Loenen-Abcoude 07/01/01
Amsterdam-C 21/01/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Een drukte van belang aan de Jordaan. Volksstammen lopen uit en laten zich dopen door een merkwaardige figuur: Johannes ben Zacharias. Hij was een profeet, dat is duidelijk. Het woord van God was tot hem gekomen, zoals telkens weer in het Oude Testament. Maar hij liet het niet bij woorden, hij gaf er ook een teken bij: bij zijn woord van bekering, van ommekeer en het beginnen van een nieuw leven, kwam een teken van bekering: hij duwde de mensen onder in het water van de Jordaan. Johannes de Dompelaar heette hij later.
Wanneer je even wat van afstand toekijkt en -luistert zou je kunnen denken dat deze figuur net zo goed ook Johannes de Domper kon heten. Veel positiefs zegt hij niet. Hij is een typische boete-prediker. Alles moet anders, en snel, want de dag is nabij dat alles in vuur en vlam zal vergaan. Toch is het zo negatief niet. Inderdaad, kwaad, egoisme, inhaligheid en afpersing, het moet uit de weg, het moet opgeruimd worden omdat God zelf er aan komt. Maar daar gaat het dan ook om, dat God zelf komt, en dat ieder mens zijn heil zal zien. Wil je dat kunnen zien, dan moet je echt goed kunnen kijken, dan moeten je ogen weer opnieuw open zijn gegaan. Het evangelie van Gods komst bracht Johannes aan het volk, zo lezen we in vers 18, met vele vermaningen.
Dat is echt iets om niet overheen te lezen. Wij houden niet van vermaningen, en hebben het niet op mensen die zeggen dat het anders moet in ons leven. Dat is geen evangelie, geen goede boodschap. Dat is gezeur. Evangelie, dat is pas een boodschap die zegt dat wij vrolijk door kunnen leven omdat God toch alles goed maakt wat wij aan brokken maken. Nou ja, alleen het heel erge, daar moeten we natuurlijk wèl mee ophouden, of, beter nog, daar moeten ze nodig mee ophouden. Wij zitten al in de kerk, en doen netjes ons best. Wij zijn al gedoopt en God houdt van ons. De rest zal dan ook wel goed komen.
Dat is dus een ander evangelie dan het woord dat van God kwam tot Johannes de zoon van Zacharias in de woestijn. Dat was het evangelie van: God komt er aan, in eigen persoon, zijn koninkrijk is vlakbij, bekeer je dus en begin een nieuw leven. Opruimen, houd grote schoonmaak in je leven, dan zul je werkelijk de redding van God kunnen zien. Dit is een evangelie dat serieus neemt dat God echt goed is, dat Hij liefde is, zuiverheid, toewijding en volop licht.
Kennelijk werd dat in Israël destijds nog heel goed beseft. De boodschap van Johannes sprak tot het hart van zijn volk en bracht de stem van hun geweten tot klinken. In massas kwamen ze bij hem om zich te laten dopen en zich aan een nieuw leven te wijden. Mochten daar eerst nog allerlei vage voornemens bij zitten, Johannes prikt die door: Adderengebroed. En dan wordt het heel concreet gemaakt: delen, niet stelen, niet afpersen, tevreden zijn. Zo doe je dat.
Het zijn echt geen grote indrukwekkende prestaties, dat iemand zou kunnen zeggen: ja, ho, dat kun je niet vragen, dat brengt niemand op. Het zijn eerder heel voor de hand liggende dingen, waarvan iedereen al lang vond dat ze nodig waren. Het kinderspel van de tien geboden. Johannes boodschap was eigenlijk heel eenvoudig deze: begin een nieuw leven, het leven dat je altijd al vond dat je eigenlijk moest leiden, dan zul je vergeving van zonden kunnen ontvangen als God verschijnt om je te redden.
