Loenen-Abcoude 27/12/98
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
We moesten vanmorgen maar een rustig een stukje verder lezen in Lucas. Vrijdagmorgen zagen we hoe buitengewoon gewoon alles eigenlijk toeging rond de geboorte van Jezus. Op de komst van de engelen na is alles wat in het eerste gedeelte van Lucas 2 verteld wordt eigenlijk heel gewoon. Bijna alledaags. De verbazing van de mensen die over dit kindje horen vertellen zit hem juist in de buitengewone dingen die over dit heel gewone kindje uitgesproken worden.
Als we nu de volgende twintig verzen doorlezen kan meteen opvallen dat we daarin eigenlijk precies dezelfde opbouw vinden. Het begin is heel gewoon: Jezus wordt besneden, Hij krijgt zijn eigen naam, en Hij wordt, net als alle eerstgeborenen aan de Here God gewijd. Zijn ouders brengen voor Hem het gewone offer van de armen. Ook het slot is weer heel gewoon. Ze gingen naar huis, naar Nazaret in Galilea, en daar groeide het kindje voorspoedig op. En net als in het eerste gedeelte de goddelijke woorden van de engelen het gewone kindje in een buitengewoon licht zetten, zo horen we hier Simeon woorden van God spreken, gedreven door de Geest, woorden die opnieuw verwondering oproepen, nu bij Jozef en Maria. En zoals in het vorige stuk de herders onbezoldigde predikers van het evangelie worden, zo treden hier Simeon en Anna aan, om alle mensen die uitzagen naar de verlossing in Jeruzalem de goede boodschap te brengen.
Opnieuw worden we dus op het spoor gezet van iets buitengewoon gewoons. Simeon openbaart het ons: de gewone gang van het kind Jezus onder de wet, blijkt buitengewoon heil en licht voor Israël en voor alle volken. Ook voor ons dus. We zullen een en ander weer verder nalopen in de preek. De gewone gang van het kind Jezus onder de wet, blijkt buitengewoon heil en licht voor Israël en voor alle volken.
De gewone gang van Jezus onder de wet, die zien we getekend in de eerste verzen hier bij Lucas. Net als Johannes die later Johannes de Doper zou zijn, en net als ieder ander jongetje dat geboren werd in het volk Israël, wordt Jezus de week na zijn geboorte besneden, en bij die besnijdenis krijgt Hij zijn eigen naam.
En na de veertig dagen van onreinheid na de geboorte gingen Jozef en Maria met Jezus naar de tempel om Hem, als gewone eerstgeborene, aan de Here God te wijden, en het offer te brengen dat de geboorte van iedere zondaar begeleidde. Net zoals je in het begin van hoofdstuk 2 Jozef en Maria als het ware onder ziet duiken in de iedereen die zich ging laten registreren, en zij twee mensen in een grote menigte worden, zo zien we hier in die eerste verzen vanaf vers 21 Jozef en Maria en Jezus opgenomen worden in die grote massa van Israëlieten die doen wat de wet van de Here voorschrijft. Op de nuchtere verteltoon van Lucas passeren hier de gewone dingen.
Dan verschijnt een oude man op het toneel, een zekere Simeon. Lucas tekent hem als het prototype van een goede Israëliet: rechtvaardig, vroom, en vol verwachting. En hij vertelt erbij dat deze rechtvaardige in Israël bovendien de bijzondere belofte van God had gekregen met eigen ogen de Messias te zullen zien. Simeons leven was totaal gestempeld door het spreken van God. Gods beloften lieten hem uitzien naar wat kwam, Gods wetten en geboden riepen gerechtigheid en trouw in hem op. Zijn leven was één dienst aan God geworden, vol van de Geest van God.
