Handelingen 1:3

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 75,1
Psalm 75,3.6
lezen Matteüs 16:13-28
Psalm 98
tekst Handelingen 1:3
Gezang 13,5.6
Gezang 20,3-6

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 75,1-3
lezen Matteüs 16:13-28
Psalm 98,4
tekst Handelingen 1:3
Gezang 13,5.6
Gezang 21,3
Gezang 20,3-6

Loenen-Abcoude 12/05/96
Mijdrecht 19/05/96
Amersfoort-N 26/04/98
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Het is een stille tijd, zo tussen Pasen en Hemelvaart. De eerste zondagen na Pasen kun je het nog eens proberen te preken over de Emmaüsgangers, of over één van de andere verschijningen van de Here Jezus - dat hoort er zo bij, nietwaar? - maar dan volgen er nog een paar zondagen vóór Hemelvaart. En net als de discipelen in die tijd weer gaan vissen en ander werk opnemen, nemen wij dan in de kerk maar weer de oude draad van andere thema’s en teksten op. Toen ik zo de preek van vanmorgen zat voor te bereiden viel me eigen pas op, hoe lang veertig dagen is: bijna zes weken. En over die, zeg maar, zes weken bewaart de bijbel voor het allergrootste deel een diep stilzwijgen. Als je alle verschijningsverhalen uit de evangeliën achter elkaar plakt, kom je wellicht aan een paar dagen, maar lang niet aan een week, laat staan zes.


Een stille tijd, zo tussen Pasen en Hemelvaart. Toch is er wel wat gebeurd. Dat blijkt wel uit onze tekst. De Here Jezus heeft zich na zijn lijden met veel kentekenen levend vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk van God betreft. Deze zes voor ons zo stille weken waren voor de discipelen kennelijk weken van instructie, weken waarin de Here Jezus hen een soort belijdeniscatechisatie gaf: samenvattend en afrondend, daarna zouden ze op weg kunnen gaan om alle volken te leren wat Jezus hen geboden had. Zodra we ons dat realiseren trekt er iets van een zindering over die stille tijd: in deze zes weken bouwt zich, zomaar in gesprekken en lessen en herinneringen, een onvoorstelbaar hoge-druk-gebied op. Na het afscheid van Jezus op Hemelvaart, is het wachten alleen nog op de wind, de storm van de Geest, die als een orkaan juist rond dit centrum de wereld over trekken zal.

Laten we zo eens luisteren naar Handelingen 1,3:

In de stilte groeit de beslissende boodschap van het evangelie;

daar worden we op vastgelegd,

daar mogen we op terugvallen,

daar mogen we ons door laten meenemen.


Om de lading van Christus’ onderwijs tussen Pasen en Hemelvaart goed in het oog te krijgen, moeten we, denk ik, een verband leggen met dat andere gedeelte dat we samen gelezen hebben: Matteüs 16, en dan in eerste instantie vooral vers 19. Daar zegt de Here Jezus tegen Petrus en de andere discipelen, dat Hij hen de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven zal, en wat zij op aarde binden zal gebonden zijn in de hemelen en wat zij op aarde ontbinden, zal ontbonden zijn in de hemelen. Het mag ons opvallen, dat hier staat: Ik zal u de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven. Dat gebeurt in Matteüs 16 zelf nog niet, bij Caesarea Filippi wordt alleen nog maar de belofte ervan gegeven. Ik denk, dat je mag zeggen, dat die belofte in die stille tijd tussen Pasen en Hemelvaart wordt ingelost. Nu krijgen ze ook inderdaad die sleutels van het koninkrijk der hemelen.


