Lucas 12:32

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 2,1.2
Psalm 2,3.4
lezen Lucas 12:1-34
Psalm 16,1-3
lezen Matteüs 26:6-16
tekst Lucas 12:32
Liedboek gezang 30,1.5.6
Liedboek gezang 301

Loenen-Abcoude 25/03/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Zo safe, veilig en wel verzekerd zitten we hier in Nederland dus niet. De droom van het goede West-Europese leven is verstoord. Grijpers met dode dieren, vrachtwagens met kadavers, de beelden van brandende stapels vee, ze tonen één ding aan: hier is Mammon god en de markt is zijn profeet. Lege schappen in de winkels bij melk en vlees, een immense hoeveelheid gepraat en geleuter in alle media, ze tonen direct aan: op de bodem van alle luxe en verwendheid leeft een diepe angst. We leven niet in een goede wereld. We leven in een slechte wereld. En eigenlijk zijn we bang dat het niet lang meer kan duren.


Haast vanzelf kwamen me deze week verschillende verzen uit Lucas 12 in gedachten. Ja natuurlijk, dat verhaal over die rijke dwaas. Niet persoonlijk, voor de mensen die het raakt, maar wel op algemener niveau: midden in alle discussies over wat te doen met de miljarden meevallers, nu plotseling een kostenpost die voorlopig nog niet overzien is. Zo vergaat het hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God. Maar eigenlijk nog meer twee andere verzen: vers 6 en vers 28. Vijf mussen, die verkocht worden voor een grijpstuiver, om op te eten. Veldgras, dat er vandaag is en morgen opgestookt wordt. De mussen heeft God niet vergeten en dat veldgras heeft God schitterend aangekleed. Twee kleine miniatuurtjes, waarin je even kunt zien wat vandaag de dag schepping is en wie, tot op vandaag de dag, God is.

Ik wil ze met u vanmorgen graag even bekijken, in het verband van Lucas 12. De conclusie straks is al voor-gegeven door de Here Jezus zelf. Daarom is dat tenslotte de tekst voor de preek geworden: Wees niet bevreesd, want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.


Wat vandaag de dag schepping is en wie, tot op vandaag de dag, God is, dat zie je in die paar regels. Dat moeten we eerst maar eens wat uitwerken. Want wij vergeten, wij verdringen zomaar wat vandaag schepping is en wat vandaag scheppen betekent. De schepping, dat is het begin van alles, toen alles goed was. God zag hoe goed, hoe mooi het was, en Hij nam een dag vrij om het te vieren. In die lijn denken wij bij de schepping aan wat mooi en wat goed is, aan voorjaarsfrisheid en najaarskleuren, aan prachtige vergezichten op vakantie, of een tere bloem in je tuin. Maar dat is vandaag de dag niet de hele werkelijkheid. Als je de hele werkelijkheid erbij betrekt gaat het er allemaal nog anders uit zien.

Denk even terug aan Genesis 2. Dat wordt ons niet maar verteld om door te geven hoe het begonnen is, het wordt ons ook verteld om te leren beseffen hoe het gaat. Kijk in zijn tuin de Here God bezig zijn. Hij plant bomen en gewassen, Hij boetseert de dieren, één voor één. De Here God presenteert zich aan ons als de Schepper die eigenhandig alles maakt, niet maar maakte, maar maakt. Vijf mussen, dat is vijf keer een vogeltje boetseren, tot leven brengen en vrij laten vliegen. En God vergeet ze niet. Hoe zou Hij kunnen? Hij heeft ze zelf gemaakt. En dan worden ze gevangen, en voor een habbekrats verkocht, doodgemaakt en opgegeten. Voor dat veldgras, met al die bloemen en varianten, geldt precies hetzelfde. Eigenhandig gemaakt, en hup, daar gaat het in de oven. Weg.


Scheppen, vandaag de dag, dat is niet scheppen voor een paradijs, maar het is scheppen voor de harde werkelijkheid van vandaag. Het is in eindeloze rijkdom aan varianten mooi leven maken, dat het uiteindelijk niet gaat redden. Vroeger of later gaat het onder, wordt het verstikt tussen dorens en distels, wordt het afgemaakt, takelt het af of verongelukt het. We vergeten zo snel dat onze werkelijkheid geen kosmos is, geen sieraad, alleen maar goed, behalve misschien dat er wat stoute mensen op rond lopen. De overste van de wereld is de duivel, het kwaad huist hier. In die wereld schept God, tot in detail, tot aan de haren van mens en dier toe. Hij telt ze één voor één. Ook de haren van die koe die in die grijper hing en de haren van dat schaap in de destructie-oven.