Het is de moeite waard juist bij die heel uitvoerige tekening van Lucas hier even stil te houden. Waarom zou Hij zo uitvoerig zijn? En straks bij Hanna opnieuw. En waarom op deze manier uitvoerig? Als we ons even de beschrijving bij Hanna proberen te herinneren, en kijken wat die bij ons oproept aan bijgedachten, zien we daar dan niet weer een prototype getekend van, ja eigenlijk van Israël zelf? Hanna uit Aser, één van die tien stammen, die na een relatief korte tijd van wonen in het land Kanaän, in ballingschap waren gevoerd en voor het grootste deel verdwenen waren. Juist in de uitvoerige tekeningen van de personen kan blijken dat Simeon en Hanna voor Lucas niet alleen op zichzelf staan en voor zichzelf spreken. Dat ook, natuurlijk. Lucas fantaseert hier niet. Maar in die twee oude mensen ziet hij, dat blijkt in zijn portret van hen, het volk Israël zelf vertegenwoordigd. Ze beelden het uit.
Als Lucas zijn evangelie schrijft hebben de meeste Joden zich van Jezus afgekeerd en vervolgen ze de gemeenten. Het is alsof Lucas daartegenover aan het begin van zijn evangelie telkens weer (ook al in de beschrijving van bijvoorbeeld Zacharias, Elisabet, Jozef en Maria, de allereerste, de goede reactie van Israël op Jezus naar voren wil halen. En het is alsof hij er, bij al het andere, ook mee zeggen wil: let op, verkijk je niet op de situatie: er is een overblijfsel naar de verkiezing in Israël. Het is niet óf jood óf christen. Het is: wie wérkelijk Israëliet is, ziet in Jezus heil en licht ook voor Israël, ziet in Jezus de Messias uit de joden.
Zo wordt Jezus, met zijn vader en moeder, hier door Simeon uit de grote rij van tempelgangers naar voren gehaald. Laten we dat ons maar heel concreet voorstellen. Zoals bij ons een vader en moeder met een kindje in de kinderwagen volstrekt opgenomen kunnen zijn in de massa die in, zeg, een winkelcentrum rondloopt, op zaterdagmiddag, zo waren Jozef en Maria en Jezus helemaal opgenomen in de massa van de tempelgangers. Drie van de iedereen. En zoals mensen onder ons dan plotseling de krant kunnen halen omdat ze blijken de honderdduizendste bezoeker te zijn, zo haalt plotseling Simeon deze drie hier naar voren, niet omdat zij de zoveelste tempelbezoekers zijn, maar omdat de Heilige Geest hem geleerd heeft dat dit kind, in al zijn gewoonheid, buitengewoon bijzonder is. Zo bijzonder, dat Hij voor Simeon het einde van zijn dienst betekent. Jezus betekent Simeons emeritaat. En bij alle associaties die Lucas al opgeroepen heeft komt vanzelf nu ook die andere, dat Jezus het emeritaat betekent van de speciale manier waarop God met zijn volk Israël heeft willen omgaan, de manier van de wet en het verbond op de Sinaï.
Dit kindje betekent in al zijn gewoonheid, op goddelijk gezag van de Geest, Gods heil en licht voor Israël en voor alle volken. Hoe dan? Nou, net als bij het eerste gedeelte van Lucas 2 hebben we weer het heel gewone nodig om het buitengewone hier goed te begrijpen. Want het is juist in het heel gewone van besnijdenis, naamgeving, wijding en offer dat het buitengewone van Gods heil en Gods licht uitkomt. Het is Gods heil en een stralend licht van Gods genade, dat dit heel gewone met Jezus gebeurt. Hij is niet gekomen om Gods woorden in het oude testament af te breken, maar om ze te vervullen in heel gewone daden van gehoorzaamheid aan de wet. Het leven van Jezus staat vanaf het begin in het teken van doen zoals de wet van de Heer voorschrijft. Gods heil en Gods licht komen daarin uit dat werkelijk gebeurt wat moet gebeuren, dat gebeurt wat God in al die woorden van beloften en geboden bedoelde.
