Loenen-Abcoude 05/11/00
Oegstgeest 24/06/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Op zon beetje alles wat wij eten vind je tegenwoordig een uiterste houdbaarheidsdatum. Een pak melk dat je vrijdag kocht is houdbaar, zeg, tot aanstaande dinsdag. Voor die tijd moet het op zijn. Op etenswaar die al snel niet meer lekker is staat zelfs een verpakkingsdatum. Dan kun je zelf inschatten of het nog de moeite waard is om open te maken. Een brood van vrijdag, dat niet ingevroren is, is morgen al behoorlijk uitgedroogd. Voedsel bederft. Dat weten we. Wie achter in de koelkast een pak yoghurt vindt dat een week over de datum is, gooit het meteen weg.
We zijn er aan gewend, aan die houdbaarheidsdata. Je houdt er rekening mee en doet op tijd je boodschappen. We rekenen er ook op. En niet alleen met eten, met voedsel. Het heeft er veel van weg dat wij haast automatisch bij van alles en nog wat met een soort van houdbaarheidsdata werken. Een nieuwe ijskast gaat een jaar of tien mee. Dan is-ie afgeschreven en als-t-ie kapot gaat doen we hem weg. Iets wat we weten, wat we geleerd hebben, ach, dat gaat een jaar of wat mee. Dan is het achterhaald en moeten we nodig een bijspijker-cursus volgen. We rekenen er al bij voorbaat op. Uiteindelijk heeft alles in onze mensenwereld een houdbaarheidsdatum. Daarna is het bedorven, slof, achterhaald, achterlijk.
Om dat maar direct even op vanmiddag toe te passen: heeft ook jullie geloofsbelijdenis niet een houdbaarheidsdatum? Je zegt hier ja tegen God drieënig, maar hoe denk je daar over tien jaar over? Ook hier in de kerk hebben mensen hun geloof beleden die daar later op terug kwamen. Hoe kun je eigenlijk beloven bij die volkomen leer van de verlossing in leven en sterven te blijven? Blijkt ook zon belofte niet houdbaar tot nader datum? En trouwens, die leer, die boodschap van de kerk, is die niet al lang over de datum? Is het niet vreemd, achterhaald en achterlijk om een belijdenis uit honderd-nog-wat na te spreken en te zeggen: dat geloof ik ook?
Nou, vreemd is het in ieder geval. Ergens net zo vreemd als de Heer in wie wij geloven vreemd is. Ik ben het brood dat leven geeft, zegt Hij. En dat brood heeft geen houdbaarheidsdatum. Je kunt er van eten tot in eeuwigheid. En het raakt ook niet op. Het vermenigvuldigt zich wonderlijk tot alle mensen die in Hem geloven het echte leven hebben in overvloed. Dat zijn we niet gewend. In een wereld waarin alles bederft verschijnt Iemand die zegt: Ik bederf niet, Ik raak nooit achterhaald, Ik blijf, en Ik blijf voor jullie, om jullie echt leven te geven.
Dat is nogal een pretentie. Kun je je voorstellen dat die mensen vragen om garanties, tekens, stempels van bevoegde instanties? Dat zouden wij toch ook doen? Stel, morgen liggen er bij de supermarkt pakken melk met een speciale sticker: tenminste houdbaar tot 1 januari 2500. Nou, dat gelooft geen mens. Maar als er nu eens allemaal stempels bij stonden van TNO, en van de consumentenbond, en van Greenpeace (dit is echt niet genetisch gemanipuleerd), en van nog een stuk of wat buitenlandse instanties, - wat zou je dan denken? Dan nog geloven we er waarschijnlijk niet veel van. Maar allicht zijn we wel zo nieuwsgierig geworden dat we die melk eens proberen willen, es kijken of ze echt houdbaar is. En als je dan drie jaar later zon pak open maakt, en het is nog lekker ook? Wat denk je dan? Nou ja, dat is nog lang geen 1 januari 2500, maar er is toch iets mee aan de hand. Drie jaar is een stuk meer dan die paar dagen die je anders hebt.
