Romeinen 6:12-13

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 121,1.2
Psalm 121,3.4
doop Cornelis Bastiaan Rietkerk
Psalm 90,1
lezen Romeinen 6
Gezang 25,2
tekst Romeinen 6:12-13
Psalm 90,8
Psalm 55,7-9

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 121,1.2
doop
Psalm 90,1.8
lezen Romeinen 6
Gezang 25,2
tekst Romeinen 6:12-13
Gezang 4
Psalm 55,7-9

Loenen-Abcoude 13/10/96
Utrecht-C. 12/01/97
Gouda 12/10/97
Rotterdam-C. 28/06/98
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Hebt u het goed gezien, daarnet, de boodschap van God over Kees? In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is het hen op het lijf geschreven, zoals het ons allemaal op het lijf geschreven staat: jongens, zoals je nu bent, pas geboren of niet, zo ben je niet goed, goed om in mijn koninkrijk binnen te gaan. Je moet nieuw worden, nieuw gemaakt worden. En God beloofde: dat ga Ik doen, in al de volheid van mijn God-zijn ga Ik aan het werk met jou, Kees ja Ik ben al met je aan het werk. Want zo is het toch, nietwaar? Als God iemand, zoals Kees, uit gelovige ouders geboren laat worden, ouders die hier publiek beloven dat zij hun leven willen stellen in de dienst van God, tot heiliging, ook van het leven van hun kinderen, - dan is God al met hem bezig. En Hij gaat daar mee door, ons leven lang. Dopen betekent nieuw worden, nieuw gemaakt worden.


Hebt u het goed gezien? En hebt u er aan gedacht, allemaal - hebben jullie er aan gedacht, jongens en meisjes, dat wij net zo, met dezelfde belofte, gedoopt zijn? God wil ons nieuwe mensen maken, en dat heeft Hij ons bij onze doop op het lijf geschreven: Zie, Ik maak alle dingen nieuw, en jou wil Ik daar ook bij hebben: nieuw. God belooft ons nieuw te maken, en - daarmee begint Hij meteen, net als bij Kees. Want Gods koninkrijk, zijn nieuwe wereld van vrede en gerechtigheid, is niet alleen maar toekomstmuziek. Hij deelt er nu al van uit, laat ons er nu al van proeven: krachten van de toekomende eeuw, Hij geeft ons al iets in ons leven in handen van het leven dat komt: een onderpand, zijn Heilige Geest. Er is een gave van vernieuwing in ons leven, nu al. Gedoopt zijn betekent: God is met mij aan het werk, om nu al een nieuw mens van mij te maken.


Hebt u het goed gezien, die doop van Kees? God is met ons aan het werk: Hij geeft ons nu al de gave van vernieuwing van leven, hoe oud of jong we ook zijn. Daarom is zo’n doop tegelijk ook een sterke aansporing voor ons. Want die gave van vernieuwing is niet iets om in een zweetdoek in je leven te begraven, maar om te gebruiken. Zo hoort het bij het evangelie. Dat is een gave om te gebruiken. Net als, ja, als je iedere dag een dikke tien kilometer zou moeten lopen naar school, dat iemand je dan een fiets geeft, zomaar. Die laat je dan toch zeker ook niet in de schuur staan? Nee, die is om te gebruiken. Zo is het met de gave van Gods werk in ons leven ook. Als we die in de doop weer scherp voor ogen krijgen, dan zit daar meteen de aansporing in: kom op, maak er gebruik van!


Die aansporing brengt Paulus in onze tekstverzen precies onder woorden. In deze preek wil ik haar u nog eens extra op het hart binden. Laat ik de rest zo maar eens samenvatten: de gave van Gods vernieuwing in ons leven is om te gebruiken, te gebruiken om weerstand te bieden aan de zonde, en om de helpende hand te bieden aan de gerechtigheid.


Voor ons gevoel is Paulus toch altijd wel een beetje een geval apart. Wie in het Nieuwe Testament begint te lezen, en de evangeliën uit heeft, die zou zomaar niet verwachten dat er zoiets volgen zou als de brieven van Paulus. Niet alleen is de sfeer van zijn brieven heel anders dan die van de verhalen uit de evangeliën, we vinden hem al snel ook heel moeilijk. Het lijkt wel alsof het na Handelingen plotseling ergens anders over gaat.

Toch is dat niet zo. Inderdaad, Paulus gebruikt andere woorden (genade, gerechtigheid, eeuwig leven), maar het gaat hem om dezelfde zaak. Wat de Here Jezus bedoelde met de komst, met de gave van het koninkrijk van God, dat is het ook wat Paulus bedoelt met die gerechtigheid, die goede verhouding met God, die zomaar gegeven wordt, zonder dat je er iets voor hoeft te doen, en die geldt voor altijd. God zelf maakt het weer goed tussen Hem en ons, Hij maakt ons rechtvaardig ’ten eeuwigen leven’, zo noemde Paulus dat aan het slot van Romeinen 5. God maakt het dus zó goed tussen Hem en ons, dat wij zijn koninkrijk, het eeuwige leven, vrijuit kunnen binnengaan. Daar hoeven wij niets voor te doen. God geeft het ons.

