Handelingen 2:41-47

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 85,1.3
lezen+tekst Handelingen 2:41-47
Psalm 85,4
Psalm 87,1-2
Psalm 98,1
Psalm 96,1-5

Loenen-Abcoude 05/11/97
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Iedere dag dankdag, daar lijkt het wel het meest op in Handelingen. Onder de directe invloed van de Heilige Geest wordt iedere dag tot dankdag, onder de directe indruk van het offer van Jezus Christus wordt iedere dag tot een feest.

Voor we zo meteen samen ons dankgebed voor God brengen willen we dit bijbelgedeelte ons eerst weer te binnen brengen. Want dankdag mag geen eilandje in ons leven zijn, geen vroom moment waar we de dankbaarheid van een heel seizoen voor hebben opgespaard. En ook geen eilandje in die zin, dat wij hier wel zeggen dankbaar te zijn voor wat God ons gegeven heeft, maar dat niet laten zien, morgen en overmorgen in een leven van delen en gemeenschap. Dankdag wil ingebed zijn in een leven van dank en van delen. Die ene dankdag wil teken zijn van alle andere dagen van dank en delen.


Ik denk, als ik het zo zeg, dat we het daar allemaal wel mee eens zijn. Toch valt het in de praktijk van ons leven van alledag lang niet mee, om inderdaad een leven van dank en delen te leiden. Zo nu en dan dringt het weer tot ons door, maken we weer een nieuwe start. Maar heel vaak ook vergeten we, wórden we geleefd door alles wat moet gebeuren, draait ons leven om het kleine middelpunt van ons zelf en de mensen die ons het meest nabij zijn.

Wanneer we dan zo’n gedeelte uit Handelingen lezen, vanavond, en ook zondagmiddag al, dan krijgt dat snel iets deprimerends. We lezen het met iets van: ja, zo zou het moeten, maar tegelijk beseffen we dat wij deze dankbaarheid en deze gemeenschap meestal niet bereiken, en misschien ook wel nooit zullen bereiken. En als we er dan nog eens over nadenken, bekruipt ons zomaar het gevoel: is dit ook niet veel te veel gevraagd? Elke dag dankdag, dat brengt toch geen mens op...


Wat moeten we nu met dat soort gevoelens van: dit is toch niet haalbaar? Moeten we ze maar het zwijgen opleggen? Zo van: het is niet interessant wat wij er van vinden of hoe wij het ervaren, de bijbel is duidelijk: zo moet het, dus ga er maar aan staan? Als we dat zouden zeggen, zouden we in ieder geval een heel belangrijk punt raken: in ieder geval bepalen onze gevoelens niet wat onze God zegt in zijn Woord. Wij mogen onze indrukken en ervaringen niet gebruiken om te schiften, om onderscheid te maken tussen wat wij wel willen doen uit de Bijbel en wat niet.

Toch zou het ongelukkig zijn om tegen onszelf te zeggen: niet zeuren, kom op. Daarvoor zijn indrukken en gevoelens te kostbaar. God heeft ons niet alleen een verstand gegeven, maar heeft ons als complete mensen gemaakt. Het is veel boeiender en veel indrukwekkender om ook zo te leven, en alles te gebruiken wat God ons gegeven heeft. Je kunt namelijk de indrukken en gevoelens heel goed gebruiken om vragen te stellen aan de bijbel. Dat vind ik hier, bij onze tekst heel opvallend. Laten we maar eens kijken.


Als wij het gevoel hebben dat we hier in Handelingen een beeld vinden van zoals het eigenlijk zou moeten, maar de ervaring dat ons dat steeds maar niet lukt, met alle frustrerende gevoelens van dien, hoe lezen wij dit bijbelgedeelte dan? Als we dat eens goed tot ons door laten dringen: ja, eigenlijk als een bepaald ideaalbeeld, als een bepaald doel, dat wij ook zouden moeten bereiken. Die dankbaarheid, die gemeenschap, die zouden wij ook op moeten brengen. Nou, daar moet je dan gewoon eens een vraag van maken aan de bijbel en dus aan God: je leest zo’n gedeelte en het komt op je over als een ideaal, een onbereikbaar ideaal ook nog, vraag dan maar aan God: hoe bedoelt u? Bedoelt U met deze verzen ons echt een ideaal voor te houden, een doel, dat wij bereiken moeten? En dan nog eens lezen, en luisteren, dit bijbelgedeelte, en nog meer er om heen.


Als we dat hier doen, dan zien we dat er alle reden is om deze verzen helemaal niet als een ideaal, een doel te lezen. Het is Handelingen 2 hier, vers 41 begint op de dag van Pinksteren. Al die mensen die Petrus’ woord aanvaarden hebben net de gave van de Heilige Geest ontvangen. Die Heilige Geest bezielt hen om zo te doen als hier beschreven wordt. De dankbaarheid en de gemeenschap die hier beschreven worden zijn niet de prestatie van die eerste gemeente, maar het effect van de gave van de Heilige Geest. Ze zijn dus niet een ideaal, of een doel, dat wij zouden moeten bereiken, maar ze zijn een tekening van dat wat de Heilige Geest ons geven wil. Kijk eens aan. Dan zien die zeven verzen er toch wel wat anders uit. En dat hadden we nooit ontdekt als we meteen onze gevoelens het zwijgen op hadden gelegd.

Als je van je gevoelen en je ervaringen een vraag maakt aan God, dan zul je telkens zien dat God op die vraag ook antwoorden geeft. Hebben dan die gevoelens en ervaringen de dienst uitgemaakt? Bepalen die het antwoord van de bijbel? Welnee, God bepaalt zelf zijn antwoorden. En het effect is hier ook meteen dat die gevoelens kunnen verdwijnen. God gaat er op in, en doet er iets mee. Zijn Woord blijkt ook een woord van troost te zijn, dat onze gedachten en gevoelens tot rust brengt bij Hem.


