Johannes 14:6

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 66,1.3
Psalm 66,5
lezen Johannes 14:1-14
Liedboek gezang 75,3
tekst Johannes 14:6
muzikaal intermezzo Ik ben de weg
Gezang 30,4
Liedboek gezang 113/380

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 66,1.3
Lezen Johannes 14:1-14
Liedboek gezang 75,3
tekst Johannes 14:6
Gezang 30,6
Gezang 30,3
Liedboek gezang 294,1-6

Loenen-Abcoude 10/12/00
Amsterdam-C 18/03/01
Driebergen 20/05/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Maakt u zich wel eens ongerust dat uw geloof uiteindelijk nergens op berust, één grote luchtbel blijkt te zijn? U zou niet de eerste christen zijn met de stille angst dat dood straks toch gewoon dood blijkt te zijn, of dat het allemaal nog eens heel anders gaat aflopen. Wij houden niet van wegen die we niet kunnen overzien en zijn altijd weer blij als we licht zien aan het eind van een tunnel. De weg van ons leven, de weg van ons geloof kunnen we niet overzien, en het licht aan het eind van die tunnel verwachten we nog. Advent betekent ook dat, dat we dat licht verwachten. Maar het is er nog niet. En tussen alle commerciële heisa en consumentistische verkwisting kunnen we ons best eenzaam en verlaten voelen met die verwachting. We kunnen best wat bemoediging gebruiken.

Dat konden de discipelen ook, hier in Johannes 14. De Here Jezus had juist aangekondigd dat Hij weg zou gaan, en ze wisten echt niet wat ze daar nu mee aanmoesten. Wees niet ongerust, zegt Jezus dan, vertrouw op God en vertrouw zo ook op Mij. Ik ga naar huis en komt zo terug om jullie op te halen. In dat kader, dat van bemoediging, vallen dan ook de woorden van onze tekst: Ik ben de weg, de waarheid en het leven, niemand komt tot de Vader dan door Mij. En die woorden worden nog uitgewerkt in het vervolg.


Als je dat even tot je door laat dringen krijgt het op het eerste gezicht iets heel vreemds. Jezus gaat weg en als bemoediging zegt Hij: Ik ben de weg. Wat moet je aan met een weg die weg gaat? Hoe kun je een weg gaan die je uit het concrete oog verliest? Nou, dat kan alleen in vertrouwen. En daar was Jezus net mee begonnen: vertrouw op God, vertrouw zo ook op Mij. Vertrouwen dat een weg die zo echt, zo levensecht begonnen is, werkelijk verder gaat, ook waar wij de volgende bocht niet meer kunnen onderscheiden.

Van daaruit gezien verbaast het niet dat het in het gedeelte dat volgt op onze tekst juist gaat over dat levensecht zijn van Jezus als de weg naar God voor zijn leerlingen. Luister maar, kijk maar, zegt Hij, je merkt toch dat Ik echt toegang geef tot de Vader. Wie Mij gezien heeft, heeft echt de Vader gezien. Houd dat vast, dan kun je er op vertrouwen dat Jezus echt de weg naar God is, dat ook als op de grens van onze werkelijkheid wij zijn spoor niet meer kunnen volgen, Hij toch de enige weg omhoog is, zoals de kinderen gezongen hebben.


Een weg die weg gaat, ja, maar het is juist het heel concrete begin van die weg hier, die het mogelijk maakt erop te vertrouwen dat hij echt naar God leidt. Daar gaat het de Here Jezus om als Hij hier zegt: Ik ben, Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Jezus wijst maar niet de weg naar God, Hij is die weg. Zijn heel concrete leven leidt ons werkelijk naar God. Hoe concreet dat bedoeld is blijkt later nog eens ten overvloede bij de schrijver aan de Hebreeën, als hij zegt dat wij toegang tot God hebben via een nieuwe, een levende weg, de weg van Jezus’ lichaam (Hebr. 10:20), of door zijn bloed (10:19).

