Lucas 12:22

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 118,1.10
Gezang 35,3
lezen Lucas 12:13-34
Psalm 46,1
tekst Lucas 12:22
Psalm 147,1.2.7
huwelijksbevestiging
Psalm 91,1.8
Gezang 35,1.2

Loenen-Abcoude 29/05/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Een spanningsmetertje, komt u dat bekend voor? Ik heb er zelf helaas geen een, anders had ik het u kunnen laten zien. Maar goed, zo’n toestelletje, met een wijzerplaat, cijfertjes, twee contactdraadjes, en zo, waarmee je kunt meten hoeveel spanning er op een stopcontact, of een zekering, of, nou ja, iets dergelijks staat. Of - als u dat nu niet kent, misschien hebt u wel eens zelf de banden van uw auto opgepompt bij een benzinestation, of gezien hoe iemand dat deed. Op die compressor zit ook een spanningsmeter, die aangeeft, hoeveel bar luchtdruk er al in je banden zit. Goed, hoe dan ook, zo’n soort spanningsmeter wil ik in deze preek aanbieden, aan jullie, Sophieke en Joost, natuurlijk in de eerste plaats, maar tegelijk - het gaat in één moeite door - bied ik hem aan aan u allemaal. Gratis natuurlijk, zoals dat hoort in de kerk. Want in de kerk hebben we alleen dingen die we zelf ook maar gekregen hebben, en die we dus vrolijk met elkaar delen kunnen.

Een spanningsmeter - en dan natuurlijk niet een gewone, zo’n machientje, maar toch, een heel handig ding, dat je van pas komt in je leven, - als je hem gebruikt natuurlijk, maar dat geldt voor al die handige dingen van tegenwoordig. Het spanningsmetertje dat ik jullie, dat ik u mee wil geven, heeft zelfs zo z’n voordelen boven al die sympathieke hulpmiddeltjes waarmee de techniek ons gezegend heeft. Je kunt het namelijk heel makkelijk meenemen, en dan zorgt-et niet voor zo’n merkwaardige bobbel in je zak, dat mensen meteen denken: wat is dat voor techneut, dat-ie met een spanningsmetertje op zak rondloopt? Je hoeft er ook geen batterijen in te doen, die op raken en verwisseld moeten worden, of die je op moet laden in zo’n ander handig apparaatje. Nee, dit spanningsmetertje is werkelijk heel sympathiek. Je hoeft het alleen maar te onthouden. En zelfs dat wordt je makkelijk gemaakt, want het ezelsbruggetje zit er al ingebakken. Nou, zulke pincode’s moeten ze nog uitvinden...

Zoals gezegd, ik kan jullie, ik kan u dit spanningsmetertje makkelijk aanbieden, want ik heb het ook maar gekregen. Daarom, bij dezen, Sophieke en Joost, broeders en zusters, dames en heren, jongens en meisjes, bij dezen bied ik u aan een heel handig spanningsmetertje, namelijk: bezorgdheid - over wat je zult eten om in leven te blijven, of over de kleding voor je lichaam, of over je werk, of over je AOW, of over je nieuwe auto, of over je promotie, of over de opleiding van je kinderen, of over de economische ontwikkelingen, of over je huis, of over je huwelijk, of over je huwelijksfeest, of over je... in ieder geval: bezorgdheid.


Tja, dit metertje meet natuurlijk niet het voltage van het stopcontact in de hoek van de kamer, en ook niet de luchtdruk in de banden van je auto of je fiets. Nee, dit metertje meet iets anders: het meet - vertrouwen, vertrouwen op God, of, anders gezegd, het meet geloof in God, het is een soort ’geloofs-spannings-metertje’. Zoals gezegd: het is makkelijk in het gebruik, heel eenvoudig af te lezen. Je kijkt gewoon naar jezelf, naar je eigen functioneren, en je kunt het zo aflezen: hoe meer bezorgdheid, des te minder vertrouwen. Hoe meer bezorgdheid, des te minder spanning staat er op je geloof. Een kind kan de was doen.

