Loenen-Abcoude 11/03/98
Maarssen-Breukelen 08/03/00
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Voor we vanavond ons gebed aan God voorleggen willen we onze gedachten laten verzamelen door Gods woorden aan ons. Dat lijkt me op biddag (en trouwens ook op dankdag) nog belangrijker dan anders. Juist op biddag lopen we aan tegen die zwakheid van ons die Paulus hier in Romeinen 8 noemt, en waarbij we de hulp van de Heilige Geest nodig hebben.
Wat is die zwakheid? Waar doelt Paulus op in dit vers als hij het heeft over zwakheid, over niet weten hoe het moet?
Je zou kunnen denken aan ons algemene zwakheid en beperktheid als mensen. Daar kun je heel sterk bij bepaald worden als je gaat bidden. Hoe vaak voel je je niet zwak, als je na afloop van je gebed merkt dat je een aantal mensen en situaties gewoonweg vergeten bent aan God voor te leggen. Je had je nog wel zo voorgenomen om ook voor hem, ook voor haar te bidden, maar bij het amen was je het vergeten. Dan kun je jezelf troosten met deze woorden van Paulus: de Here weet wel wat ik had willen zeggen; de Heilige Geest heeft het wel bij Hem gebracht. Dat is heel belangrijk. Als je dat beseft kun je heel ontspannen bidden. Ook vanavond is dat belangrijk. Hoe lang ik straks het gebed ook maak, altijd is er wel iets dat ook genoemd had moeten worden. Misschien merkt u het al wel onder het gebed. Ik hoop dat u dan voor uzelf mijn tekorten aanvult. In ieder geval vertrouw ik er op dat God ons horen zal naar onze bedoeling.
Maar ook: hoe vaak voel je jezelf niet een heel beperkt mens als je bidt. Wij overzien de dingen niet. Situaties gaan ons vaak boven onze macht. Hoe moet het verder gaan in ons leven, met ons werk, onze school, met ons huwelijk, in ons gezin? Waar moeten wij voor bidden als het gaat om de politiek, de ontwikkelingen op wereldniveau. Moeten we, bijvoorbeeld, als het gaat om de ontwikkelingen in Kosovo, bidden om zelfbeheersing voor de internationale gemeenschap, of moeten we juist bidden om daadkracht en ingrijpen? Moeten we, bijvoorbeeld, als het gaat om de economische ontwikkelingen in ons land en in Europa, bidden om groei en vooruitgang, of moeten we juist bidden om bezinning, om ontnuchtering, om economische crisis zelfs? Zou een crisis niet veel hoogmoedige Hollanders kunnen bepalen bij wat echt belangrijk is? Geldt dit misschien ook heel persoonlijk voor ons zelf? Rijkdom kan ook een vloek zijn, een groot sluipend gevaar voor ons hart. Van hoge cijfers kun je ook verwaand worden. Wat moeten wij vragen voor onze kerken? Rustige ontwikkeling en uitbouw, of juist een duidelijk worden van verborgen problemen en vragen? Wie van ons weet dat? Het is biddag vandaag. Maar wat moet ik straks aan God voorleggen?
Ook dan is het goed om jezelf te troosten met deze woorden van Paulus. Misschien weten we het wel helemaal niet, misschien vragen we wel dingen die helemaal niet goed zijn voor ons, voor de wereld, voor de kerken. Maar we kunnen er op vertrouwen dat de Heilige Geest beter voor ons bidt bij God. Hij pleit naar de wil van God voor heiligen, zegt Paulus in het volgende vers. Dat vangt onze beperktheid meer dan op. En gelukkig maar.
