Loenen-Abcoude 04/01/98
Driebergen 30/04/00
Utrecht-NW 18/02/01
Houten 24/02/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Het is bij het avondmaal maar net hoe je kijken wilt. Dat zeggen we er ook altijd weer bij, nietwaar? aan tafel: we moeten niet op de tekens van brood en wijn blijven zien, maar, de harten omhoog, op Jezus Christus zien. En dat zeggen we telkens weer niet voor niets.
Want het maakt nogal wat uit waar je hier de accenten legt. Nee, natuurlijk denkt hier niemand dat de Here Jezus in dat stukje brood of dat slokje wijn opgesloten zit, of dat brood en wijn straks werkelijk in het lichaam en bloed van Christus veranderd worden. Maar dringt ook bij ons niet snel het teken zich op de voorgrond? Wordt ook voor ons zomaar niet de sfeer en de stemming van de viering meer bepaald door brood en wijn dan door de Here Jezus zelf?
Tenslotte: het is maar één stukje brood, dat we krijgen, en maar één slokje wijn. Het avondmaal is sober, en zomaar ook ernstig. Voor je het weet neem je als beeld van de viering vooral mee het beeld van een groepje hologige armoedzaaiers, die zitten te kauwen op het karig maal dat ze van een sober heer gekregen hebben. Dat God juist in de Here Jezus gul en goedgeefs zou kunnen zijn, lijkt onvoorstelbaar.
Nee, dan Johannes: Ik ben het levensbrood, wie tot Mij komt zal nooit meer honger hebben en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Dat zijn tenminste woorden van de goede Herder, die gekomen is "opdat zij leven hebben en overvloed". Dat doet denken aan de spijziging van de vijfduizend, die even eerder in Johannes is verhaald, of aan de bruiloft in Kana. Het zijn woorden die het beeld oproepen van eindeloze overvloed, nooit meer honger en dorst, het beeld van al ons verlangen dat gestild wordt.
Zo presenteert de Here Jezus zich zelf hier, bij Johannes, als de volkomen vervulling van al onze goede menselijke behoeften en verlangens. Eeuwig leven, niet maar eindeloos lang, maar ook eindeloos rijk en veelkleurig.
En nu is het maar net hoe we kijken willen, zo meteen. Blijven we hangen in de tekens van brood en wijn, in het teken van de viering van een gestileerde maaltijd, of richten we ons op Hem, ons levensbrood? Bij andere tekens doen we dat automatisch, ons richten op de zaak waar ze naar verwijzen. Heeft u zich wel eens afgevraagd hoeveel een briefje van duizend waard is? Dat papiertje? Zou het een stuiver waard zijn? Ik denk nog minder. Toch kijken we er zo nooit naar: het is een teken, een waarde-papier, duizend gulden waard. Wie een volle portemonnee heeft die loopt voor zijn besef niet rond met een bundeltje papiertjes en een zakje met stukjes metaal van uiteenlopende legering.
Nu, op de tekens van brood en wijn blijven zien, vanmorgen voor ons eigen besef blijven hangen bij wat we zien en horen en proeven van de avondmaalsviering, en niet onze Heer gezien hebben, die ook voor ons levensbrood, volkomen vervulling van al onze nood en behoefte, zijn wil, dat is net zo iets als bij een duizendje alleen maar kijken naar het papier, misschien goed gedrukt, met een mooi plaatje, maar meer niet. Het is maar hoe je kijkt. Zon stukje brood, zon slokje wijn, sober, gestileerd, veel te ernstig ook nog - zomaar voel je je arm. Maar het staat ergens voor, toch? Een duizendje is toch ook niet zomaar een papiertje? Laten we goed kijken, en ons rijk weten met de Here Jezus. Hij staat ook vanmorgen weer voor ons en zegt het ook ons: Ik ben het levensbrood, wie tot Mij komt zal nooit meer honger hebben en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Ik ben de goede Herder, ik ben gekomen opdat u leven hebt en overvloed. Amen