Romeinen 5:15

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Gezang 19,3
Gezang 19,4
lezen 1Korintiërs 15:20-22.35-49
Gezang 22,4.7
lezen Romeinen 5:8-21
Psalm 111,1.2
tekst Romeinen 5:15
Gezang 19,1
Gezang 19,2

Loenen-Abcoude 27/10/96
zie de handout (pdf)
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Misschien kent u die ervaring, dat het ene waagstuk wel eens het andere oproept. Nu zoiets voel ik bij de preek van vanmiddag. Het is zo’n min of meer losstaande vrije-stof-preek, want volgende week is het thema-week van de basisschool en die week daarna ben ik op vakantie. Met een vervolg-serie beginnen heeft dus geen zin, en met zondag 32 verder gaan ook niet: dat is net de eerste van de serie zondagen rond de tien geboden. Toen herinnerde ik mij, dat we, al weer een tijdje geleden, samen stil hebben gestaan bij de eerste hoofdstukken van Genesis. De schepping. Adam en Eva in het paradijs. De zondeval. De manier waarop God de mensen inperkt in hun mogelijkheden, na die val. En zo voort. En ik dacht: laat ik eens kijken of ik aan die serie niet een soort staartje kan maken? Eens kijken: waar komt de bijbel weer over Adam en Eva te spreken, ná de eerste hoofdstukken van Genesis?

Goed, computerconcordanties of niet, dat viel me eigenlijk in eerste instantie best wat tegen. Het hele oude testament gaat op het verhaal van Adam en Eva eigenlijk niet meer in. Adam wordt genoemd in Deut 32:8 en 1Kron. 1:1, en er wordt een half woord over hem gezegd in Job 31:33. Tenslotte is er nog Hos. 6:7, maar die tekst is kennelijk niet in orde. Zoals hij er nu staat kan niemand er een uitleg van geven die aan alle moeilijkheden recht doet. Niet echt iets om over te preken dus. En dat is het dan. Pas in het nieuwe testament biedt meer. Naast vermeldingen van Adam in Luk. 3:38 en Jud.:14 en van Eva in 2Kor. 11:3, wordt er nu ook een paar keer op zaken ingegaan. Nog is het niet veel, maar toch bij elkaar vier keer: behalve de gelezen gedeelten uit Rom. 5 en 1Kor. 15, een bekend/beroemd/beruchte passage: ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden. Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva. En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen; en wat daar verder volgt in 1Tim. 2:12-15.


Wel, ik heb die preken over Genesis indertijd als een waagstuk ervaren, al is het alleen al vanwege de moeilijkheid om over zulke - in veel bijbeltjes letterlijk - stukgelezen hoofdstukken iets te zeggen dat de aandacht een preek lang kan vasthouden. Maar het waagstuk van 1Tim. 2 vond ik toch echt iets te groot. Daar brand ik me misschien een andere keer nog wel eens aan. Wat restte waren de drie andere plaatsen bij Paulus, twee in 1Kor. 15 en Rom. 5. Nu is 1Kor. 15 tamelijk aparte stof: alles staat in het teken van Paulus’ discussie over de opstanding. Op een gewone doordeweekse zondag zat er dus niet veel anders op dan òf de hele gedachte opgeven, òf met Rom. 5 aan de gang gaan. Nou, we hebben het gelezen, en u hebt er een geïllustreerd blaadje over in de bank gevonden, maar - ook daarmee haal je wel iets overhoop.

Een waagstuk blijft het dus wel, vanmiddag. Maar, dit waagstuk levert in ieder geval een goede boodschap, een evangelie op. Laat ik die boodschap eerst eens samenvatten, dan weten we tenminste waar we ons in de rest van de preek voor inspannen. Die samenvatting kan in een paar woorden, ik zou iets zeggen als: de genade van God is altijd meer: meer dan de zonde, en meer dan de dood.


Onze geliefde broeder Paulus had een vruchtbare pen. Het grootste deel van het nieuwe testament staat op zijn naam. Maar van het allereerste begin af merkte iedereen, dat er, zoals Petrus fijntjes opmerkt, in zijn brieven een en ander moeilijk te verstaan is. Romeinen 5 geldt wel als een schoolvoorbeeld daarvan. Als je het ziet in die kleine lettertjes in je bijbeltje, of hoort voorlezen, kan je zomaar de vraag bekruipen: wat moet ik hiermee, hoe krijg ik hier grip op? Reden voor ongerustheid is er dan dus niet, want je bent niet de eerste die zich dat afvraagt. Meer reden is er om zo’n stuk Paulus eens rustig aan te kijken. Hij had heel wat te vertellen. Voor ons dus heel wat te studeren.