Toch, als we dit vers van Paulus in zijn verband laten staan en vanuit zijn verband proberen te begrijpen, zullen we nog aan iets anders moeten denken. Het lijkt er op dat Paulus het hier helemaal niet heeft over die algemene zwakheid en beperktheid van ons mensen. Hij denkt aan iets anders. Daarmee is wat ik net naar voren haalde niet fout. Helemaal niet. Op andere plaatsen in de bijbel komen we die dingen wel degelijk tegen. Denk maar aan die bekende aansporing van de Here Jezus om bij je bidden geen omhaal van woorden te gebruiken, omdat onze hemelse Vader weet wat wij nodig hebben, nog voor we Hem erom gevraagd hebben. En denk aan die prachtige belofte in Jesaja 65: Nog voor ze Mij roepen zal Ik antwoorden, terwijl ze nog spreken geef Ik gehoor. Als je deze dingen verbindt met Romeinen 8 doe je niets verkeerds. Het is tenslotte met woorden van God net als met muziek: als je een toon maakt komen er allerlei boven- en ondertonen in mee. Als je een woord van God laat klinken gaan er allerlei andere woorden van Hem in mee-klinken.
Maar als het nu gaat om de vraag: wat bedoelt Paulus hier?, dan komt er toch iets anders. Want de zwakheid waar het Paulus hier om gaat is al aan de orde geweest in het voorgaande. Dat zie je het makkelijkst als je even let op het slot van vers 26. Als de Heilige Geest onze zwakheid te hulp komt gaat Hij pleiten met onuitsprekelijke verzuchtingen. Nu, dat zuchten zijn we al twee keer eerder tegengekomen in de voorafgaande verzen: in vers 22 en in vers 23. Heel de schepping zucht en is in barensnood. Dat wordt beschreven in vers 19 tot en met 22. En ook wij zelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap. Dat wordt beschreven in vers 23 tot en met 25. Nu, zoals Paulus hier in vers 26 voor de derde keer op dat zuchten komt, zo komt hij ook voor de derde keer op die zwakheid terug. Het is de zwakheid van de schepping die aan de vruchteloosheid onderworpen is, van de schepping die nog niet verlost is. Het is de zwakheid van de christenen die nog in het lichaam zijn, in het lijden van de tegenwoordige tijd, de zwakheid van christenen die nog niet verheerlijkt zijn.
Waar het Paulus om gaat hier, is de zwakheid van christenen, die al wel geroepen zijn, geroepen tot de volmaakte heerlijkheid van Jezus, onze Heer, geroepen om net als Hij te zijn, vrij en goed op een nieuwe wereld, bevrijd van aanvechtingen, bevrijd van lijden en verdriet, bevrijd van verdrukking en benauwdheid, vervolging en honger, naaktheid en gevaar en het zwaard - christenen die al wel geroepen zijn, maar die de heerlijkheid waartoe ze geroepen zijn nog niet zijn binnen gegaan. We zijn behouden in hoop, maar moeten die hoop nog volhouden. We moeten nog volharden in zwakheid.
Die zwakheid vraag om nog een andere hulp van de Heilige Geest dan de hulp die we nodig hebben als zwakke en beperkte mensen in het algemeen. Want juist in deze zwakheid weten we vaak niet goed wat te bidden. Paulus zelf geeft daar in een van zijn andere brieven een levend voorbeeld van. Het is heel bekend, uit Filippenzen 1. Hij zegt daar: Ik weet niet wat ik moet kiezen. Ik word naar twee kanten getrokken: enerzijds verlang ik heen te gaan en bij Christus te zijn, wat verreweg het beste is, anderzijds is het voor u nodig dat ik in leven blijf. Het nog zwak zijn brengt dat met zich mee: een naar twee kanten getrokken worden. Het beste is naar Christus te gaan. Het beste is als Jezus terugkomt. Maar tegelijk hebben we hier een taak. Dat roept spanning op, een spanning die maakt dat wij niet weten wat te bidden. Het is een spanning die zich midden in ons gebed nestelt.
Juist op zon biddag als vandaag lopen we daar heel duidelijk tegen aan. De Here Jezus heeft ons niet leren bidden voor een heel seizoen. Hij heeft ons niet leren bidden voor goede oogsten die we in schuren zouden kunnen opslaan. Hij heeft ons niet leren bidden voor dagelijks brood in de zin van brood voor dag in dag uit. Hij heeft ons leren bidden voor het nodige brood voor vandaag. Want vandaag is voorlopig de jongste dag. En Hij heeft gezegd: zoekt eerst het koninkrijk, de rest krijg je er zo bij.