En nu zegt Jezus: Ik ben het brood dat leven geeft, Ik ben het voedsel dat niet vergaat, niet bederft, en eeuwig leven geeft, leven voor altijd. Wie bij komt en in mij gelooft heeft altijd genoeg. En al tweeduizend jaar zijn er mensen die bij Jezus komen en in Hem geloven en inderdaad die ervaring hebben: bij Hem heb ik genoeg, Hij vervult mijn leven. Goed, tweeduizend jaar is nog lang geen eeuwigheid. Maar hier is wel iets aan de hand. Dat is wel het minste dat we hier zeggen kunnen. Over het algemeen ligt de houdbaarheidsdatum van een mensenleven niet zó ver. Wat het betekent wat wij doen en meemaken, ach, als we groot en belangrijk zijn, reikt het een honderd, tweehonderd jaar ver, maar meestal reikt ons leven niet verder dan de herinnering van onze kleinkinderen. Dat is toch wel wat anders dan tweeduizend jaar.
En er is nog iets hier: op dit brood dat leven geeft heeft God zijn stempel gezet. Hoe dan? Ja, dat is in het voorgaande verteld, bijvoorbeeld in het begin van Johannes 6: duizenden mensen hadden gegeten van vijf broden en twee vissen. Dat was een teken van God. Kijk maar in vers 11: Jezus nam de broden, bracht dank aan God en deelde ervan uit, en net zo ging het met de vissen. En dat teken van God be-tekende: zo gaat het met Jezus, de man die hier uitdeelt is het echte brood dat leven geeft. Wie bij Hem komt zal nooit meer honger krijgen, wie in Hem gelooft, zal nooit meer dorst krijgen.
En bij dat teken, dat stempel van God op Jezus, het levensbrood, is het niet gebleven. We kunnen niet vergeten hoe het verder gegaan is met Jezus. Toen Hij zijn eigen lichaam had gegeven om gekruisigd te worden en zijn eigen leven had opgeofferd voor ons, mensen, toen heeft God zelf op zijn leven zijn stempel gezet door Hem uit de dood op te wekken in nieuw, in onvergankelijk leven. Ik bederf niet, zei Jezus hier, ik ben het voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft. Hij bederft niet, zei God en wekte Hem op uit de dood. Hij is de uitzondering op al het andere in dit ondermaanse: op Jezus leven staat geen houdbaarheidsdatum.
Maar goed, dat blijft allemaal pretentie, nietwaar? Ook twee duizend jaar is nog lang geen eeuwigheid. Nooit meer honger en nooit meer dorst, nooit meer, dat duurt nog wel wat langer dan vandaag. Hoe bewijst die pretentie zich dan voor ons? Ik zou zo zeggen: ongeveer net als met zon pak melk dat houdbaar wil zijn tot 1 januari 2500: probeer het maar. Dat zegt Jezus hier toch zelf? Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger krijgen en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen. Wie dit brood eet, zal eeuwig leven.
Dit brood, dat leven geeft, eten, dat is een beeld, beeldspraak. Waar gaat het dan om? In ieder geval hoort er bij dat je bij Jezus komt en in Hem gelooft. Naar Hem toe gaan en je leven aan Hem toevertrouwen. Ja, maar dan goed in de gaten houden hoe concreet dat hier bedoeld is. Het gaat om Jezus zoals Hij daar stond in de synagoge in Kafarnaüm, een levend mens, mens van vlees en bloed. Zo gaat Hij zichzelf geven voor het leven van de wereld, vers 51: het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, mijn concrete lichaam, mijzelf zoals Ik ben.
Ik ben het brood dat leven geeft. Met nadruk Ik. Daarin staat Jezus helemaal voor ons, met heel zijn levensgang. En dan blijkt het kruis niet ver. Er is iets rauws, iets op het eerste horen onverteerbaars in dit levensbrood. Van dit brood dat leven geeft moet het vlees gegeten en het bloed gedronken worden. Bij Jezus komen betekent niet maar bij een goed en wijs mens komen, betekent niet maar een indrukwekkende leraar vinden. Bij Jezus komen betekent ook aan de voet van een kruis komen staan en zien hoe Hij te schande hangt, hoe Hij door God en mensen de schepping uitgeschopt wordt als het grote kwaad en de grote mislukkeling. En in Jezus geloven betekent ook je eigen leven juist aan deze kruiseling, deze gehangene toevertrouwen.
