Loenen-Abcoude 10/05/98
nodig attribuut: een turks brood
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
En Hij nam een brood, dankte God, brak het, gaf het hun en zei: Dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt prijsgegeven. Doe dit om mij te gedenken.
Doe dit, zegt de Here Jezus, om mij te gedenken. En wat is dat dan, dat wij moeten doen? Nou, wij moeten een brood nemen, God danken, het breken en aan elkaar geven in het besef dat het staat voor het lichaam van Christus, dat voor ons is prijsgegeven.
Doen we dat zo meteen ook? Nou, ik denk dat je moet zeggen: ja en nee, dat doen wij èn wij doen het niet. Want niet wij nemen zo meteen een brood, danken God, en delen het met elkaar. Alleen de diakenen hebben gisteravond hier een brood in handen gehad. Als straks het laken van de tafel wordt weggehaald, is er van dat ene brood nog alleen maar een stapel stukjes brood over. Bij een wat groter stukje spreek ik straks de woorden: het brood dat wij breken, is gemeenschap met het lichaam van Christus. Dat al dat brood ooit een brood is geweest, daar moeten we speciaal aan denken. We kunnen het niet meer zien.
Daarom wil ik er vanmorgen eens speciaal bij stilstaan. Want hoe wij de viering van het avondmaal ook gestileerd hebben, we mogen niet vergeten dat het wel degelijk om een brood gaat, dat wij samen te delen hebben. Anders wordt het allemaal voor we het weten toch abstract, algemeen, geestelijk of zo. Wij delen niet maar brood, wij hebben niet maar deel aan Christus, wij delen een brood, wij hebben deel aan het heel concrete, ene lichaam van de Here Jezus, en vormen samen ook een heel concreet lichaam. Paulus zegt dan, en we lezen het zo meteen in het formulier: Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood.
Nou, ik heb het gevoel dat dit zo heel concrete lang niet altijd voor ons leeft. En daarom heb ik vanmorgen maar eens een brood bij me, zon Oosters brood, waar ook de eerste avondmaalsvieringen mee gevierd zijn. Jezus nam een brood, dankte God, en verdeelde het onder zijn leerlingen. En Hij zei: dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt prijsgegeven. Als je dan denkt aan zon concreet brood, dan kan het je veel concreter voor de aandacht komen te staan: wij gedenken bij het avondmaal dat een heel concreet Iemand, een concreet mens van vlees en bloed, zichzelf voor ons heeft overgegeven in de dood. De Here Jezus nam een brood en zei: dit ben Ik, zoals Ik mij voor jullie geef. Het gaat niet om een idee, of om een grote hoeveelheid goedheid en genade, om een stapel verdiensten en goede werken van de Here Jezus voor ons, waar wij van eten kunnen, die wij tot ons kunnen nemen. De Here Jezus nam geen brood, maar een brood. Het gaat om Hem zelf, heel concreet. Hij geeft zich voor ons. Hij geeft zichzelf aan ons te delen.
Doe dat om mij te gedenken, zegt Hij erbij. Dat is heel groot en omvattend. Het raakt niet alleen zijn kruisdood, maar heel zijn leven, inclusief zijn opstanding. Wij leven niet maar van Jezus dood, maar van heel zijn leven voor ons. Zijn leven geeft Hij ons te delen. Het zien van dit éne brood helpt ook meteen om hier goede accenten te leggen. Want wie alleen maar een klein stukje van een al verdeeld brood gebroken ziet worden, denkt gemakkelijk dat het breken van het brood een eigen betekenis heeft: zo van: dat duidt op het verschrikkelijk lijden en sterven van de Here Jezus. Maar dat is niet zo. Aan tafel zeggen we ook niet: gedenkt en gelooft dat het lichaam van onze Heer gebroken is, maar: dat het gegeven is. Kijk je even naar dit ene brood, dan is meteen duidelijk: breken is, in een tijd vóór mensen broodmessen en broodsnijmachines gebruikten, de enige manier om dit ene brood te delen. Je mag Lukas rustig zo lezen: Hij nam een brood, dankte God, verdeelde het onder hen, en zei... Zijn leven geeft Hij ons te delen, zijn leven, zoals Hij dat heel concreet in zijn lichaam geleid heeft. In het ene brood van het avondmaal staan we voor onze ene Heer zelf. Hij houdt van ons, zoveel, dat Hij zichzelf voor ons heeft willen geven, tot een volkomen verzoening van al ons kwaad. Laten aan Hem denken, zo meteen, als we aan tafel gaan, of als we het zien. Hij is de Heer van ons leven.
Nu, zoals het concrete ene brood ons bepaalt bij de concrete persoon van de Here Jezus, zo bepaalt het ons ook bij de concrete gemeenschap van de kerk. Wij moeten dit immers blijven doen van de Here Christus. En telkens begint de viering weer met één brood. Ik verwees al even naar Paulus woorden over het ene brood: Wij hebben immers allen deel aan het ene brood. Ziet u, ook dat wordt heel concreet als we ook echt aan één brood denken.
Ook hier heb ik het gevoel dat een en ander voor ons besef gemakkelijk vervaagt. Met zon stapeltje brood op de avondmaalstafel staan de woorden van Paulus ook ver weg. Dat moet je je echt te binnen brengen. Anders wordt zomaar de gemeente voor ons besef een verzameling van individuen die allemaal deel hebben aan brood, aan Christus, aan het christelijk geloof, aan het christendom, misschien wel, maar vervaagt de concrete gemeenschap van de kerk. Maar als de Here Jezus ons opdraagt om dit te blijven doen, dan begint het werkelijk iedere keer opnieuw met een brood. Dat éne brood staat voor de éne gemeenschap van de kerk. Samen delen we het, en dat wil een belijdenis zijn van ons samen deel hebben aan Christus.
Die gemeenschap begint heel concreet hier in de kerk. Kijk naar dit brood, dit éne brood, en kijk dan maar rond, naast voor en achter u. Zoals we hier bij elkaar zijn, geroepen door onze ene concrete Heer, zo wil Hij dat wij één gemeenschap zijn, net zo concreet als dit brood één is. Samen krijgen we immers zijn leven te delen. Iedere avondmaalsganger krijgt een stukje van het éne brood. En het is de bedoeling dat wij ons daarbij heel concreet herinneren dat het één brood is geweest. Dat stukje brood, dat we straks krijgen, het wil als het ware weer verenigd worden met al die andere stukjes brood, tot het weer één brood is. Het stukje brood dat wij eten, het trekt ons naar elkaar toe in de naam van Christus, onze Heer: omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam.
Want de Here Jezus zei: blijf dit doen. En Hij nam een brood, dankte God, brak het, gaf het zijn discipelen, en zei: Dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt prijsgegeven. Heel concreet. Amen.