Ik denk zo, dat jullie, Sophieke en Joost, ja, dat wij allemaal dat spanningsmetertje wel gebruiken kunnen. Tenminste, als ik zo dit bijbelgedeelte eens lees, en laat bezinken wat de Here Jezus hier allemaal zegt, en het vergelijk, in de eerste plaats maar met mijn eigen leven, en dan verder ook maar es rondkijk om me heen, nou, dan zou je zo zeggen dat dit toch wel een van de allermoeilijkste bijbelgedeelten zou moeten zijn - allermoeilijkst, niet zozeer om te begrijpen, maar: om te doen. Wat komt hier vaak beroerd weinig van terecht en maken wij ons wèl bezorgd om eten en drinken en kleding en werken en AOW en auto’s, promoties, huizen en huwelijksfeesten en noem maar op. Nee, dat ligt er niet zo dik boven op (maar wanneer leggen wij onze bezorgdheden er nu dik boven op, en praten er honderduit met iedereen over), maar het komt toch wel aan het licht: in onze manier van praten, in onze reacties en overreacties, in onze manier van doen.

Het gaat ons meestal zoals die man, iemand uit de menigte, die tegen Jezus zei: ’Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen.’ Ik weet niet of u zoiets al wel eens bij de hand gehad hebt, het delen van een erfenis met familie, maar wat mij betreft, mij komt die vraag van die onbekende man heel békend voor. Ik zou hem zelf gesteld kunnen hebben. En het zou niet de eerste predikant, of pastoor, zijn, die in een kamertje naast het christelijk sterfkamertje geroepen werd, en voor precies deze vraag zou komen te staan: zeg tegen die en die, dat hij de erfenis moet delen. En is het nu zo’n slechte vraag? Het is toch niet eerlijk, dat één van de familie de erfenis aan zich trekt en de anderen beduvelt. Het gaat hier toch alleen maar om recht en om eerlijkheid? O ja? De Here Jezus heeft zo de terechte indruk dat het hier, behalve om recht en eerlijkheid, vooral ook om iets anders gaat: hebzucht. En hebzucht is een zusje van bezorgheid, niet waar? Dat is willen hebben, hebben, krijgen, krijgen, om je maar geen zorgen meer te hoeven maken. Eindelijk genoeg hebben, eindelijk meer hebben dan God je altijd gaf, want dat was toch wel behoorlijk wat te weinig, eigenlijk, als je het zo op de man af vraagt. Ziet u wel: metertje erop: bezorgdheid: stand hoog, plus 5 op de schaal van Christus, lees maar af: vertrouwen, geloof, overgave aan God: min 5 op dezelfde schaal.


Betrapt. En de Here Jezus heeft zo zijn eigen methodes om ons te betrappen. Vooral gelijkenissen zijn er om bekend en gevreesd. Die gaan telkens weer op een ietwat pijnlijke manier over onszelf. Hier ook, die gelijkenis over die rijke man, die een dikke meevaller had op z’n land. Hij begon zich van pure overvloed zorgen te maken over wat hij er mee aanmoest. En hij wist het goed gemaakt: hij zou zijn bedrijf en zijn leven eens goed op orde brengen: nieuwe schuren, nieuwbouw en uitbreiding, en het er eens goed van nemen: Jongen, je kunt jaren vooruit. Rust nu maar eens uit, eet, drink en neem het ervan. Nou, ik weet niet hoe het u vergaat, maar dit komt mij allemaal weer zo verdacht bekend voor. Als ik zo’n meevaller had, hoe dan ook, nou, dan zou ik me ook graag even lekker installeren in het leven en me er de nodige afstandsbedieningen bij aanschaffen. Ik zou zeggen: Jongen, je hebt het helemaal gemaakt, voorlopig hoef je je geen zorgen meer te maken, zet heel die dikke bezorgdheid maar eens even in de ijskast, naast het bier en de borrelhapjes.