Maar goed, hoe pak je dat aan? hoe krijg je hier grip op? Net als indertijd bij Genesis geef ik gelijk wat tips. Toen we Rom. 5 net lazen, zal u al wel opgevallen zijn, dat Paulus in deze verzen allerlei redeneringen bij elkaar en bovenop elkaar zet. Woorden als daarom, derhalve, want, omdat, zoals... zo, en dergelijke laten dat meteen merken. Maar omdat het er zoveel zijn wordt het moeilijk te volgen. Je ziet als het ware door de bomen van al die zinnetjes met want en omdat, het bos van de redenering niet meer.


Wat doe je daar nu aan? Ik heb indertijd bij het verhaal in Genesis 2 gezegd: het is makkelijk als je dit soort verhalen vergelijkt met een toneelstuk. Dan vallen je allerlei dingen op en krijg je meer grip op het geheel. Zo’n soort vergelijking kun je bij teksten als deze ook maken. Ze vormen een redenering, en een redenering kun je vergelijken met een ketting. Met als die woordjes als daarom, want, omdat, en zo, worden zinnen als een ketting aan elkaar geschakeld. Eén van de dingen die je nu kunt doen om grip op die redenering, op die ketting, te krijgen, is proberen de verschillende schakels van de ketting zichtbaar te maken. Ik heb dat vanmiddag op dat blaadje maar eens voorgedaan: ik heb zoveel mogelijk al die ’redeneerwoorden’ onderstreept. Dat kun je in je studiebijbeltje ook doen. Het effect is, dat al die losse schakeltjes van de ketting van de redenering zichtbaar worden.

Wat je dan tegelijk merkt, is dat de ketting van een redenering niet zomaar een eenvoudige ketting is van allemaal even grote schakels. Nee, sommige zijn groter dan andere, en er hangen ook schakels maar aan één kant vast aan een andere schakel. Ergens heeft het ook wat van een bedelkettinkje. Dat heb ik op dat blaadje zichtbaar proberen te maken door bepaalde zinnen te laten inspringen. Als een zinnetje de reden geeft voor de zin ervóór, heb ik die iets naar rechts gezet. Kijk maar meteen bovenaan: vers 10, dat begint met ’want’, geeft de reden voor wat in vers 8 en 9 gezegd is. Zo is het ook in vers 15b, vers 16b, 17 en 19. Verzen die nog weer een reden voor een reden geven, of even uitweiden, heb ik nog een stukje verder naar rechts gezet. (vs 13/14 en 20). Er zitten trouwens twee irritante fouten in dat blaadje die ik pas opmerkte toen het al vermenigvuldigd was: de verzen 11 en 21 horen gewoon links te staan.

Nou, de verzen die dan helemaal links staan vormen de hoofdschakels van de ketting van de redenering, de verzen die iets naar rechts staan zijn verbindende tussenschakeltjes, en die verzen die nog verder naar rechts staan zou je met de bedeltjes aan de ketting kunnen vergelijken. Het leuke is nu, dat je de ketting van de redenering nu ook in een korte vorm kunt lezen, door de zinnen die helemaal links staan achter elkaar te zetten: God bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. En dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Heer Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben. Daarom (hierom namelijk): gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en... ja, en dan loopt de redenering even niet: Paulus corrigeert zichzelf: Maar het is met de genadegave niet zoals met de overtreding, en het is met het geschenk niet zoals door het zondigen van één, ... maar dan neemt hij de draad weer op: derhalve (namelijk): gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven, opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Heer.

Ziet u, daarmee is het allemaal nog niet totaal gemakkelijk en eenvoudig geworden, maar we hebben wel even de hele ketting gezien. En het is meteen opgevallen, dat de ketting even stokt, dat Paulus zichzelf corrigeert vóór hij verder gaat. Ik heb die punten daarom maar even dubbel onderstreept.


Een volgende vraag die je nu kunt stellen is: wat is de eerste schakel in de redenering, waar worden al de volgende schakels aan vastgeknoopt? Ik heb expres niet het gedeelte vanaf vers 12 genomen, omdat dat begint met ’daarom’. Ergens in het voorgaande moet dus de uitspraak zitten waar dit ’daarom’ en wat dan volgt de onderbouwing van geeft. Kijken we dan even naar de verzen 8 tot 11, dan zien we, dat Paulus in vers 11 eigenlijk iets nieuws, iets méér gaat zeggen: en dát niet alleen, maar zelfs. Nu, dát lijkt me dan ook de eerste schakel van de redenering die dan volgt. Heel de rest, tot en met vers 21, schrijft Paulus om dat te onderbouwen: wij roemen zelfs in God door Christus.