En net als bij de Here Jezus: dat was wel even een omschakeling voor de mensen die Paulus met die boodschap aansprak. Want of ze nu Jood of Griek waren, altijd hadden ze van jongs af iets heel anders geleerd: je moest er heel wat voor doen, wilde het weer goed worden tussen God, tussen de goden en jou. Net zo goed als zijn volksgenoten geen weg wisten met de boodschap van de Here Jezus, en bleven hangen in die vraag: goede Meester, wat moet ik doen om het koninkrijk van God binnen te gaan?, zo had Paulus ook niet zomaar contact met zijn hoorders. Heel wat keren moet hij bij zijn werk die tegenwerping gehoord hebben: ja maar, wacht eens even, beste Paulus, als het je dan allemaal zomaar gegeven wordt, of je er nu iets voor doet of niet, dan maakt het toch allemaal niet meer uit wat je verder uithaalt in je leven? Dan kun je rustig doorgaan met zondigen, met slechte dingen doen. Wat maakt het uit als God toch alles geeft? Ja, komt Gods geven niet des te sterker uit, als er bij ons helemaal niets tegenover staat? Als God ons toch uit de goot opvist, wat maakt het dan nog uit of wij ons nog eens extra vies maken, en ons nog een keer extra wentelen in de rommel? Mogen wij dan bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?


Volstrekt niet. Helemaal niet. Geen sprake van. Paulus is hier heel beslist. Want de gave van God, de redding, de verlossing, de vernieuwing, die wordt ons niet maar eens in de toekomst gegeven, bij de jongste dag of zo. Dán zou je kunnen zeggen: wat maakt het uit wat wij vóór die tijd uithalen? Maar Gods gave wordt nu al gegeven. Hij laat op dit moment al vergeving, genade, en een nieuw leven uitdelen. En als je dan toch gewoon doorgaat met je oude leven, dan, ja, - dan doe je net alsof je niets gekregen hebt. En je hebt wèl wat gekregen: een dood voor jou en een volstrekt nieuw leven in de naam van de Here Jezus zelf, een leven dat reikt tot in het koninkrijk van God, maar dat hier, nu al begint.


Midden in ons eigen mensenleven krijgen wij, in de naam van de Here Jezus zelf, twee dingen: zijn dood en zijn nieuwe leven voor het onze. En juist die gave betekent een breuk in ons bestaan. We krijgen van de Here Jezus niet alleen maar een nieuw leven, dat als het ware op ons oude geplakt wordt, er aan vastgeknoopt wordt, als een soort extra: bij al het oude extra mogelijkheden. De levensvernieuwing die de Here Jezus ons geeft is niet een soort turbo op onze motor, of een overdrive op onze processor, die verder alles onveranderd laat. Nee, wij krijgen ook zijn dood voor onze dood. Er komt een breuk in ons bestaan, zo diep als de dood. En na die breuk komt een werkelijk nieuw begin: een nieuwe schepping, noemt Paulus dat ergens anders. Je kunt het zien in de doop. Want dopen is onderdompelen nietwaar? Eerst ondergaan, en dan weer boven gehaald worden. Dood en leven. Een breuk in ons bestaan. Er begint een nieuw leven! Kijk! God, sterker dan ik, komt om mij te regeren. Let op, let op je hart. Het is tijd om al onze zonden en waandenkbeelden aan de kant te zetten. Ze hebben geen recht meer om in ons leven de dienst uit te maken.


Nu, die gave van werkelijke, radicale levensvernieuwing, die gave van een breuk in je leven, die wordt ons gegeven om te gebruiken. Gewoon in ons leven van alle dag. Laat dan ook de zonde uw sterfelijk bestaan niet langer beheersen. Gehoorzaam niet langer aan je zondige verlangens. Ondanks alle moeilijke woorden roept Paulus in onze tekstverzen eigenlijk een heel levendig beeld op, dat iedereen, denk ik, herkennen kan. Je kunt het zo invullen in je eigen leven. Want de zonde heerst als koning in ons sterfelijk lichaam, als wij aan onze slechte begeerten gehoorzamen, als wij ons in feite laten gebruiken door wat er aan slechte verlangens in ons woont, als wij ons leven laten dicteren daardoor.

