. Komen, in één keer, onverwachts, als Gods nieuwe wereld komt.
Het is ochtend, tijd om nuchter en eerlijk te zijn. We vieren vandaag geen vrede op aarde, want Gods nieuwe wereld is er nog niet. Er is niets waarom wij zouden doen alsof het allemaal in orde is met ons. Want het is niet in orde met ons. Daarom hebben wij Jezus zo nodig, Christus, de Heer, de Vredevorst. We mogen vieren dat Hij gekomen is, eerlijk en nuchter, met een open oog voor ons leven en onze wereld. Doen alsof, dat hoort bij mensen die zich aan God en aan Christus niet storen. Dan kan het niet anders, of het spel van kerst breekt af de dagen erna. Dan moet je het ook merken: wie zich aan Christus niet storen, die hebben geen vrede. Maar laten we eerlijk zijn, en ons verwonderen: God wil zich over ons rotte leven en over onze rotte wereld ontfermen, in Jezus, onze Heer. Hij zelf gaat zich met ons bemoeien, in eigen persoon. Dan gaat er ook iets gebeuren. Dat is al gebleken in Jezus Christus. Het blijkt nog in de vrede die er van Hem uitgaat. Het zal blijken, eens, als de totale vrede gekomen is. De Redder is er. Laat het daarom ook onze woorden worden: Eer aan God in de hoogste hemelen. Op aarde vrede: in mensen een welbehagen. Amen.