Dat is dus een belangrijk punt, om even goed naar te kijken. Niet alleen bewijst God zijn liefde voor ons in Christus’ dood, en niet alleen worden wij zeker behouden doordat Christus leeft, maar wij roemen zelfs in God. En roemen betekent dat je dankbaar en blijf God looft en prijst om wat Hij heeft gedaan en zal doen. Je zou vers 8-11 kunnen samenvatten als: wij worden niet alleen door Gods liefde gered en behouden, maar we zijn ook heel erg blij daarmee. En dan gaat Paulus in de volgende verzen voor dat laatste de reden geven. Alles wat volgt is een antwoord op de vraag: waarom zijn wij dan zo blij met Gods redding? Het moet dus in het vervolg wel om iets heel moois gaan.

En dat is ook zo. We zijn blij met Gods redding omdat wel door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, maar nu ook door één mens de genade de wereld is binnengekomen en door de genade het eeuwige leven, en die genade is veel meer dan die zonde. En dat laatste, dat ’veel meer’, dat vindt Paulus hier eigenlijk het belangrijkste. Drie verzen lang (15-17) corrigeert hij de vergelijking die hij net is begonnen tussen die twee ’éne mensen’. Dat ’veel meer’ is dan ook de eigenlijke reden waarom hij ons in God wil laten roemen. Gods genade is maar niet een eenvoudige correctie van ons kwaad. God zorgt niet maar ervoor dat weer heel wordt wat kapot gegaan is. Hij restaureert niet, maar doet veel meer dan dat: Hij laat ons leven en als koningen heersen door Jezus Christus. Gods genade is niet maar herstel van wat in den beginne was, maar omvat een nieuwe schepping, waarin zonde en dood, zoals Paulus ergens anders zegt: verzwolgen, opgeslokt zijn in de overwinning. De genade is altijd meer. Als genade alleen maar herstel was, dan was dat fijn, en om zo te zeggen, een reden om dank u wel tegen God te zeggen, maar nog geen reden om in Hem te roemen. Nu is Gods genade veel meer dan herstel, en is er dus alle reden om God blij en dankbaar lof te zingen.


Pas als Paulus dát goed duidelijk heeft kan hij de vergelijking tussen Adam en Christus gaan uitwerken. Gelijk door één mens, Adam, de zonde in de wereld is binnengekomen, zo is door één mens, Christus, de genadegave gekomen. Het is alsof Paulus daarmee wil zeggen: pas goed op: je kunt Adam en Christus alleen maar vergelijken op dat punt van door één mens gebeurde dit en door één mens gebeurde dat. Maar verder staan Adam en Christus helemaal niet op één lijn. Dat mogen wij wel beseffen, met ons ingesleten spraakgebruik over eerste en tweede Adam. Die woordcombinatie komt in de bijbel al niet eens voor. Paulus spreekt in 1Kor. 15 van eerste en laatste Adam, en hij legt dat uit: de eerste is uit de aarde, de tweede is uit de hemel. Ook daar is Christus veel meer dan Adam, zoals een levendmakende geest veel meer is dan een levende ziel, een levend wezen. Veel meer. De genade is veel meer dan herstel: ze omvat een nieuwe schepping: we zullen het beeld van de geestelijke dragen.


Pas met die correctie van het ’veel meer’ kan de vergelijking tussen Adam en Christus gemaakt worden. Paulus doet dat op het punt van de betekenis van de éne voor (zeer) vele mensen. Door één mens, Adam, is de zonde de wereld binnengekomen. En voor Paulus is de zonde een macht, waartegen wij mensen, op onszelf niet opgewassen zijn. Is de zonde eenmaal binnen, dan gaan ook alle andere mensen zondigen. Paulus formuleert hier, het is in vers 12, heel precies. We moeten daar niets bij verzinnen, maar het nemen zoals het er staat. Door Adam is de zonde de wereld binnengekomen, en door de zonde de dood (niet erbij verzinnen: de dood is een straf van God op de zonde, want dat staat er niet; het gaat er Paulus, zoals uit 6,23 blijkt juist om dat de zonde zelf de dood meebrengt, dat je er om zo te zeggen aan dood gaat), zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan omdat allen gezondigd hebben (niet erbij verzinnen: in Adam gezondigd hebben, want dat staat er niet: de mensen hebben zèlf gezondigd, ze waren niet opgewassen tegen het kwaad).

