Johannes 6:1-15

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Liedboek gezang 6,1.2
Liedboek gezang 6,3.5
lezen Jozua 5:1-12
Psalm 23,1
lezen + tekst Johannes 6:1-15
Gezang 13,3
Gezang 13,5
Psalm 45,1-3

Loenen-Abcoude 02/04/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Tekens zijn er in allerlei soorten in ons leven. Het ronde verkeersbord met de witte balk, hier buiten de kerk op de grens van de parkeerplaats en de straatweg, is een teken. Het avondmaalbord en de -beker hier voor op de kansel, zijn tekens. Letters en cijfers zijn tekens. Vlaggetjes en slingers zijn tekens, maar ook de rook die uit de oven komt als je de taart er te lang in hebt laten staan is een teken. De besnijdenis was een teken, de doop is het. Wat het ook is, een ding, een verschijnsel, een handeling, telkens kun je iets een teken noemen als het verwijst naar iets anders, als het een be-teken-is heeft.

En dat moet je weten, moet je leren, anders zie je niet dat het om tekens gaat. Iemand die niet geleerd heeft dat het verkeersbord daar buiten betekent dat je die kant uit niet de straatweg op mag rijden, die kan vermoeden dat het een teken is, maar kan daar niks mee. En iemand van, zeg, tweehonderd jaar terug, zou helemaal niet begrijpen wat die merkwaardige lolly’s in het straatbeeld doen. Dan zie je het teken wel, maar dan begrijp je niet dat het een teken is. Wie wel vuurwerk kent, maar nooit van noodsignalen heeft gehoord, zou best eens vol bewondering kunnen kijken naar prachtige vuurpijlen die van een boot opstijgen, zonder te beseffen dat er daar problemen zijn.

Het gaat me natuurlijk niet om die voorbeelden, maar even om dat punt dat je tekens kunt zien zonder te beseffen dat het tekens zijn, dat ze ergens naar verwijzen, dat ze betekenis hebben. Dat is wat de Here Jezus een stukje verderop aan de mensen hier uit Johannes 6 gaat verwijten, dat ze wel van de broden gegeten hebben en verzadigd zijn, maar niet hebben beseft dat het hier om een teken ging. En ik begin met dit punt, omdat ik bang ben dat ook ons dat zomaar kan overkomen, dat we dit verhaal lezen, verbaasd, vol bewondering misschien, of juist sceptisch, maar in ieder geval niet als een teken. Alsof Jezus alleen maar wilde laten zien wat Hij kon. En al gauw verveelt het ons dan ook een beetje. We weten wel dat Jezus alles kan. Maar intussen doet Hij het voor ons niet meer. En wat heb je er dan aan om nog eens zo’n verhaal te lezen dat toch niet meer gebeurt?

Maar als het nu eens een teken is, een teken van iets dat nog wel gebeurt? Dan wordt het opeens veel meer de moeite waard om naar dit bekende verhaal te luisteren. Laten we dat vanmorgen weer eens gaan doen: luisteren, lezen, kijken hoe we de Here Jezus ontmoeten.


Ja, de Here Jezus ontmoeten. Want over Hem gaat het hier in Johannes, nietwaar? Het is misschien goed om dat meteen naar voren te halen. Als je je onder het lezen of luisteren afvraagt: wie doet hier wat? wie maakt uit wat er gebeurt? wie heeft het initiatief? dan zie je dat dit steeds Jezus is. Jezus vertrok naar de oostkant van het meer, de mensen volgden Hem. Jezus ging de berg op. Jezus keek om zich heen. Jezus vroeg iets aan Filippus. Jezus zei: laat de mensen gaan zitten. Jezus nam de broden, dankte en deelde uit. Jezus zei: haal op wat over is. En tenslotte: Jezus begreep dat ze Hem niet begrepen hadden, maar Hem koning wilde maken, en trok zich terug in het gebergte.

De geschiedenis hier gaat over Jezus. Tegelijk is het niet een verhaal alleen over Jezus. Het gaat over Jezus en de mensen, een grote diffuse massa mensen die Hem naloopt en iets van Hem verwacht. Zo wordt het meteen gezegd: een grote menigte mensen volgde hem. Ze komen naar voren in Jezus’ vraag: waar moeten we brood kopen voor deze mensen? Laat de mensen gaan zitten. En de mensen zagen welk teken Jezus verricht had. Jezus en de mensen. Jezus heeft het initiatief. Alles wat hier gebeurt doet of bepaalt uiteindelijk Jezus zelf. Als het een teken is, is het een teken dat Jezus doet, een teken van wie Jezus wil zijn voor deze mensen. En juist omdat het zo’n diffusie menigte is, wordt het een teken van wie Jezus wil zijn voor mensen.