Je zou het allemaal in één woord kunnen samenvatten: word consequent. Want het zou wel heel inconsequent zijn om van God vergeving van je zonden, je eigen concrete zonden te verwachten, en daar intussen gewoon mee door te gaan. Lekker egoïstisch je spulletjes voor je zelf houden, vrolijk de tollenaar wezen en de stoere soldaat, en als God dan verschijnt, ja dan...
Omgekeerd zit dezelfde consequentie in de doop van Johannes: als je dan zo graag van je verleden, van die zonden afwilt en vol verwachting uitkijkt naar de redding van God, nou, wees dan nu ook verdrietig er over, doe boete, verneder jezelf voor God, zeg het maar: ik heb mijn leven verzondigd, vergooid, ik ben ondergegaan in zoveel slechts, zo als ik onderga in het water. En Johannes de zoon van Zacharias werd Johannes de Dompelaar.
Nou, en nu dus niet iets denken als: ja, dat was Johannes, en na Johannes kwam Jezus en dat telt nu dus niet meer. Het telt allemaal nog net zo. Het is dezelfde consequentie die we volgende week weer zullen aantreffen rond het avondmaal: je kunt niet avondmaal vieren zonder besef van eigen schuld en tekort en ook niet zonder serieuze inzet om een nieuw leven te leiden. Als dat er niet is betekent het eenvoudig dat je best wilt doen alsof, maar dat het hele evangelie je uiteindelijk niet interesseert. Wie hier niet tussen deze massa mensen bij Johannes de Doper wil gaan staan, wie niet hetzelfde wil zeggen en hetzelfde wil ondergaan, die zal het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.
Maar wie dat wel doet, wie hier leert dat er bij de goede God echt een goed leven hoort, wie hier leert bekennen dat wij dat goede leven uit onszelf niet in praktijk gebracht hebben, maar ons leven in al die grotere en kleinere daden van egoïsme en zelfzucht vergooid hebben, wie hier zijn plaats inneemt onder de mensen die zeggen: maar dat wil ik beter doen, ik wil het tenminste geprobeerd hebben, - die mag ontdekken dat Jezus zelf vlak bij is, dat Hij hier ook staat, dat Hij hier ook afdaalt in het water en zich onder laat dompelen, en die mag ontdekken dat juist hier bij Jezus zich God zelf voor ons opent in al de rijkdom van zijn goddelijkheid. Hier mag je merken hoe letterlijk dat ooit bedoeld was in Jesaja 57:15, dat God zelf in den hoge en in het heilige woont, èn bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest van de nederigen en het hart van de verbrijzelden te doen opleven.
Letterlijk: Jezus is hier dopeling onder de dopelingen van Johannes, nederige onder de nederigen. En dat is niet maar eenvoudig een plaats waar Hij verzeild was geraakt. Hij is hier expres. En hoe diep de betekenis daarvan is merkt niemand die zelf niet ook zijn plaats zoekt onder deze mensen bij de Jordaan. Pas wie zelf eerlijk wordt bij het eerlijke woord van God dat kwam tot Johannes de zoon van Zacharias, en leert inzien dat er echt van alles anders had gemoeten in het eígen leven, die ziet niet maar Jezus zich hier bukken en ondergaan in het water, maar die mag Jezus arm om zich heen voelen als hij zich bukt en vraagt: Heer, wees mij, zondaar, genadig.
Hier, tussen de mensen die zich bukken onder hun kwaad, onder hun ellende, tussen de mensen die vergeving vragen, om genezing roepen, tussen de mensen die uitzien naar de redding van God omdat ze zelf geen redding zien, hier is Jezus op zijn plaats. Hier is, in de taal van de evangeliën, het kerstverhaal pas afgelopen. Hier blijkt waar het met kerst om ging. En daarom past deze tekst vandaag, op de eerste zondag van epifanie, van verschijning, van blijken waar het met kerst om ging: noem Hem Jezus, want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden.