Wij zijn bang voor die héle werkelijkheid. Wanneer we haar onder ogen zien grijpt het ons bij de keel. Iedere illusie van sterk te zijn en jezelf in leven te kunnen houden glipt ons door de vingers, zodra we iets zien van die andere kant, die niet mooie, niet harmonische kant van de realiteit. Waar kankercellen groeien, virussen zich verspreiden in steeds nieuwe varianten, waar water wegspoelt en lawines verpletteren, en zoveel meer, daar lijkt het bestaan zelf een fout die op het punt staat gecorrigeerd te worden.

En daarom sluiten we ons er voor af. We klampen ons vast aan wat er nog aan moois is en richten ons zoveel mogelijk op ons eigen leventje. Maar de angst blijft toch. Er hoef maar iets te gebeuren en ze komt boven. De werkelijkheid onder ogen zien, dat is moeilijk. Wij denken liever aan mooie lelies, die ergens vredig bloeien, als we hier de Here Jezus horen spreken. Maar we leven in een wereld die anders is. De klem van wat de Here Jezus hier in Lucas 12 ons te zeggen heeft komt pas echt op ons af als we die echte wereld invullen: indien nu God die koe op het veld, die er heden is en morgen in de destructieoven geworpen wordt, zó bekleedt en verzorgt, hoeveel te meer u, kleingelovigen. Dan staat het plotseling echt voor je: er is reden om bezorgd te zijn. En je doet er goed aan je daar niet voor af te sluiten: je kunt beter in Gods werkelijke wereld angstig zijn, dan gerust zijn in de wereld van je eigen verbeelding.


Wees niet bevreesd, wees niet bang, kleine kudde. Dat gaat echt ergens over. Er bestaat geen wereld van zekerheden, geen veilige enclave waarop wij ons kunnen terugtrekken en waarin wij onze plannen kunnen maken voor de toekomst. Dat was nu net de dwaasheid van die rijke dwaas, dat hij zich zo’n veilig gebied fantaseerde en dacht dat hij daar zijn schatten wel kon onderbrengen. Hij was niet rijk in God, maar had zijn rijkdommen in zijn eigen levenscirkel ondergebracht.

Er bestaat ook geen wereld van zekerheden hier, die God wel zal garanderen als we maar op Hem vertrouwen. Wees niet bezorgd over uw leven, over eten, kleding, drinken, verzorging. Hoe makkelijk denken we bij deze woorden toch aan een lieflijke voorzienigheid, waarin God er wel voor zorgen zal dat alles hier toch op zijn pootjes terecht komt. In zo’n wereld leven we niet. Niemand garandeert ons iets over morgen. Alles hier in Lucas 12 gaat over het heden. Vandaag zorgt God voor ons. Hij weet wat wij vandaag nodig hebben. Maar Hij belooft ons nergens dat wij in deze wereld, waar het kwaad goede mensen treft, de dans zullen ontspringen. Hij geeft iedere dag het nodige, nog veel meer dan aan dieren of planten, maar belooft niet dat wij morgen niet in de oven van lijden of beproeving geworpen zullen worden.


Daarom is het nu juist zo belangrijk dat wij leren zijn Koninkrijk te zoeken, dat wij ons bestaan hier grondig laten relativeren door God zelf. Ons leven hier is niet alles. De enige reden om in deze wereld niet bang te zijn is precies de reden van onze tekst: uw Vader heeft het behaagd u het Koninkrijk te geven. Precies daarom hoeven we hier niet op te potten of lange-termijn-garanties te zoeken. We kunnen vrijuit bezittingen verkopen om aalmoezen te geven (er staat niet: al uw bezittingen, trouwens). Delen, om zo te zaaien, een schat die nooit op raakt te vormen. Daar hebben we het op biddag al over gehad. Ik zal er nu niet meer over uitweiden.