De mensen hier in Johannes lopen Jezus na om wat Hij doet. Ze kijken naar de buitenkant. Ze hadden de wondertekenen gezien die Hij aan de zieken deed, staat er. Het ging hen niet om Jezus zozeer, maar vooral om wat Hij kon, wat Hij deed, wat Hij hen opleverde. Ze kwamen niet om gewone dingen, maar om bijzondere dingen: wat Jezus aan zieken deed. Ze kwamen om bijzondere woorden en daden. En ongetwijfeld hobbelde iedereen die ziek, zwak of misselijk was in de menigte mee, of liet zich dragen. Het is de bijna standaard-menigte uit de evangeliën. Niet zo heel positief. Als wij onszelf een plaats in de vertelling zouden moeten geven, dan zouden wij het liefst maar bij die leerlingen zitten, vlakbij Jezus op die berg, en niet in die oppervlakkige massa.


Hoe reageert Jezus op deze mensen? Nou, Híj voelt zich verantwoordelijk voor hen. Als Jezus op zijn bestemming is aangekomen en tot in de verte te mensen op zich af ziet komen vraagt Hij aan Filippus, één van de leerlingen: Waar kunnen we brood kopen om déze mensen eten te geven? En hoe je die vraag ook opvat, er zit in ieder geval dit in, dat Jezus zich verantwoordelijk weet om al die mensen te ontvangen en eten te geven. Het lijkt me dat dit ook precies de lading is van de beproeving van Filippus: Filippus, besef jij ook dat wij verantwoordelijk zijn?

Filippus blijkt dat helemaal niet te beseffen. Hij zegt eenvoudig: voor zo’n menigte kunnen wij niet zorgen. Hier houdt onze verantwoordelijkheid op. Tweehonderd zilverstukken, laten we zeggen: tienduizend gulden, zou niet genoeg zijn voor een broodje kaas voor allemaal. En Andreas onderstreept dat: We hebben maar vijf gerstebroden en twee vissen, helemaal niets op zoveel mensen. Vergeet alle romantiek over dat jongetje. Het gaat waarschijnlijk gewoon om een knecht of een knechtje van één van de leerlingen. In ieder geval voelen deze leerlingen zich niet verantwoordelijk om voor deze mensen te zorgen.

En je kunt je afvragen: is dat ook niet terecht? Deze mensen hadden geen honger. Ze hadden ook ongetwijfeld zelf hun eten meegenomen. En dan nog, een keer een maaltijd overslaan is toch geen probleem? Dit is dan ook geen verhaal over de honger van de mensen die door Jezus wordt opgelost. Het is een verhaal over Jezus. Hij neemt het initiatief. Hij weet zich verantwoordelijk om deze mensen als gastheer te ontvangen. Ze zoeken Hem voor bijzondere dingen, maar Hij wil hen kennelijk ook heel gewone dingen geven: gewoon, uiterst gewoon brood en vis. Het eten van Jan met de pet. En als dit maar geen gewoon verhaal is, maar een teken, dat be-tekent, dan mogen we wel letten op wat Hij aan de mensen leren wil - en niet alleen aan de mensen, maar ook aan de discipelen die zich niet verantwoordelijk voelen, en aan ons.


Het is juist dat op zich on-nodige dat hier het tekenkarakter van wat gebeurt in beweging zet. Niemand heeft hier om gevraagd. Helemaal op eigen initiatief organiseert Jezus hier een maaltijd voor al die mensen die Hem zoeken. Loop je tien kilometer of zo om een bijzondere gave te zien of te ontvangen, een genezing, een duiveluitdrijving, een wonderlijk woord, en dan krijg je een broodmaaltijd, in onze termen, gewoon met boterhammen ham en kaas. Je eigen pakkie brood mag weer mee naar huis. En er zijn nog twaalf mandjes brood over ook. Bij Jezus is er kennelijk ’dagelijks brood’ in overvloed voor heel Israël.

Waarom zou Jezus dat gedaan hebben? Wat zou Hij hebben willen zeggen? Als je de dingen zo langs luistert als wij net gedaan hebben dan komt haast vanzelf een gedachte boven. Dan be-tekent zo’n gebeuren iets als: jullie lopen Mij achterna voor genezingen en wonderen, maar Ik wil heel gewoon voor jullie zorgen, Ik ben het die ook voor gezonde mensen zorg, hoe veel ook, kijk maar naar dit teken dat Ik aan gezonde mensen verricht. Kijk maar, Ik ben het waard, dat jullie helemáál op Mij vertrouwen, en niet alleen maar als je in de problemen zit. Wat je nodig hebt voor je gewone leven, dat krijg je van Jezus. En er is nog over ook. Ik zorg voor jullie, dat be-tekent Jezus hier.


En laten we goed vasthouden: de Here Jezus geeft dit teken hier niet maar aan zijn leerlingen, maar aan de mensen. Niet aan gelovige mensen, maar aan mensen. Ze liepen Hem na, maar van veel geloof was geen sprake. Maar Jezus deelt ook hun uit. En zoals zijn genezingen tekens waren dat Jezus de geneesheer, de grote dokter is, die heel het mensenleven genezen zal, zo is deze maaltijd een teken dat Jezus dé verzorger, de grote voeder is, die heel het mensenleven verzorgt. Vandaar ook die oud-kerkelijke associatie tussen Johannes 6 en Jozua 5: Op de grens van zijn koninkrijk keren nog weer eens de verhoudingen zich om: zoals het manna ophield in het gras van het beloofde land, en de Israëlieten konden leven van het land, zo maakt het gewone eten hier even plaats voor het dagelijks brood van Jezus’ koninkrijk. Het is een uitnodiging aan iedereen om dat koninkrijk binnen te gaan, werkelijk je leven bij Jezus te zoeken en te vinden. Ik ben het brood dat leven geeft, zegt Hij straks. Ik zorg voor jullie, be-tekent Hij hier.