Wat betekent dat nu? Laten we eens van achteraf beginnen. Eerst dat koninkrijk der hemelen. Dat is tenslotte ook de uitspraak van onze tekst: de Heer sprak met zijn discipelen over al wat dat koninkrijk van God betreft. In de evangeliën en in de Handelingen is de komst van het koninkrijk der hemelen de samenvattende aanduiding voor het evangelie, de blijde boodschap, die de Here Jezus brengt. Het heeft de lading van: de Here God zelf zal alles goed maken wat slecht is, en alles heel maken wat kapot is, eens volmaakt op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, maar Hij begint daar nu al mee: om alles wat de Here Jezus heeft gedaan geeft God iedereen die dat wil een nieuw begin, genade en vergeving van zonden, en geeft ons door de Heilige Geest al iets te proeven van wat er aan volmaaktheid komt: krachten van de toekomende eeuw. Het koninkrijk der hemelen is, in het geheel van het Nieuwe Testament gezien, hetzelfde als de gerechtigheid door het geloof, waar Paulus telkens over schrijft. En het koninkrijk der hemelen binnengaan, er bij horen, er deel aan krijgen, is hetzelfde als: een kind van God zijn, en dan ook een erfgenaam van het eeuwige leven. En zo kun je nog een tijdje doorgaan. Het evangelie is zo rijk, dat je er op allerlei manieren over kunt speken. Waar het me nu even om gaat, is, dat het spreken over het koninkrijk der hemelen, of over al wat het koninkrijk van God betreft, wijst op het evangelie zelf, van nieuw leven door geloof in Jezus Christus.

Zo vinden we dat ook telkens terug in de Handelingen. Wat hier in de stilte van de voorbereiding is opgebouwd en uitgegroeid, het wordt door de storm van de Heilige Geest meegenomen en verspreid over heel de bewoonde wereld. Filippus brengt de goede boodschap van het koninkrijk van God en de naam van Jezus Christus in Samaria (8:12). In Efeze sprak Paulus drie maanden lang vrijmoedig met de Joden in de synagoge over het koninkrijk van God en probeerde hen ervoor te winnen (19:8), op zijn reizen preekte hij ’het koninkrijk’ (20:25), en zo eindigt hij ook in Rome, met van ’s ochtens vroeg tot ’s avonds laat te getuigen van het koninkrijk van God (28:23), ja, zo eindigt heel het boek Handelingen (28:31): Paulus verkondigde het koninkrijk van God en gaf onderricht over de Heer, Jezus Christus, vrijmoedig en ongehinderd.

Daarover is het gegaan, die zes weken, tussen de Here Jezus en zijn discipelen. Ze moesten weten wat ze te verkondigen hadden, want, nu moesten zij het verkondigen, en het vastleggen voor alle verkondigers na hen. Daarmee zijn we bij dat andere, bij die sleutels en het binden en ontbinden. Na de Hemelvaart van de Here Jezus zullen de discipelen leraren worden. Zoals de Vader Hem gezonden heeft om te verkondigen de blijde boodschap van het komende koninkrijk der hemelen, de vrede en het nieuwe leven door geloof in Hem, zo gaat Hij nu zijn discipelen zenden, met diezelfde boodschap, en die boodschap is bindend en beslissend zoals de apostelen hem hebben vastgelegd. Het koninkrijk der hemelen kom je alleen binnen via de weg die door de apostelen is gewezen, via geloof in Jezus Christus en het leven daarin. Die bindende en beslissende boodschap van het evangelie, die is hier in de stilte van die zes weken uitgegroeid en uitgehard. En straks komt de storm van de Heilige Geest en brengt juist die boodschap overal, ook bij ons. Maar het is en blijft die éne boodschap, die Christus hier zijn discipelen op het hart bindt: daar zijn we aan gebonden: wat de apostelen hebben vastgelegd, en gebonden of losgemaakt op aarde, dat geldt zo voor God in de hemel.