Belangrijker vind ik het nu nog even te kijken naar wat dit allemaal over God zegt. Wie is die God die op deze manier doorgaat met scheppen? Hij is in ieder geval iemand die zich niet opzij laat zetten of uit het veld laat slaan. Hij gaat door met waar Hij mee begonnen is, ook als het kwaad zijn goede schepping binnendringt. Tot op de dag van vandaag schept Hij, mensen en dieren, planten en wat voor andere levensvormen dan ook.

Verder is duidelijk dat Hij daar maar niet mee doorgaat vanuit een soort van onverschilligheid, maar in een diepe betrokkenheid. Hij zorgt, Hij weet wat nodig is, Hij vergeet niet, ook niet het geringste schepsel, laat staan ons. Juist daarom kan dat ’Zoek eerst Gods Koninkrijk’ nooit een escape zijn, een ontsnappingsluik waarlangs wij gemakkelijk ontsnappen aan de werkelijkheid hier. De boodschap van de bijbel is nooit een ’hier beneden is het niet’. God is met hart en ziel hier beneden aan het werk. Wie bij Hem hoort zal dat zelf ook zijn. De boodschap van de bijbel is anders, is: hier beneden is het kapot. En als dat iemand aan het hart gaat, dan is het God, de God die niet maar eens schepper was, maar de God die schept tot op vandaag.


Hij is dan ook de God die de realiteit onder ogen ziet, echt, de héle werkelijkheid. Hij schept welbewust, terwijl Hij weet wat er van komen gaat. Hij vergeet niets en verliest niemand uit het oog. En Hij gaat er mee aan het werk, om te redden, te verzoenen, te genezen, te her-scheppen. En dat weer onnavolgbaar betrokken. De God die schept tot op vandaag, ook die vijf mussen, die voor een habbekrats de dood in gaan, is dezelfde die zijn Zoon gezonden heeft. Hoe ver gaat Hij de mussen te boven. Toch is Hij nauwelijks meer, voor dertig zilverstukken verkocht en gedood. Het kwaad, de zonde, het lijden, de zinloosheid en de schande, de angst en de schaamte, en wat al leeft en huis houdt in de echte werkelijkheid heeft Hij gedragen en weggedaan, om zo met recht toegang te geven tot Gods nieuwe wereld, waarop gerechtigheid woont.

Juist zo is Hij ons nabij, midden in het echte leven. Daar wordt dat leven op een heel nieuwe manier goed van. Niet de goedheid van een paradijs, niet de goedheid van een mooie zomeravond in je pas verzorgde tuin, onderuit, met je armen over elkaar, omdat het leven nog zo slecht niet is. In dat soort momenten gaat het echte leven niet op. En wie zich er van afhankelijk maakt heeft alle reden om bang te zijn. Wel de goedheid van het samen zijn van geliefden die van alles hebben meegemaakt, en misschien nog wel moeten meemaken, maar de liefde hebben behouden, omdat de liefde hen behouden heeft, en die zich samen verheugen op het feest dat komt.


Dit is de God die zegt: wees niet bang. Niet omdat er geen reden zou zijn om bang te zijn. Juist omgekeerd. Hij weet maar al te goed dat er reden is om bang te zijn. Kijk maar even om je heen in de echte werkelijkheid, los van Hem, los van zijn werken, zijn bemoeienis, zijn liefde voor ons. Zonder Hem gaan we het niet redden. Of je nu hamstert of niet. Of je nu alle voorzorgsmaatregelen neemt of niet. Zelfs al haal je je sterfbed zonder al te opvallende ellende, dan is het toch voorbij. Precies oog in oog met heel die werkelijkheid, de echte, zegt de Here Jezus het hier: wees niet bang, samen gaan we het wèl redden, gaan we het helemaal halen, overal doorheen: het koninkrijk van God.

Dat koninkrijk krijgen wij gratis, omdat Jezus verkocht en verraden is. Wat we voor de kiezen krijgen gaan we door komen omdat Hij het lijden voor ons door gegaan is. Tel Jezus’ ervaring van het echte leven maar mee, als Hij, midden in een wereld waarin Mammon god is en de markt zijn profeet, en waarin de diepe levensangst van mensen tastbaar wordt, ook ons zegt: wees niet bang, mijn kleine kudde, want uw Vader schenkt in zijn goedheid u zijn koninkrijk. Toch is God machtiger dan het kwaad, het cynisme, de manipulaties en de onverschilligheid. Waarmee zou Hij te vergelijken zijn? Amen.


<<<