Dat kun je zo invullen, hoe oud of jong je ook bent. Je ziet het zo voor je: het is stil in de klas, je hoort alleen pennen op papier, zo nu en dan een zucht en een kuch; opeens valt het je op, dat je best kan zien wat je buurman schrijft - en dan is daar die begeerte: zal ik overschrijven wat ik niet weet? En die wensen zijn sterk, er komen allerlei smoesjes en argumenten bij mee (het is maar voor één keertje, eigenlijk wist ik het zelf ook wel, wat maakt het ook uit? dan moet die leraar maar beter opletten). Ja, maar Paulus zegt hier: die wensen hebben geen rècht om een appèl op je te doen, ze hebben geen rècht om vervuld te worden, want kijk nu eens goed als christen naar jezelf: je bent dood voor de zonde, en je leeft voor God in de Here Jezus. De voorbeelden zijn eindeloos te vermenigvuldigen. Want het is ook wel eens stil op de weg, en er is ook wel eens geen controle, en niemand ziet het als wij een aangifte of een formulier niet helemáál juist invullen - en onze wensen zijn sterk.

Ja, en ze worden helemaal sterk als we er al eens, of meer dan eens aan toegegeven hebben. Slechte dingen die je al veel gedaan hebt krijgen een eigen kracht, kracht van gewoonte, kracht van: och, je deed het al zo vaak (al zo vaak gelogen, al zo vaak even proletarisch gewinkeld, al zo vaak gespiekt, al zo vaak gekeken naar dat tv-programma). En haast onmogelijk sterk worden onze slechte begeerten als ze eenmaal die eigen dynamiek hebben gekregen, die bij de zonde hoort. Wie eenmaal begonnen is met een leugenwereld op te bouwen, zich anders voor te doen dan hij is, een slecht geheim te maskeren, ja, die móet daar haast wel mee doorgaan - want anders... En dan heb ik het nog maar niet over al die dingen die ons zo moedeloos kunnen maken: de zonden die je ondanks alles toch iedere keer weer doet, je karakterfouten, je onbeheerste drift, je ongecorrigeerde egoïsme, je onbeheersbare fantasieën, je ongeremde frustraties - wat hebben ze niet een macht over ons.


En toch - hebt u goed gekeken, daarnet? Die doop van Kees, die ons allemaal herinnerde aan onze eigen doop. Dopen betekent nieuw gemaakt worden: een breuk in je leven. Ook de dood van de Here Jezus is ons gegeven. Al die slechte wensen en verlangens, waar we telkens weer op stuiten in ons leven van alledag: ze hebben geen recht op ons. Kijk eens goed naar jezelf, als christen: dood voor de zonde, levend voor God. Die gave is om te gebruiken: midden in ons eigen leven, midden in al die discussies die we met onszelf, met onze eigen wensen, begeerten, neigingen en wat al niet voeren. Als je in tweestrijd staat, breng het je te binnen: die slechte begeerten hebben geen recht van spreken. Al heb ik het ook nog zo vaak toch gedaan, al heeft het kwaad zich toch vertakt in mijn bestaan, al zijn de smoesjes en argumenten nog zo sterk: ik ben gedoopt: dood voor de zonde, levend voor God.


Nee, Paulus praat hier niet makkelijk. Hij weet uit ervaring hoe zwaar dit is, en hoe vaak het toch mis gaat. Daar zal het straks in Romeinen 7 nog over gaan. En juist daarom voert hij ook nog een extra argument aan, aan het slot van hoofdstuk 6: het is niet alleen maar een kwestie van recht of geen recht hebben, let ook maar op de consequenties: de zonde betaalt een loon uit, de zonde brengt de dood. Het slechte kiezen, bezwijken voor de argumenten van je slechte begeerten heeft als gevolg: dood, dood in de heel brede zin van het woord die de bijbel er aan geeft. Je gaat er niet alleen maar letterlijk dood aan, je krijgt er ook ruzie van, je wordt er eenzaam door, kwaad verteert je en verminkt je, en maakt je tenslotte totaal ongeschikt om Gods nieuwe wereld binnen te gaan. Maar daarom des te meer: gebruik dan ook Gods gaven. Hij geeft je nu al vernieuwing van leven, Hij bemoeit zich hoogstpersoonlijk met je, spreekt op je in, corrigeert en vormt je. Laat dat allemaal niet langs je afglijden, maar ga er op in, werk ermee: gebruik het om weerstand te bieden aan de zonde.


En gebruik het dan ook om de helpende hand te bieden aan de gerechtigheid. Laat je niet dicteren door je slechte ideeën en wensen, maar kom in dienst van God. In dienst van de God die nu al bezig is ons te vormen tot nieuwe mensen. De God die ons zijn Heilige Geest geeft, met allemaal goede ideeën en wensen, die met krachten uit de toekomst in ons leven aanwezig is, die ons zelf verbazen: kijk toch eens wat er met me gebeurt! Kijk eens wat ik kan verdragen, dat had ik nooit gedacht... Kijk eens, ik kán weerstand bieden aan het kwaad. Kijk eens, ik kán het goede doen, ik kán mezelf overwinnen, ik kán het opbrengen om te dienen, te geven, te delen. Al die gaven van vernieuwing, ze zijn om te gebruiken.