En dan mag er hier, in Handelingen 1:3, alleen maar een aanduiding staan van waar die bindende boodschap over gaat. Als we, na zoveel eeuwen, terugkijken, dan zien we, dat op de vleugels van de wind van de Geest die boodschap heel tastbaar en begrijpelijk voor ons ligt in het Nieuwe Testament. Zwart op wit hebben de discipelen het uitgewerkt, wat hen op hun ’belijdeniscatechisatie’ door Christus is geleerd. Laten we het maar beseffen: het is in stilte gegroeid, dat evangelie, maar het is de ook voor ons beslissende boodschap van het koninkrijk, van het geloof in Christus, van de redding in zijn naam, die we ontmoeten in het Nieuwe Testament. Op dit boodschap worden we vastgelegd, we zijn er aan gebonden.


Maar laten we ons dan tegelijk realiseren dat het geen harde boodschap is, waar we aan gebonden zijn, maar juist een boodschap van bevrijding en leven. Daarom vind ik het belangrijk, in de tweede plaats erbij stil te staan, dat we op dat evangelie mogen terugvallen, als op een plaats waar we rust kunnen vinden voor ons hart en leven. Dat komt sterk naar voren als we weer even terugkijken naar Matteüs 16, en dan een vers eerder, naar vers 18. Daar zegt de Here Jezus tegen Simon: Ik zeg je, je bent een steen en op deze rotsbodem zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Het komt mij voor dat we dit niet zozeer met het voorgaande als wel met het vervolg moeten verbinden. De rotsbodem waar het hier om gaat is niet maar het fundament van de belijdenis van Petrus, maar het fundament van apostelen en profeten, de vaste grond van wat zij, in Oud en Nieuw Testament hebben vastgelegd, op gezag van Christus. De juiste belijdenis van Petrus is daar alleen maar een onderdeel van, zoals hijzelf, als steen, alleen maar een onderdeel is van de rotsbodem van apostelen en profeten.

Het fundament dat Christus hier afmaakt, in die stille weken tussen Pasen en Hemelvaart, het zal sterk genoeg zijn, om alle aanvallen van hel en duivel te weerstaan: de poorten van het dodenrijk zullen er hun tanden op stukbijten. Ja, en waarom is nu juist dít fundament zo sterk? Precies, omdat het de rotsbodem is van het grote, het goede koninkrijk van God. En dat heet niet voor niets zo, en niet voor niets ook wel koninkrijk der hemelen. Want het fundament van de kerk is niet een boodschap dat wij, als mensen het een en ander moeten doen om ons kromme leven weer recht te buigen, maar het is een boodschap, dat God komen zal met heil, met redding, met een nieuwe werkelijkheid. Het is een boodschap niet dat wij het weer goed moeten maken met elkaar en met God en dat er dan vrede op aarde zal zijn, en zo, maar het is juist een boodschap dat God het al weer goed gemaakt heeft tussen Hem en ons, door Christus’ dood, en dat Hij àlles weer goed zal maken.


Dat is een ongelooflijk rijke boodschap, een vaste grond onder onze voeten, waarop we telkens weer terug mogen vallen. En dat kan ook, heel concreet, want dat alles, waar de Here Jezus hier met zijn discipelen over spreekt, in de stilte voor de storm van de Geest, het is leesbaar en tastbaar in de evangeliën, in het Nieuwe Testament. Laten we het dan ook lezen, en ons erover verbazen: moet je eens kijken wat er gebeurt in het koninkrijk van God: alles wordt anders, alles krijgt van God een andere naam: Adam heet nu voortaan Christus. De zondaar heet een rechtvaardige. De verloren zoon krijgt een ring aan zijn vinger. Het verloren schaap wordt gevonden. Die veel vergeven is, heeft veel lief. De tollenaar wordt een apostel. Die zeven duivelen had zal met Jezus in het evangelie gepredikt worden. Een moordenaar is de eerste, die met Jezus het paradijs binnengaat. De armen, de treurigen, de hongerigen en dorstigen worden zalig gesproken, en de nieuwe naam wacht op ons allen in het koninkrijk van God.