Het lijkt me dat deze onbekende schrijver dan benoemt wat hier in Johannes bedoeld wordt met dat: Ik ben. Lichaam en bloed, lijf en concreet leven, dat hoort bij: Ik ben. Alleen Jezus’ werkelijk, lichamelijk geleefde leven voor ons, leidt ons bij God binnen. En dat kan niet anders dan doordat Jezus ook echt, met huid en haar, weg gaat, naar God toe. Ik ben de weg, dat betekent ook: Ik ga voorop, Ik baan met mijn eigen leven de weg naar God. Juist zo ben Ik de waarheid, ben Ik de echt betrouwbare weg. Juist zo ben Ik het leven doordat Ik bestand blijk tegen de dood.


Maar dan kunnen we niet vergeten dat die heel concrete weg voor ons naar God begonnen is met een ontvangenis en geboorte. Als Ik ben de weg betekent: mijn concrete leven leidt je bij God binnen, dan wordt dat concrete leven voor ons tastbaar in die kribbe, in die stal. Wie Mij heeft gezien heeft de Vader gezien. Ja, God is al nederig, hoe zit het met ons? Wat Jezus doet, doet Hij op gezag van God. Inderdaad, en dat raakt ons meteen als Hij naast ons in de wieg ligt.

En daar blijft het niet bij. Het gaat verder in heel die geschiedenis die we in de evangeliën beschreven vinden, en die eindigt aan die harde paal van schande, het kruis. Wie Jezus ziet op aarde, heeft werkelijk God gezien. Maar God blijkt anders dan wij Hem uit onszelf zovaak indenken. Hij blijkt niet alleen groot en machtig en hard en afstandelijk, de Koning en de Rechter. Hij blijkt ook kwetsbaar en tastbaar, goed en nabij, iemand die vergeeft, die zelf het kwaad wegdraagt en opruimt, iemand die echt betrouwbaar is. Iemand die ons maar niet oproept Hem te zoeken ergens ver weg, maar iemand die ons opzoekt vlakbij.


Juist in dat alles wat Jezus heel concreet is en doet hier op aarde komt uit dat de Vader in Hem woont en door Hem werkt. Dat zijn in de eerste plaats al die op het eerste gezicht gewone woorden en daden van Jezus, zijn onderwijs, zijn maaltijd houden met tollenaars en zondaars, zijn gelijkenissen, zijn rondgaan door het land op zoek naar mensen, al die dingen waarin Hij ons van heel dichtbij aanspreekt. Dat Jezus de Zoon van God is dat komt uit in de manier waarop Hij mens is, heel concreet, tastbaar, lichamelijk. Juist daarin komt zijn eenheid met zijn Vader uit.

Geloof Mij, zegt Hij dan, en geloof Me anders om de werken die Ik doe. Pas dan komen de bijzondere wondertekenen aan de orde. Eerst is er het gewone woord met bijzondere inhoud: mens, je zonden zijn je vergeven. Dan pas is er het bijzondere teken: sta op, loop. Maar hoe dan ook, altijd staat Jezus hier voor ons in zijn concreet geleefde leven, zoals zijn leerlingen zich dat maar al te goed herinneren. En dat is precies de bedoeling. Juist in dat heel concrete is Jezus de weg naar God en blijkt Hij echt betrouwbaar, de waarheid. Wie Jezus ziet op aarde heeft werkelijk God gezien.

Ook als de leerlingen Jezus straks niet meer zien kunnen, als de weg weg is voor mensenogen, onnavolgbaar over de grens van onze werkelijkheid heen, dan hebben ze nog steeds die herinnering aan hoe concreet Hij hier was. Ze kunnen zich herinneren dat werkelijk Gods Zoon in hun midden was. Ze mogen zich realiseren dat de weg van ons naar God op een heel diepe manier eerst de weg van God naar ons geweest is. Wie Jezus heeft gezien, heeft werkelijk God gezien. Ik ben de waarheid, zegt de Heer. Nou, dan loopt die weg ook werkelijk door.