Dat het er echt om gaat dat de mensen nu zèlf zondigden, blijkt uit vers 13 en 14. Die verzen geven de reden bij ’omdat allen gezondigd hebben’. Al vóór de wet was er wel zonde in de wereld, ook al wordt die dan niet ’toegerekend’. Dat is een heel verwarrende vertaling. Het gaat er om, dat zonder wet de zonde niet wordt vastgelegd. Er is wel zonde, maar die zonde wordt niet ’geboekt’ als zonde tegen dit of dat gebod. Maar dat die zonde er wel degelijk is, blijkt uit de dood. Dat werkt vers 14 uit.

De betekenis van de daad van Adam was dus, dat hij een leven in zonde begon, dat geen mens kon stoppen, dat integendeel steeds erger werd. Ik heb dat onderaan wat uitgetekend. Bij Adam komt de zonde in de wereld. Vervolgens breidt die zonde zich onder de andere mensen uit. En dan komt, bij Mozes, de wet erbij, krijgt de zonde een naam, en, zoals Paulus dat in hoofdstuk 7 verder uit gaat werken, dan wordt de zonde alleen maar meer: het verbod brengt ons op nog meer zonde: de overtreding neemt toe (vers 20). En daarin blijkt, en blijkt steeds meer, de dood als koning te heersen. Door de overtreding van die éne, sterven zeer velen.

Maar dan komt die andere éne: Jezus Christus. Zijn ene daad van gerechtigheid brengt zeer velen het leven, rechtvaardiging, ja, koningschap. Heel die door Adam ontketende samenhang van zonde en dood, wordt door Christus opgevangen, en niet maar gecorrigeerd, maar veel meer dan dat. De genade is overvloedig geworden. De zonden worden maar niet afgewassen, maar weggespoeld. Genade is maar niet mondjesmaat, maar meer dan alles omvattend. Als de zonde toeneemt door de wet, dan wordt de genade meer dan overvloedig. De genade is altijd meer. En daarom, om dat meer, is er voor ons reden tot roem, tot blijdschap, tot halleluja-zingen.


Ja, en laten we dat vooral naar onszelf toehalen, in ons eigen leven. Want wij leven hier op aarde, en wij staan zelf nog steeds in die grote samenhang van zonde, die Adam ontketend heeft. Ook wij zijn op onszelf niet in staat om het kwaad te weerstaan. Met onze eigen geschiedenis van zonde, van verkeerde daden, slechte opmerkingen, ruzie, egoïsme en noem maar op, zitten ook wij gevangen in die vork van Adam, die klem van zondigen. En ook bij ons maken Gods goede geboden maar al te vaak slechte ideeën wakker. Maar mèt dat al: ook wij mogen roemen in God: want Gods gave in Christus is meer, altijd meer, wat wij ook hebben uitgehaald, hoe erg, hoe vaak ook. Houdt het maar vast: als de zonde toeneemt, wordt de genade meer dan overvloedig: de genade wint het altijd, zij is altijd meer.

En ook anders: want als je zondigt ga je dood, dood in die heel brede bijbelse zin: als je ruzie maakt breken relaties stuk, als je een egoïst bent word je eenzaam, maar ook dood in onze eigen zin: de aftakeling van de zonde brengt ook letterlijk de dood mee. Maar, mèt dat al: wij mogen nu al de overvloed van genade en van de gave van de gerechtigheid ontvangen, we mogen nu al leven, en als koningen heersen door die ene, Jezus Christus. Op jezelf, inderdaad, ben je niet opgewassen tegen het kwaad. Maar na Christus hoeft niemand op zichzelf te staan: de genade is altijd meer. Hoe sterk de aanvechting ook is, en hoe venijnig de verleiding, de genade van God is sterker, en wil ook ons de kracht geven om de zonde te weerstaan, om gebroken relaties te herstellen, om vaste ingesleten patronen te doorbreken. Want het kan best zijn dat de zonde als koning heerst in de dood, maar de genade heerst door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven, en die genade is veel meer. En daarom kan Paulus in hoofdstuk 6 zo verder gaan als hij het doet en ons te manen de zonde niet langer in ons leven te laten heersen. Dat kan, want de kracht van Gods gave in Christus is inderdaad altijd meer dan de kracht van zonde en dood.


Meer, altijd meer. En daarom: God bewijst niet alleen zijn liefde voor ons in Christus’ dood, en ook worden wij niet maar eens door Christus’ leven behouden van de toorn, maar, veel meer, altijd meer, zelfs roemen wij in God door onze Heer, Jezus Christus. Er is reden tot blijdschap, tot dankbare vreugde in ons leven, niet omdat wij zo goed, zo sterk, zo vroom en zo gelukkig zijn, maar alleen hierom: Gods genade is altijd meer: meer dan de zonde, en meer dan de dood. Amen.


<<<