Kijk maar naar die besnijdenis van Jezus. Wat betekent de besnijdenis in het oude testament? Wie even terugdenkt aan de gang van zaken in de tent van Abraham en Sara, ziet, dat het in de besnijdenis heel geconcentreerd daarom gaat dat mensen niet in eigen kracht redding vinden en niet op eigen vermogen hun toekomst kunnen bouwen. Als puntje bij paaltje komt zijn mensen ondanks al hun kracht en rijkdom (Abraham) niet in staat zichzelf toekomst te geven (Abraham en Sara waren onvruchtbaar). Alleen als de Here God zelf ingrijpt en de blokkades in mensen wegneemt kan de beloofde zoon geboren worden. Voor de besnijdenis bleek Abraham wel in staat Ismaël te verwekken, maar niet Izaäk, de wonderzoon. Daarvoor is Gods eigen bemoeienis nodig. Niet Abraham moet inventief wezen, maar God moet redden, helpen, bevrijden. De besnijdenis is de geloofsdaad van afhankelijkheid en verwachting van de Here. Eigenlijk betekent de besnijdenis, helemaal geconcentreerd in zon kleine handeling, met de daad zeggen, belijden, uitspreken: de Here redt. Ergens gold voor iedere besneden Israëliet dat hij de naam Jezus in zijn lichaam droeg.
En nu komt daar Jezus zelf. Degene om wie het in de besnijdenis uiteindelijk ging. Hier wordt heel de besnijdenis metterdaad vervuld: wat God in dat teken uitgesproken had aan beloften en verwachtingen, het gebeurt in dit kindje. Hij is de Here die redt. En de oude Simeon, die zijn leven lang in het geloof dat de besnijdenis oproept geleefd had, die mag het zien: ook zijn besnijdenis gebeurt hier, in dit jongetje. En wat is hij blij: Nu kunt u mij, uw dienaar, Heer, in vrede laten gaan, zoals u hebt gezegd. Want mijn ogen hebben uw heil gezien.
En net zo is het met de wijding van Jezus als oudste zoon aan God. De Here God had het volk Israël als zijn oudste zoon uit Egypte verlost ten koste van de oudste zonen van Egypte. En Hij had gezegd: omdat het zo is gegaan, moeten jullie, Israëlieten, Mij al jullie eerstgeborenen toewijden. Zij vertegenwoordigen jullie bij Mij. Eigenlijk zijn jullie allemaal mijn kinderen. Dat moet je vorm geven in de bijzondere wijding van jullie oudste zonen en de eerstgeborenen van jullie dieren.
En alle diepte en verbanden die in die situatie en in die opdracht besloten liggen, ze worden hier vervuld, nu het gebeurt dat Gods eigen Zoon, de enige en natuurlijke Zoon van God zelf, komt en zich als kind al wijdt aan zijn Vader. Om het in een beeld te zeggen: het wiel van de instellingen van Israël, waarin alle spaken naar binnen wezen en het volk Israël richtten op Gods eigen Zoon, dat wiel krijgt hier zijn as, de as waarop het draaien kan, rijden kan, lopen kan als de vreugdeboodschap van het evangelie. De wet van Israël, tot in de details van de ceremoniën en instellingen toe, wordt hier gedaan, in de heel gewone handelingen die aan het kindje Jezus verricht worden.
En Simeon ziet het en Gods Geest opent hem de ogen: dit gebeuren, dit is werkelijk het heil voor Israël, ja voor de volken, hier gaat licht van bevrijding en verlossing stralen, dat reikt tot de einden van de aarde.
Nog maar een keer haal ik dat heel gewone naar voren. Want het lijkt erop dat ook hier weer de verwondering die opgeroepen wordt zit in de combinatie van het heel gewone en het buitengewone. Jozef en Maria waren verwonderd over wat er over Jezus gezegd werd. Daar moeten we niet overheen lezen. Want juist Jozef en Maria waren op dit moment de mensen die het meeste wisten over hun kind. Ze wisten en ze beseften, ze geloofden dat Jezus de Messias was. Wat is er dán nog voor wonderlijks in de lofzang van Simeon? Zijn deze woorden dan niet juist de woorden die je verwachten zou?
Het lijkt me dat het wonderlijke hier inderdaad niet zozeer zit in wat Simeon zegt en zingt, maar in het moment waarop hij spreekt. De lofzang van Simeon wordt niet gezongen op pasen, of desnoods op goede vrijdag, maar hier al, als een kleine baby, van een maand of wat oud de tempel wordt binnengedragen en alles gebeurt wat de wet van de Heer voorschrijft. Dat heel gewone wat hier gebeurt was kennelijk voor Jozef en Maria inderdaad heel gewoon, vanzelfsprekend. Zo had de Here het toch zelf opgedragen? Er is nog niets bijzonders gebeurd met Jezus, en toch klinken hier woorden van heil en licht.