Pas als we Jezus hier zien staan gaan de woorden van onze tekst echt tot ons persoonlijk spreken, lijkt me. Hier krijgen ze allemaal hun eigen kleur. Jezus die gedoopt wordt, ondergeduwd door Johannes, naast al die andere dopelingen, naast al die mensen die zeggen: ik zit stuk, ik ga kapot en dood aan mijn kwaad, pas als God nieuw leven geeft is er hoop. Jezus die zegt: Ik ga stuk, Ik ga kapot en dood aan hun kwaad, Vader, wek Mij op, dan is er hoop. Straks zal Hij het zelf zeggen: Ik moet gedoopt worden met een doop en hoe beklemt het Mij totdat het volbracht is (Luc. 12:50). Wie hier tussen deze dopelingen gaat staan, ontdekt daar niet maar Jezus, maar die ontdekt dat Jezus daar voor hem, voor haar is.
En die mag dán ook ontdekken dat niet maar Jezus er is, voor hem, voor haar, maar dat God zelf zich opent voor ons. Als Jezus na zijn doop in gebed is - trouwens ook iets om niet over heen te lezen: in gebed wijdt Hij zich aan zijn Vader, om de gang te gaan van zijn leven en zijn dood - dan opent zich de hemel en daalt de Heilige Geest op Hem neer in de gedaante van een duif. Een dier vol symboliek, maar vooral ook één van de meest bekende offerdieren. Deze man gaat zichzelf offeren als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt, en de Geest zelf zal Hem daartoe bezielen en dragen. Hij gaat zich op-offeren in de kracht van de Geest.
Voor ons. Wie zich hier mengt onder deze dopelingen, die ziet niet alleen Jezus naast zich: vlak naast hem komt een duif neer, en de boodschap klinkt: deze Jezus zal ook jou dopen met die Geest, Hij geeft deze kracht, deze bezieling door aan jou. God zelf in actie, in beweging, beweging van leven geven, zie Hem vlakbij, en bid, bid zelf om zijn gemeenschap en bezieling. God zelf woont letterlijk bij de nederigen, bij de mensen die stuk zitten. Kijk maar.
En hoor maar. Bij deze ene, die man die je vlak naast je vindt als je tussen deze dopelingen komt staan, klinkt ook een stem uit de hemel: Jij bent mijn geliefde Zoon, de man naar mijn hart! Juist zo, juist hier, juist in vernedering en aan het begin van die lange weg die hier in de doop van Johannes alleen maar aangeduid is, de weg de dood door, juist hier klinken die woorden. Ik ben gekomen om te doen wat Mijn Vader wilde dat Ik doen zou, zal Jezus later zeggen. God zelf was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende, legt Paulus later uit. Juist hier opent God zelf zich in de volheid van zijn goddelijkheid. Niet maar de leer van de drieëenheid blijkt hier werkelijkheid. God zelf blijkt hier de eenheid van leven van Vader, Zoon en Geest, en Hij woont zó bij de nederigen, bij de mensen die zeggen: ik kan niet, ik kan er niet meer tegen, ik houd me niet meer groot, ik geef het op, red mij! Kijk maar, letterlijk bedoeld, Jesaja 57.
Begrijpt u nu waarom ik zo uitvoerig begon over Johannes de zoon van Zacharias, over al die mensen die daar kwamen? Hier moet je niet van afstand naar kijken. Dan laat het je uiteindelijk koud. Hier moet je echt naar toe lopen, je mengen tussen die mensen daar bij de Jordaan, en dan vlakbij zien gebeuren wat te lezen staat in onze tekst. Als je dan bukt, terug denkt aan je eigen doop, ondergeduwd, hoe symbolisch ook, maar toch, dan mag je je omgeven weten door God zelf, God helemaal. Jezus arm om je schouder, zijn Geest in je hart, zijn Vader, die zegt: jij hoort bij mijn geliefde Zoon? Wees welkom mijn kind.
Dát gaan we vieren. Volgende week weer aan het avondmaal. Maar begin er vooral vandaag alvast mee, en morgen en alle dagen. Dat is een goede oefening, want wie hier zn plekkie vindt tussen die dopelingen, die heeft reden tot feestvieren tot in eeuwigheid. Amen.