Loenen-Abcoude 07/12/97
Enkhuizen 17/12/00
Hilversum 09/12/01
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Het is al weer de tweede zondag van advent, dit jaar. Advent is de tijd dat we in de kerk nadenken over de komst, de aankomst, de advent, van de Here Jezus op aarde. Wat heeft dat allemaal wel niet te betekenen, dat Hij, de grote Zoon van God, God uit God, Licht uit Licht, een mens werd, net als wij? En wat voor perspectief opent dat voor ons leven? Het zijn maar een paar weken voor Kerst, die we daar voor hebben, en het is dus meer dan tijd dat we er vanmorgen hier aandacht aan gaan geven.
Meer dan tijd, juist midden in onze eigen wereld in Nederland anno 1997. Om ons heen begint het grote kerstcircus al weer te draaien. De koopavonden en de koopzondagen zijn al weer gepland, het begint al weer kerstfolders te regenen en die vreemde dikke man uit het noorden is al weer gesignaleerd nog voor die andere vreemde man uit het zuiden zijn hielen heeft gelicht. In zon omgeving moeten we ons er als christenen expres toe zetten om stil te staan bij de werkelijke rijkdom van het Kerstfeest. De schatten van de liefde van God in Christus, zijn Zoon, zo heel anders dan het fonkelende klatergoud van het lief-zijn-voor-elkaar-voor-één-à-twee-dagen, ze vragen om onze aandacht, om ons hart, ja meer nog, om ons leven.
Laten we vanmorgen eens een paar van die schatten bekijken, door het venster van Romeinen 15, één van die bijbelgedeelten die al eeuwenlang in de kerk beluisterd en overdacht worden op de tweede zondag van advent. Dan zullen we zien dat God ons met advent plaatst in de gemeenschap van de kerk, en dat is een gemeenschap van herinnering, van aanvaarding en van hoop.
Allereerst plaatst God ons met advent dus in een gemeenschap van herinnering. Dat ligt nogal voor de hand: we denken samen terug aan de komst van de Here Jezus op aarde, aan zijn geboorte. Maar laten we wel oppassen, want er is herinnering en herinnering. Dat weet iedereen van jongsaf aan. Je herinnert je bijvoorbeeld dat je donderdag naar school geweest bent. Misschien was dat best leuk, maar verder was het ook heel gewoon, er was niets bijzonders aan. Maandag ging je ook al naar school, en dinsdag, en woensdag misschien. Donderdag ging ik naar school, het is een herinnering, maar het doet je verder niks. Maar dat is heel iets anders als dat je je herinnert dat je vrijdagavond een prachtig cadeau hebt gekregen, dat cadeau dat je al zolang wilde hebben, dat je bovenaan je lijstje gezet had. Als je je dát herinnert, dan word je gelijk weer blij (en waarschijnlijk denk je dan ook: laat die dominee maar opschieten, dan kan ik er thuis weer mee gaan spelen).
Herinnering en herinnering. De ene doet je niks, de andere maakt je blij en geeft je zin om iets te doen. Dat maakt een heel verschil. En dat geldt ook voor de herinnering aan de komst van de Here Jezus. Als we niet oppassen wordt dat zomaar een herinnering die ons niks doet. Natuurlijk, het is gebeurd: ergens, gek genoeg, rond het jaar 4 vóór Christus, is de Here Jezus geboren, in Bethlehem. Maar of we daar nog warm of koud van worden? Of dat nu een cadeau van God is dat bovenaan ons lijstje stond, waar we blij van worden, en waar we het liefst alle dagen mee bezig zouden zijn...?
Nou, als er één ding duidelijk is uit Romeinen 15, dan is het dat het Paulus, en dat het de Here dus, niet gaat om dat soort platte herinnering, die ons niks doet. De herinnering aan de Here Jezus is voor Paulus juist de grote motor achter alles wat hij in dit gedeelte van ons vraagt. Onze naaste behagen, ten goede, tot opbouw, want ook Christus... aanvaardt elkaar, zoals ook Christus... De herinnering aan de Here Jezus is voor hem de grote reden tot de lofzang die hij vier keer na elkaar uit het Oude Testament aanhaalt. Het gaat dus om een herinnering die ons iets doen wil, die ons in beweging wil zetten.
Het is dan ook een herinnering aan niet zomaar iemand. Met advent brengen wij ons de komst te binnen van de Here Jezus, de Here Jezus die zichzelf niet behaagd heeft, maar ons aanvaard heeft. In gewoon Nederlands: de Here Jezus is niet zijn eigen gang gegaan, maar heeft ons aanvaard. Dat zijn twee heel wonderlijke dingen, die we ons goed te binnen moeten brengen. En niet maar alleen hier, vanmorgen, in de kerk, maar ook straks thuis en morgen, en alle dagen, zeker tot op kerst. De Here Jezus is niet zijn eigen gang gegaan, maar heeft ons aanvaard. Dat zijn van die uitspraken uit de bijbel die ergens iets van kauwgom hebben: je moet er eindeloos op kauwen en herkauwen, en - anders dan gewone kauwgom - dan blijkt dat van deze woorden de smaak niet afgaat, maar juist steeds rijker wordt.