Ik ben het brood dat leven geeft. Met nadruk Ik. Jezus doet maar niet iets voor ons, Hij helpt ons maar niet met wat steun en goede raad het leven door. Hij geeft zichzelf voor ons met huid en haar. En wie bij Hem komt en haar leven aan Hem toevertrouwt, mag het Hem horen zeggen, telkens weer en in wat voor situatie dan ook: waar je mee zit, waar je je voor schaamt, wat je nooit had moeten doen en toch gedaan hebt, Ik heb het voor je geboet, voor je weggedragen. Waar je je zwak, mislukt, beschadigd of kapot door weet, Ik heb het voor je weggedaan, weg gekruisigd voor altijd. En Ik geef jou mijn leven nu al, en zal je helemaal nieuw opwekken op de laatste dag. Ik ben de vervulling van al je terechte verlangens.
Nooit meer honger, nooit meer dorst. Ja, denk maar weer aan dat teken van God, aan die broden en die vissen. Jezus brak ze en brak ze, het hield niet op voor alle mensen genoeg hadden, ja over hadden. Telkens weer mogen we eten van dit levensbrood, wat er ook gebeurd is in ons leven, en aan het eind van ons bestaan is er over, meer dan genoeg. Aan het eind van de geschiedenis zijn er voor het nieuwe volk van God twaalf manden over, genoeg voor altijd.
Ja, zo gaat het nu al tweeduizend jaar. Telkens weer komen er mensen en vertrouwen hun leven toe aan Jezus, het brood dat leven geeft. Het vermenigvuldigt zich wonderlijk en het blijkt steeds weer onbedorven, onvergankelijk, houdbaar. Probeer het maar. Wie je ook bent. Niemand die bij Jezus komt en zn leven aan Hem toevertrouwt, zal Hij afwijzen. God zelf wil juist dat iedereen die de Zoon ziet, die echt naar Jezus zelf komt en Hem aanziet, en in Hem gelooft, eeuwig leven zal hebben. Daarom is Jezus er juist. Dit levensbrood heeft de Vader gegeven. Hij is uit de hemel neergedaald om leven te geven aan de wereld. Hij die gekomen is, is het brood dat leven geeft. En Hij die komt, die we terug verwachten uit de hemel, is datzelfde brood. Hoe moet dat, als Hij weer komt, en we hebben niet van Hem gegeten, ons leven niet aan Hem toevertrouwd? Hij heeft zichzelf wel voor ons gegeven. Waarom wilde jij je leven niet aan Mij geven? zal Hij vragen.
Goed, jongens, ik kom nog even bij jullie terug. Je hebt het net uitgesproken dat je je leven aan Jezus toevertrouwt. Jullie hebben het al geprobeerd en zijn bevestigd in jullie eten van dit brood dat leven geeft. Dat willen jullie blijven doen: naar Jezus gaan en je leven Hem toevertrouwen. Is dat nu een belofte met een houdbaarheidsdatum? Hoe weet je nu dat je dit gaat volhouden? Ik zou zeggen: het is maar naar wie je kijkt. Als je naar jezelf kijkt, zwakke, veranderlijke, vergankelijke mensen, dan heb je alle reden om pessimistisch te zijn. Maar als je naar Jezus kijkt, dan staat het anders. Hij bederft niet, Hij raakt nooit achterhaald, Hij blijft, en Hij blijft voor ons.
Kijk dan ook naar Jezus, let op Hem, maak werk van Hem. Lees in je bijbel, praat er over met anderen, en ga, alleen of samen met anderen, steeds weer naar Hem toe en vertrouw je leven toe aan Hem. Brood is om te eten. Jezus is om lief te hebben. En je zult het zien, telkens weer blijkt zijn leven voor ons zich wonderlijk te vermenigvuldigen, er is meer dan genoeg voor een leven lang. En telkens weer blijkt Hij houdbaar, nog steeds de vervulling van al onze goede verlangens. Hij is genoeg om van te leven, voor iedereen en voor altijd. Amen.