Dat legt God zomaar onder onze voeten, een vast fundament, leesbaar, te gebruiken, om op terug te vallen. Het is wonderlijk genoeg. Je mag het je realiseren, als je je mislukt voelt, moe en belabberd, vies en bezweet voor God: voor zodanigen is het koninkrijk van God, voor armen, mislukkelingen, zondaars, hoeren, tollenaars, gajes van de straat. Wonderlijk, zo gaat het onder mensen niet, maar: hoe bevrijdend. Je mag het je realiseren als je je gekwetst voelt, beledigd en beschadigd: in het koninkrijk van God overwint de liefde: kijk maar naar Christus, de koning, die opstond uit de dood. Hij heeft het laten zien, in de praktijk van zijn leven: dit is de wonderlijke, zo weinig menselijke gerechtigheid van het koninkrijk der hemelen: het toekeren van je andere wang als je geslagen wordt, je vijanden lief te hebben, en wel te doen, die ons haten, of ons verwaarlozen, of ons in de steek laten. Wonderlijk, zo gaat het onder mensen niet, maar: hoe bevrijdend, bevrijdend van al ons draaien om ons zelf, om onze eigen gekwetstheid en gefrusteerdheid heen, bevrijdend van het koesteren van onze eigen pijn. Bevrijdend: we mogen in de ruimte van het koninkrijk staan, vrij van alle zorgen en krampachtigheid over eten en drinken en kleding en zo. Lees het maar na, de evangeliën staan er vol van, van dat koninkrijk van God, en de brieven net zo, al gebruiken ze andere woorden.

Iedere keer weer mogen we staan voor de liefde van God, in Christus Jezus, onze Heer: God is het, die het goedmaakt voor ons in ons leven, God is het die ons aanvaardt, die ons vertrouwen geven wil, die ons opvangen wil in zijn armen, en troosten en kracht geven. Dát is het koninkrijk van God, dat God bij ons komt, en alles goed maakt. Je mag het zomaar ontvangen, als een kind, en het je realiseren zoals het, gek genoeg, op één van mijn bierglazen staat: de hemel geeft, wie vangt, die leeft.


Zo is dat gegroeid en uitgehard in de stilte tussen Pasen en Hemelvaart, dat grote en goede evangelie. De enige blijde boodschap, beslissend voor leven of dood. We worden er op vastgelegd, aan gebonden: dit is de énige reddingsboei voor verdrinkende mensen. Maar wat is het een goede boodschap: rédding, toch redding voor ons, en voor zo velen meer. Nee, de immense krachten van Pasen worden niet even op non-actief gezet, deze veertig dagen. Wie goed kijkt, en ziet wat Jezus doet met zijn discipelen: spreken over al wat het koninkrijk van God betreft, die ziet hier juist diezelfde immense krachten zich samentrekken en - ik weet hier geen toepasselijker beeld - een ongelooflijk hoge-druk-gebied opbouwen van bevrijding en blijdschap en vrede, tot de tijd daar is, en plotseling is er het geluid van een geweldige windvlaag: de storm van de Geest steekt op, de orkaan met de naam Jezus, die cirkelt met grote kracht rond dit éne beslissende evangelie.


Daar kunnen wij vandaag niet meer over spreken alsof het nog steeds de stille tijd van de voorbereiding was. Want op de vleugels van de wind van de Geest heeft dit evangelie ook ons bereikt. En het wil maar één ding: ons meenemen naar de komende werkelijkheid van God, en met ons zoveel mogelijk anderen. Het is de Geest van de creativiteit en de inventiviteit die we daarin ontmoeten, de Geest die inspireert en energie geeft, die oog geeft voor de wegen naar het hart van de ander, die ook oog geeft voor de obstakels in ons eigen hart, onze eigen gebondenheid aan ons eigen leventje, en die ons ervan losmaken wil. Het is de Geest die het evangelie vleugels geeft - maar: het is altijd dit evangelie, dat hier in stilte zijn vorm gekregen heeft: beslissende boodschap van leven en bevrijding, die ons meenemen wil naar de grote dag van Christus, als God inderdaad àlles nieuw maken wil. Amen.


<<<