Ja, want dat is het hem juist. Dat heel gewone is hier buitengewoon. Hier gebeurt werkelijk waar het in die heel gewone wetten en instellingen om ging. Hier is het kind dat zijn besnijdenis is. Hier is het kind dat de volmaakt toegewijde Zoon van God is. En die volmaakte toewijding komt uit juist in dat heel gewone. Gods beloften, Gods geboden, Gods instellingen, ze worden niet vervuld door alleen maar heel bijzondere en spectaculaire daden, maar van het begin af door heel gewone daden, daden van gehoorzaamheid, van liefde, van zorg. Daar zit hem de verbazing van Jozef en Maria. Ze hadden nog niet geleerd het goddelijke van Jezus te zien in de allergewoonste details van het leven. Kennelijk dachten ze net als wij vaak, dat God alleen te zien is in het bijzondere, in de grote daden die Hij doet. Je proeft hier in alles de verbazing over de ontdekking van God in de details, in het kleine, het onaanzienlijke, het alledaagse.
En toch is het juist daarin dat we Hem steeds weer ontmoeten. Juist als het over de wet gaat. Later zal Jezus er de farizeeën de mantel over uitvegen, dat ze de wet wel willen gehoorzamen in het bijzondere, tot in de tienden van hun kruiden toe, maar dat ze het gewone voor de hand liggende vergeten en verminken. Hij zelf doet het anders, van het begin af aan. En juist daarin is Hij onze Heer.
Laten ook wij het bedenken en goed toekijken als we juist in deze heel gewone handelingen die aan Jezus gebeuren onder de wet, ons heil horen verkondigen en het licht zien opgaan ook als openbaring voor ons. Ons heil is het juist dat Jezus die heel gewone dingen voor ons gedaan heeft en het licht van zijn leven gaat op niet maar over de toppen van ons bestaan: het schijnt ook in de dalen van ons alledaagse leven. De heel concrete gehoorzaamheid aan Gods goede geboden, die gebeuren moeten niet maar tegenover verre naasten, maar tegenover heel nabije naasten, de mensen om ons heen, in eenvoudige daden van trouw en zorg, die zien we hier in praktijk gebracht als een verzoening voor al onze heel concrete zonden en nalatigheden.
Laten ook wij het bedenken en leren beseffen dat we God best kunnen ontmoeten in de grote, of de schokkende dingen van ons leven, maar dat we Hem meestal zullen aantreffen in de kleinigheden en alledaagsheden van ons bestaan. Hij is de grote en verheven God, en dat kan inderdaad zomaar blijken ook in grote en verheven daden. Maar Hij is ook de kleine, de nederige God, die bij kleine, nederige mensen woont en met hen hun gewone leven leiden wil. Hij is de God die het kan laten stormen in ons leven, groot en indrukwekkend, maar meestal, juist als het om de praktijk van ons leven in gehoorzaamheid gaat, is Hij de God die ons aanziet met de ogen van de ander, de ander die wij helpen kunnen, of de ander die ons helpt. Hij is de God van het manna, van wonderlijke genezingen en spectaculaire uitreddingen. Ja, maar meestal is Hij gewoon de God van ons dagelijks brood, van gewoon werk en gewone dokters en geneesmiddelen en van gewone aandacht.
Als we eerst zo naar Jezus gekeken hebben, die buitengewoon blijkt juist in de allergewoonste dingen van het leven, de primaire vanzelfsprekendheden van Gods goede geboden, dan kunnen we Hem ook in ons eigen bestaan ontdekken. Hij is onze Heer. En zo is Hij ten voeten uit. En als wij ook deze woorden tot ons door laten dringen en overwegen in ons hart, zullen we ook over ons leven die glans zien trekken van het buitengewone, juist in het gewone. Zijn heil omvat ons hele leven, inclusief al het alledaagse, zijn licht overstraalt wat wij vandaag en morgen te doen hebben, het gewone, wat voor de hand ligt, en de gewone mensen, die wij ontmoeten. Laten we nog eens kijken, in Jezus licht zien wij het licht: buitengewoon gewoon. Amen.