En dat is geen geestelijke vaagheid, zo blijkt hier. Het begint allemaal met heel concreet brood voor duizenden mensen. Jezus voedt niet alleen maar ’zijn’ gelovigen. Hij weet zich verantwoordelijk voor wie dan ook. Niet alleen de mensen die dagelijks bidden: geef ons vandaag het nodige brood, krijgen het van Hem, maar ook de andere mensen. Het evangelie van genade en verzoening, van redding en bevrijding, begint al bij het eten van alledag dat je kreeg, lang voor je van God of van Jezus hoorde. Daar mag je aan denken als je met anderen, niet-christenen spreekt. Hun leven wordt al lang gedragen door Jezus. Hij weet zich verantwoordelijk. En dat betekent ook iets voor de kerk, nietwaar? Weten wij ons, als dienaren van Jezus, verantwoordelijk? Beseffen wij nog, dat het evangelie heel concreet begint, met het uitdelen van brood, van alles waar mensen van leven, aandacht en zorg incluis? Of denken wij meteen: dat kan niet, dat is onze verantwoordelijkheid niet?

Dat zou jammer zijn, niet alleen omdat het evangelie helemaal niet werkt als er geen concrete daden aan vooraf gegaan zijn en bij komen; en ook niet alleen omdat we dan al die broodwonderen missen die Jezus nog steeds geeft, maar vooral omdat we dan het risico lopen nóg het teken hier niet te begrijpen. Jezus zegt hier in feite metterdaad: Ik ben het, die voor jullie leven zorg, helemaal. Wie is die Ik? Ja, de mensen hier zeggen: de profeet die in de wereld komen zou. Ze zien iets van een messiaanse figuur. Maar ze nemen Hem kennelijk in termen van macht en van voorzien in plat-aardse dingen. Hij moet hun koning worden. Maar Jezus wil dat niet. Zo’n koning wil Hij niet zijn. Wie is die Ik?


Johannes zegt het hier niet, maar duidt het aan. Pas in het vervolg komt het met zoveel woorden aan de orde. Hier wordt het alleen maar opgeroepen door een paar woorden aan het begin: Het was kort voor het joodse paasfeest (vers 4). Dat zijn in Johannes’ evangelie geladen woorden. Zie het Lam van God, Gods eigen paaslam, dat was zo ongeveer het eerste dat over Jezus gezegd werd. En heel Johannes’ beschrijving van Jezus’ lijden en sterven draait om Jezus als paaslam. Jezus die zijn leven geeft voor de mensen en die iedereen die in Hem gelooft het leven geeft, die Jezus is het die hier zijn teken doet.

Kijk dan nog eens: Jezus, het paaslam van God, Jezus, die sterven gaat voor ons, Hij weet zich verantwoordelijk voor de mensen. Hij ontvangt wie bij Hem komt met eten, ook al geloven ze nog niet eens in Hem. Hij deelt uit, eenvoudigweg en zonder verwijt, ook aan mensen die Hem kruisigen zullen, ook aan mensen voor wie Hij zijn leven geven zal.

Dat is méér dan een wonder hier. Dat is een teken, dat be-tekent. En het betekent dat niet alleen wij al ons eten en drinken uit Jezus’ handen ontvangen, maar alle mensen om ons heen ook. Dat wie er hier ook op aarde een leven heeft, het heeft om Jezus’ overgave en dankzij Jezus’ genade. Het is een teken dat roept om geloof, om een niet vanzelfsprekend aanvaarden van wat er is. Een teken dat roept om verwondering, omdat het grootste wonder hier tenslotte niet is dat vijf broden en twee vissen genoeg waren voor meer dan vijfduizend, maar dat het Lam van God dat brood en die vis geeft aan mensen die Hem afwijzen.

Daar kun je straks nog je boterham op aankijken. Een gewone boterham allicht. Maar in het licht van deze geschiedenis wordt het toch ook een bijzondere boterham. Het graan is gegroeid in de schaduw van het kruis. Zo’n boterham helemaal zelf willen hebben en je verder voor niemand verantwoordelijk weten, betekent dat kruis niet hebben gezien, en, net als die mensen hier, denken dat het er alleen maar om gaat dat wij verzadigd worden.


Laten we er nog maar eens over nadenken, straks, samen, over dit verhaal. We hebben er Jezus in ontmoet, het Lam van God. Hij weet zich verantwoordelijk voor mensen en ontvangt hen met eten, brood voor alledag. Ik denk zo, dat smaakt pas echt als je het ontvangt in de verzoening van je leven in zijn naam. Dan is er altijd genoeg, en smaakt het ook altijd naar meer. Amen.


<<<