En laten we ons op dit verhaal niet verkijken. Het lijkt net alsof het hier, bij deze rijke man, eigenlijk helemaal niet meer om die bezorgdheid gaat. Maar dat is maar de oppervlakte. Wie even beter luistert, ziet, dat het precies die bezorgheid is, die hem drijft bij alles wat hij doet. Hij heeft zijn leven zelf in de hand, denkt hij, en hij moet er dan ook zelf voor zorgen. Hij neemt zijn voorzorgsmaatregelen om zich voorlopig niet meer bezorgd te hoeven maken. Net zo als wij dat vaak doen, vanuit dezelfde gedachte: wij denken zomaar ons leven zelf in de hand te hebben en denken zomaar dat wij er zelf voor moeten zorgen. En als we dan onze schaapjes op het droge hebben (nou ja), dan zijn we voorlopig te vreden: Jongen, je kunt jaren vooruit. Dat kan toch zomaar. Je hebt het dik voor elkaar: goeie baan, leuke collega’s, je hebt elkaar, je eigen man, je eigen vrouw, zorgen hoef je je niet meer te maken. Je hebt tenslotte al lang goed voor jezelf gezorgd. En diep weg zat steeds maar, en zit ergens nog steeds, die grote bezorgdheid: ik moet voor mijn eigen leven zorgen, ik moet zorgen dat ik de dingen in de hand houd. En die bezorgdheid is er dan ook meteen weer, zodra er geknabbeld wordt aan al die dingen die wij veroverd hebben. Iedereen die net, bij het lezen al, dacht: verdraaid ja, dat is ook zo: morgen kan ik dood zijn, en waar heb ik het dan allemaal voor gedaan? en die de schrik ergens voelde kriebelen, die heeft zichzelf verraden: bezorgdheid. Zet het metertje er maar weer op: bezorgdheid: dik in het rood. Vertrouwen, geloof in God: net zo dik in het rood.


En zo is het telkens weer in dit bijbelgedeelte: we lezen over die kraaien, over die bloemen, en denken vanzelf: ja het zal wel, maar ondertussen moeten wij er toch nodig een en ander aan doen, want er op rekenen dat God ons geven zal wat we nodig hebben, dat is andere koek. En we stoten ons zomaar aan die opmerking van: verkoop je bezit en geeft aalmoezen. En onze ergernis verraad onze bezorgdheid. En diezelfde ergernis maakt, dat wij ons van die opmerking zomaar afmaken, met een paar grote klappen: ja ja, ik moet zeker heel mijn bezit verkopen en uitdelen? En mijn gezin dan, en mijn andere verantwoordelijkheden, en... nou ja, zoiets kan toch niet. Ja ja, alsof dat de bedoeling is. De echte bedoeling vinden we in de praktijk van de eerste gemeente, waar er telkens weer waren, die van hun bezit verkochten, en het deelden en uitdeelden onder elkaar en onder de armen. Maar dat is al met al niet niks, veel meer dan wij over het algemeen dènken dat we missen kunnen. Want we hangen zo aan wat we hebben, we maken ons eigenlijk, als puntje bij paaltje komt toch wel behoorlijk wat zorgen over ons eten, ons drinken, onze kleding, onze mogelijkheden, onze vakanties, onze luxe, en zo. Stel je toch eens voor, dat we onszelf niet meer konden bewijzen als mensen die het gemaakt hebben, bewijzen in al onze consumptie en genieten. Stel je toch eens voor, dat ze van jou zouden zeggen, dat je een looser bent. Bezorgdheid, op emergency-niveau. Vertrouwen, geloof, op intensive-care-niveau.


Goed, ik kan me voorstellen dat er een vraag is, die al een tijdje hier in de lucht hangt: maar moeten we dan niet, gewoon, zelf zorgen voor ons levensonderhoud? Jawel, tot op zekere hoogte wel, en normaal, en ontspannen. Wie niet werkt zal ook niet eten, staat ook in de bijbel. Gewoon werken om in je levensonderhoud te voorzien en om een en ander te hébben om uit te delen, dat hoort bij christenen. Maar dat is nog heel iets anders dan waar het hier om gaat. Het gaat de Here Jezus hier om bezorgdheid, en bezorgdheid is iets anders dan zorg, zorgen. Zorg hebben en zorgen kun je gewoon met de dingen die je krijgt, en die je verder geven mag. Maar bezorgdheid heb je over de dingen die je zelf ver-krijgen moet. Bij bezorgdheid hoort altijd de gedachte: ik moet er zelf voor zorgen, en hoe moet ik dat nu doen?