En dat kan ook. Kijk maar naar jezelf als christen: als iemand die dood geweest is, maar die nu leeft. Er is een breuk in ons leven, en die breuk betekent ook bevrijding! Als Gods vernieuwing alleen maar verbetering zou zijn, een turbo of een overdrive, dan zouden we nog steeds heel ons slechte verleden met ons meedragen, heel de manier waarop wij zijn gevormd en misvormd, al onze ingesleten gewoonten en reactiepatronen. Hoe kan ik blij zijn na alles wat er is gebeurd? Hoe kan ik vrij zijn om lief te hebben, als ik zo weinig echte liefde heb gehad en gekend? Hoe kan ik dienen met mijn mislukte leven, met mijn problemen met mezelf, en met anderen? Wel, zegt Paulus, kijk nu eens goed naar jezelf als gedoopte christen: je bent als iemand die is dood geweest, en die nu leeft. Al die mislukking, dat verdriet, die problemen, die haat, die zijn voor Christus, Hij is er aan gestorven. En wij mogen een nieuw leven ontvangen van Hem, echt nieuw. Gebruik het maar, het wordt je gegeven om te gebruiken. Stel je maar in dienst van God, vrijuit.

Concreet betekent die dienst, volgens Paulus, dat je je leden, je handen en voeten, je mond, je oren, gebruikt als wapen voor de gerechtigheid. Biedt de helpende hand aan de gerechtigheid, dat wil zeggen: aan de goede verhoudingen tussen God en mensen, en tussen mensen onderling. Gebruik daarvoor je leven, je levensmogelijkheden, dan blijkt het hele leven voor je open te gaan. We mogen in nieuwheid van leven wándelen. Een enorme ruimte van creativiteit en inventiviteit gaat open. Al die gaven van vernieuwing, de inventiviteit van de Heilige Geest, de mogelijkheden, ideeën en wensen van het nieuwe leven - het zijn dan ook voorproefjes van de nieuwe wereld waarop gerechtigheid wóónt, vrijuit.


Nee, als Paulus het hier over gerechtigheid heeft, dan heeft hij het niet over gehoorzaamheid aan regels, aan wetten en geboden. Dat is hier veel te pover. Hij heeft het over echt goede verhoudingen. Wie de gaven van het nieuwe leven daarvoor gebruikt, zelf, creatief, op zijn eigen manier, die doet uit zichzelf, wat de wet gebiedt: hij is de wet vóór. En - hij doet veel méér dan wat ooit in wetten of regels te vatten is. Open en vrijuit, want het gaat om hetzelfde nieuwe leven dat eens volmaakt zal zijn. En ieder van ons blijkt daar zijn eigen betekenis in te hebben, heel individueel. Ook je eigen persoonlijke mogelijkheden mogen tot hun recht komen. We zijn in dienst van God, en God is niet iemand die gelijkschakelt, maar iemand die inschakelt.


Kijk zo maar eens rond in je eigen leven: wat kan ik doen om gerechtigheid, dat is: goede verhoudingen tussen God en mensen, en tussen mensen onderling te bevorderen? Denk het je maar concreet in: wat kan ik met mijn handen? (helpen, iets maken voor iemand, iemand een arm om de schouders leggen, koffie zetten, het gezellig maken, en noem maar op). Wat kan ik met mijn voeten? (op bezoek gaan, nog een extra mijl met iemand meelopen). Wat kan ik met mijn mond? (goede woorden spreken, troosten, opbeuren, de weg wijzen, bemiddelen, vrede stichten). Wat kan ik met mijn oren? (luisteren, echt luisteren, laten uit-spreken en tot rust laten komen). Ja, en als je ouders bent, die je kind hebt laten dopen, zoals jullie nu, bedenk het maar, omdat je ook zelf gedoopt bent: wat kan ik doen, met al mijn eigen creativiteit, in mijn eigen leven, om mijn kind de goede verhouding tot God te leren, voor te leven, te helpen, helpen ook om met andere mensen goed om te gaan?


Ja, God staat in ons leven als de gevende God. En Hij geeft nu al zijn gaven van vernieuwing. We hebben het allemaal weer kunnen zien, in de doop van Kees. Laat het ons een aansporing zijn: Gods gaven zijn om te gebruiken, nu al. Bied weerstand tegen de zonde: zij heeft geen recht meer op ons! Bied de helpende hand aan de gerechtigheid, met al je eigen mogelijkheden. Dan zul je het nu al ervaren, en eens volmaakt: de genade die Gód schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer. Amen.


<<<