En tegelijk hebben wij hier een taak, op aarde. En voor die taak hebben wij wel degelijk dagelijks brood nodig, ook in de zin van brood voor dag in dag uit, brood voor elke dag weer. Voor die taak moeten we ook op langere termijn denken en plannen en investeren. En zo worden we ook op een biddag als vandaag naar twee kanten getrokken. We hebben de hulp van de Heilige Geest meer dan nodig.
Met zijn hulp kan ons bidden in balans blijven. Hij kan ons ervoor bewaren dat we in moeite en tegenslag de levensmoed zouden verliezen en alleen nog maar zouden verlangen naar de komst van Jezus, of alleen nog maar zouden verlangen naar onze eigen dood, de verlossing uit ons lichaam. Als je gezond en sterk bent kan dat ver van je bed staan. Maar laten we ook maar denken aan de vele mensen om ons heen die de levensmoed wel degelijk verloren hebben. Mensen die niet voor niets om euthanasie vragen. Mensen van wie het leven als een nachtkaars uitgaat omdat ze er de zin niet meer van in kunnen zien. Mensen die zich eenzaam en niet-geliefd voelen, oud en moe. Mensen die zelf niet meer bidden, niet meer kunnen bidden, en voor wie wij in de kerk dus zullen moeten bidden. Wat zullen wij voor hen vragen? Wat zouden wij voor hen vragen als de Geest ons niet hielp?
Maar ook, en voor de meesten van ons misschien wel juist, andersom: de Geest kan ons ervoor bewaren dat we op zouden gaan in het leven van hier, de uitdagingen, het boeiende en het fascinerende van het leven. Dan hebben we het nodig dat de Heilige Geest zelf ons bidden corrigeert en aandacht vraagt voor onze zwakheid. Het goede leven is zomaar een afgod voor ons geworden en de overvloed van het Westen zomaar een vloek.
De Geest kan ons ervoor bewaren dat we niet zouden volharden in de hoop omdat we wel tevreden zijn met ons bestaan hier. Zonder steun van de Geest, zou ons bidden dan niet snel egoïstisch worden? Hoe makkelijk blijven we niet hangen in een gebed voor goed loon, goed eten, en uitzicht op een goed pensioen? En de anderen, de armen, de onderdrukten, de vervolgden, ja daar bidden we ook voor, maar we leveren er niets voor in. Dan hebben we het nodig dat de Heilige Geest zelf ons bidden corrigeert en ons weer meeneemt op zijn eigen gang door de wereld.
Ja, laten we ook daar aan denken, vanavond, aan die eigen gang van de Heilige Geest door de geschiedenis en over de wereld. Wij hebben bij ons bidden de hulp nodig van dezelfde Geest die als een stormwind opgestoken is al bij de schepping van het al. Hij is geen geest van tevredenheid. Hij is geen geest van kringlopen, van alleen maar telkens weer lente. Hij heeft zijn eigen doel, en is onderweg daarheen. We zingen zo meteen uit Psalm 104 niet alleen van het nieuwe leven dat de adem van Gods Geest ieder jaar weer brengt. Die zelfde Geest blaast de aarde ook van alle zondaars rein. Dat is niet maar herstel. Het is veel meer.
Hij is de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, en die ook onze lichamen zal opwekken. Hij is de Geest die opnieuw als een stormwind is verschenen op Pinksteren om mensen van de einden van de aarde te roepen en te zoeken. Hij is de Geest die Heer is en levend maakt, en die ons niet maar terug brengt in het oude paradijs, maar heen leidt naar het nieuwe paradijs, dat méér is dan het oude. Hij is de Geest die wat goed is hier vervolmaakt tot wat beter zal zijn in de nieuwe wereld.
Onze God is bij zijn herschepping niet tevreden met een terugkeer naar het begin. Ook bij het goede dat we hier in de eerste schepping nog mogen ontvangen, mogen we bedenken dat we op weg zijn naar het betere in de nieuwe schepping. De Geest bidt er al voor met onuitsprekelijke verzuchtingen. Laten wij ons door dat gebed laten meenemen. Niet alleen in ons eigen bidden, maar ook in ons eigen handelen. Dan zullen alle dingen voor ons meewerken ten goede. Amen.