Kijk, en daar raken we langzaam maar zeker het heel gevoelige puntje in alles wat de Here Jezus hier zegt. Hoe kan Hij dat eigenlijk zeggen, zoiets als: maak je niet bezorgd? Hoe kan dat? Nou, dat is weer, niet iets moeilijks om te begrijpen. Wij kennen dat als mensen onderling ergens ook wel. Wanneer zeggen wij nu tegen elkaar: jo, maak je nou maar niet bezorgd? We zouden het bijvoorbeeld tegen Joost kunnen zeggen, stel, dat hij zich bezorgd zou maken over hoe dat allemaal verder gaat in zijn leven, als getrouwd man, of tegen Sophieke, omgekeerd. En dan zouden we zeggen: Joost, jo, maak je nou maar niet bezorgd, je hebt Sophieke toch. Sophiek, jo, maak je nou maar niet bezorgd, je hebt Joost toch? Da’s alles. Net zo zegt de Here Jezus het hier tegen ons: jo, maak je nou maar niet bezorgd, je hebt je hemelse Vader toch? Hij geeft je het leven (dat wat je zelf niet in de hand hebt, en waar je uiteindelijk ook niks aan doen kan). En Hij geeft je nog meer dan het leven hier: een heel nieuw leven in een nieuwe werkelijkheid straks (het koninkrijk van God).


Heel eenvoudig ligt dát achter dat bijbelvers waar de preek over gaat, en achter alles wat we gelezen hebben: maak je nou maar geen zorgen, jij hoeft daar allemaal niet zelf, zelf, zelf, voor te zorgen, je hemelse Vader is er toch? Is Hij niet goed dan? Is Hij niet iemand om van te houden? Draagt Hij je niet? Heeft Hij dat niet al lang bewezen, in al dat leven, die levensmogelijkheden, die je zomaar al van Hem gekregen hebt? Heeft Hijdat niet al lang bewezen, ook in zijn leiding van je leven, naar vandaag toe? In het geven ook van juist jullie Sophieke en Joost, aan elkaar, als man en vrouw, samen voor Hem? Is Hij er niet altijd voor je, veel meer, omvattend veel meer dan wij er als mensen voor elkaar kunnen zijn? Want zeggen: jo, Joost, Sophieke, je hebt elkaar toch, dat geldt maar ’totdat de dood jullie scheidt’. Maar: jo, Joost, Sophiek, broeders en zuster, jo, je hebt je hemelse Vader toch, dat geldt voor altijd en in alles. En het maakt je vrij, vrij van de kramp van het zelf moeten, vrij om te geven en te delen, vrij om naar vogels en bloemen te kijken, en te zeggen: ja, verdraaid zeg, zo gaat het; vrij om te leven, en vrij om een zegen te zijn voor allen op de plaats die God je geeft in de gemeente en in de samenleving.


Op je hemelse Vader te vertrouwen, met Hem om te gaan, bij Hem uit te huilen, samen of alleen, met Hem blij te zijn, samen of alleen, met Hem te leven en bij Hem te leren leven, dat is christelijk geloof. En bezorgdheid? Bij Hem? Als Hij er is? Maak je niet bezorgd, het is niet nodig. En als je je toch bezorgd maakt, ach, zet het metertje er maar op: hoe verder de bezorgdheid in de plus zit, des te dieper zit juist dit, dit geloof, dit vertrouwen in de min. Het is zomaar gebeurd, want we zijn mensen, eigenwijs, wantrouwend van aard, en houden de dingen graag zelf in de hand. Maar laten we ons dan herinneren, allemaal, maar tegen jullie zeg ik het nu vandaag speciaal, Sophieke en Joost, herinner je dan: die bezorgheid is niet nodig: jo, maak je geen zorgen, je hebt je hemelse Vader toch? Amen.


<<<