Dat is echt iets heel anders dan een ideaal. Een ideaal jaagt ons op en richt ons op onszelf, op wat wij allemaal doen. En als we het niet halen, dan worden we moe en gefrustreerd. Een leven van dank en gemeenschap als ideaal, daar ga je inderdaad helemaal kapot aan als zondig mens. Maar een leven van dank en gemeenschap als gave, dat is iets heel anders. Dat richt ons niet op onszelf, maar juist op God. En alle tekortschieten van ons daarin drijft ons des te meer naar God: Hij zal het ons moeten geven. En Hij zal het ons ook geven. U moet er maar op letten: hoe dichter wij bij God leven, hoe dieper wij bij Hem wegschuilen, des te meer blijkt in ons leven ook dank en gemeenschap op te duiken. Niet van ons uit, als onze prestatie, maar van Hem uit, als zijn gave.


En dan zien we hier, in Handelingen 2, zo meteen op Pinksteren, heel omvattend getekend wat God ons geven wil. Zo compleet, zo omvattend komt het in de kerk niet vaak voor. Wij lopen God vaak in de weg, bedroeven zijn Heilige Geest. Daar is de bijbel heel reëel in. Deze tekening van Handelingen 2 staat niet op zichzelf in Handelingen. Straks komen ook Ananias en Saffira, en straks komt er ruzie over de verzorging van bepaalde weduwen en moeten er speciale maatregelen genomen worden. Als Handelingen 2 een ideaal was, dan zou je met de bijbel in de hand kunnen zeggen: kijk maar dat het niet haalbaar is, dat het een te hoog gegrepen ideaal is. Maar nu Handelingen 2 een tekening is van wat God geven wil, nu leren we er iets heel anders uit: kijk maar, dat alles afhankelijk is van God, van wat Hij geeft. Let maar op, zorg er alsjeblieft voor dat je dicht bij God blijft.


Komt het er dan voor ons niet meer op aan? Kunnen wij dan met een gerust hart dankdag een eiland in ons leven laten, en morgen weer onze eigen gang gaan in ons druk, druk, drukke leven, en alle gemeenschap en delen van Gods gaven wel vergeten? Welnee. Het komt er voor ons maar al te zeer op aan. Maar het is vraag op wat voor manier. Het komt er niet voor ons op aan op die manier, dat wij ons nu goede voornemens gaan maken om morgen en overmorgen en verder onszelf op te werken tot dankbaarheid en gemeenschap. Het komt er niet voor ons op aan dat wij ons best gaan doen dit ideaal van Handelingen 2 in ons leven en onze gemeente te verwerkelijken.

Maar het komt er wel voor ons op aan dat wij dicht bij God leven, dat wij Hem zijn gaven aan ons laten geven. Het komt er wel voor ons op aan dat wij zijn Heilige Geest niet bedroeven. Nietwaar, als wij van een leven van dank en gemeenschap bij onszelf weinig merken, dan is dat geen reden tot frustratie over een ideaal dat wij niet gehaald hebben, maar het is wel reden om alleen of samen schuld te belijden voor God. We hebben Hem dan kennelijk flink in de weg gelopen met onze eigen besognes en zorgen en frustraties.


Schuld belijden, op dankdag? Ja, want werkelijk christelijk schuld belijden loopt altijd over in dank. Je kunt ook op een verkeerde manier schuld belijden. Dan blijf je hangen in alles wat je zelf verkeerd hebt gedaan. Eigenlijk hoort die manier van schuld belijden bij zo’n ideaal, een ideaal wat je niet bereikt. Dan wordt het een uitspreken van onmacht, van ook maar een zondaar zijn, en niet meer. En dan kijk je bij je schuldbelijdenis alleen maar naar jezelf. Maar als je werkelijk christelijk schuld belijd, dan kijk je vooral naar God. De God die zijn gaven geeft, ook van dank en gemeenschap. Wie voor Hem belijdt dat hij of zij tekort geschoten is in dank en in gemeenschap, die wordt er tegelijk weer heel direct en persoonlijk bij bepaald dat het God is die ons dat alles geven moet, en - die ons dat alles geven wil. Nou, als er één reden voor dank is, dan is het toch die?


Dankdag wil niet een eilandje in ons leven zijn, een eilandje van dank en delen. Ik denk dat we nu preciezer kunnen zeggen waarom dat zo is. Dus niet omdat wij in de kerk een bepaald ideaal hebben van een leven van dank en delen. Zo’n ideaal zou alleen maar een schaduw over ons danken leggen, een schaduw van mislukking en tekort. Het gaat er juist om dat God ons zo’n leven van dank en delen wil geven. Dát legt niet een schaduw over ons danken, ook al ontbreekt er nog zoveel aan. Het verdiept juist ons danken omdat God ons zijn gaven van dankbaarheid en gemeenschap tóch geven wil, ondanks onze ondankbaarheid en ons egoïsme, en omdat God ons die gaven telkens weer geven wil, zo vaak als wij met ons gebrekkige leven weer schuilen bij Hem.

Dankdag, een dankgebed, ja, als een teken van een leven van dank en delen, als een teken van een leven van bidden, schuld belijden èn danken. En zij loofden God, daar in Jeruzalem, want ze hadden begrepen dat hun dank en hun delen niet hun prestatie was, maar de grote gave van de Heilige Geest. Idealen worden altijd tot idolen, tot afgoden, waar je moe van wordt omdat je alles zelf moet doen. Maar gaven van God zijn een kracht in je leven die je draagt en die maakt dat je in staat bent tot dingen die je zelf nooit zou kunnen: een leven van dank en delen. Amen.


<<<