Daar gaat het hier om, om die bemoediging over te brengen. Laten ook wij het ons maar voor gezegd houden. Dat wie zijn leven uit handen geeft aan Jezus werkelijk bij God zelf uitkomt, dat zien we hier niet. Aan de grens van onze werkelijkheid verliezen we alle sporen uit het oog. Niemand garandeert ons dat de weg doorloopt, dat de dood aan de achterkant open blijkt, een doorgang naar eeuwig leven, niemand, behalve Jezus zelf. En het is of Hij ook ons zegt: wees niet ongerust, vertrouw op Mij zoals je op God vertrouwt. Kijk naar mijn concrete leven, denk je dat Ik dat gedaan zou hebben voor niks? Kijk nog eens goed, spreekt het niet in alles van God voor jou? Geloof het maar: mijn leven is de enige echte loopplank vanaf het schip van de wereld naar de vaste wal bij God. Je ziet het einde niet? Je ziet wel het begin. En hoe voelt dat? Kijk maar goed, hoe concreet Ik mens geworden ben, met een lichaam net als jij. Dat lichaam leg Ik uit als loopplank naar God.


Het lijkt me dat wij ons deze woorden nog wat sterker aan mogen trekken dan de discipelen al konden toen Jezus ze uitsprak. Er is tenslotte nog wat meer gebeurd sinds dien. Ik ben het leven, zegt Jezus. En dat betekent niet maar: Ik breng je naar het echte leven. Hij bedoelt hier, vlak voor zijn dood, direct dat Hij als het leven zelf tegen de dood bestand zal blijken. Als Hij zijn lichaam legt als loopplank van het schip van de wereld naar de vaste wal van God, dan is die weg bestand tegen de schokkende krachten van de dood.

Ik ga heen, Ik ga weg om plaats voor jullie te maken, dat betekent hier onmiddellijk ook: Ik ga dood. De nieuwe, levende weg naar God is Jezus door zijn bloed. In 13:31 is verteld dat Judas weggegaan is om Jezus te verraden. Jezus had hem zelf weg gestuurd: Ga nu maar meteen doen wat je van plan bent. Vanaf dat moment gaat Jezus de sfeer van de dood binnen, zijn sterven begint. Hij gaat zijn leven afleggen om het weer te nemen, in opdracht van zijn Vader.


Nog steeds is alles daarbij heel concreet. Ik ben raakt lichaam en bloed. Het kruis was een harde paal. Ik ben het leven, dat gaat betekenen: Ik ben de opstanding en het leven zelf, maar eerst betekent het: Ik ga dood. Ik ga dood waar jullie dood hadden moeten gaan. Ik ga weggedaan worden uit het leven, opgeruimd, als schandalig vuil verdaan, in jullie plaats. En niet maar in de geest, in een droom, of in goede voornemens, maar in werkelijkheid. Ik leg mijn leven neer voor jullie als weg naar God.

Daarbij is Hij werkelijk het leven gebleken in zijn opstanding uit de dood. Waar iedere mensenweg doodloopt gaat zijn leven verder aan gene zijde van het graf. Nee, daar volgen we zijn sporen niet meer, maar het getuigenis van zijn leerlingen raakt ook ons: Hij leeft. Net zo concreet, met lichaam en bloed, het graf was leeg. Hij is het leven gebleken, en daarin des te meer de waarheid, de echte weg naar God.


Inderdaad, nog steeds blijft dat niet meer dan het begin. We verliezen de weg uit het gewone mensenoog. En dat kan ons best eens aanvliegen. Je bent niet de enige of de eerste christen die dat gevoel bekruipt van: als het nu toch eens niet waar is. Laat je dan bemoedigen met de leerlingen mee: wees niet ongerust, vertrouw op Mij, kijk hoe de weg naar God begonnen is, hoe concreet, hoe tastbaar, hoe sprekend, hoe betrouwbaar. Als je die weg gaat zal telkens weer blijken dat hij er is, om iedere hoek van je leven loopt hij verder, die enige weg omhoog.


Denk er maar aan, in deze dagen van Advent, hoe concreet Jezus gekomen is voor ons: een echt mens onder de mensen. Denk er maar aan hoe concreet dat verder gegaan is: lichaam en bloed, huid en haar, en hoe in heel zijn leven uitkwam dat de Vader in Hem was en Hij in zijn Vader. Zo’n weg loopt niet dood. Daar is hij veel te stevig voor. Uiteindelijk veel steviger dan het schip van deze wereld, deze werkelijkheid. Dat schip zinkt voor onze ogen. Maar via Jezus leven voor ons komen we aan de vaste wal bij God. Uiteindelijk: waarom anders, dan omdat de weg van ons naar God eerst de weg is geweest van God naar ons? God heel concreet, lichaam en bloed, huid en haar. Amen.


<<<