De Here Jezus is niet zijn eigen gang gegaan. Hij heeft niet zichzelf behaagd. Dat betekent: Hij heeft niet genoeg aan zichzelf gehad, is niet wel tevreden met zichzelf geweest, en met zijn eigen hoge positie. Hij is niet zijn eigen gang gegaan zonder zich te bekommeren om anderen. Hij had alles, macht, eer, rijkdom, goddelijkheid. Maar Hij heeft het allemaal niet voor zichzelf willen houden. Wonderlijk. Dat hele diepe ideaal, dat verstopt zit in ons allemaal, dat ideaal om helemaal zelfvoorzienend te zijn, genoeg te hebben aan onszelf, niet gestoord te worden door anderen, niemand nodig te hebben, niemand die aan ons hoofd zeurt, dát... had Jezus kennelijk niet. Dat is nu net het vreemde verschil tussen God en mensen.
God, die inderdaad aan zichzelf genoeg zou kunnen hebben, die alle recht en reden zou hebben om zichzelf te behagen, om zijn eigen gang te gaan, om zich van niemand iets aan te trekken, juist Hij heeft daar helemaal geen behoefte aan. En wij, die helemaal niet aan onszelf genoeg hebben, die geen enkel recht hebben om onze eigen gang te gaan en ons van niemand iets aan te trekken, wij hebben die behoefte wel, en we doen het ook, als God ons niet beschermt. Heel vreemd. Moet je uren op kauwen en herkauwen om het tot je door te laten dringen.
En het wordt nog vreemder, nog boeiender, nog confronterender. Want Jezus is niet alleen niet zijn eigen gang gegaan, Hij heeft ook ons aanvaard. Ons, mensen die wél onze eigen gang willen gaan, en dat ook metterdaad doen, ons heeft Hij aanvaard. Wij zouden wel linker uitkijken. Maar Hij niet. Hoe vreemd, hoe moeilijk voorstelbaar dat voor ons is, dat blijkt wel als wij ons heel concreet indenken waar Paulus het hier over heeft. Aanvaardt elkaar, accepteer elkaar, respecteer elkaar, zoals ook Christus ons. Daar moet je eens bij rondkijken in de kerk. Doen wij dat, uit onszelf? Ja, met bepaalde mensen. Maar daar gaat het hier niet over. En dan moet je je daartegenover eens herinneren, te binnen brengen, dat de Here Jezus ons wél aanvaard heeft. Heel vreemd. Moet je uren op kauwen en herkauwen om het tot je door te laten dringen.
Met advent plaatst God ons in de gemeenschap van mensen die zich dát werkelijk herinneren. Dát is de kerk, nietwaar? Niet maar een groep mensen die allerlei waarheden aanvaarden en overtuigingen hebben. Maar de gemeenschap van mensen die zich zo Jezus Christus herinneren, werkelijk te binnen brengen, dag in dag uit. Als de grote gave van God, een cadeau groter en rijker dan wij ooit uit onszelf boven aan ons lijstje hadden gezet, wonderlijk en blij: de Here Jezus die niet zijn eigen gang gegaan is, maar ons aanvaard heeft. Om daar mee bezig te zijn, niet maar s zondags in de kerk, maar alle dagen, daarvoor viert de kerk advent.
Als dat tot je doordringt dan is ook gelijk duidelijk dat God ons met advent ook plaatst in een gemeenschap van aanvaarding. De herinnering aan de Here Jezus wil een werkelijke motor in ons leven zijn, die ons in beweging brengt en houdt.
Met die aanvaarding zijn we bij de kern van Romeinen 14 en 15 aangeland. In het voorgaande vinden we een van de beroemde gedeelten over sterken en zwakken in de gemeente, en over hoe die met elkaar om moeten gaan. Paulus rondt dat hier in hoofdstuk 15 af, en verbreedt gelijk zijn onderwerp. De mensen die hij sterken en zwakken noemt in de gemeente verschillen van elkaar op het punt van allerlei gevoeligheden. De een is overgevoelig op het punt van het eten van bepaalde dingen, de ander op het punt van het houden van bepaalde feestdagen, weer een ander op geen van die punten. Die voorbeelden zijn met de gemeente van Rome voorbijgegaan, maar ondertussen kunnen wij ons bij het algemene punt nog steeds van alles voorstellen.
Is dat het niet juist wat ons samenleven als gemeente vaak zo moeizaam maakt, dat wij met al die gevoeligheden die er zijn zo lastig om kunnen gaan. En laten we dan eens niet denken aan die standaard-voorbeelden die we allemaal wel kennen: dat de een overgevoelig zou zijn in zaken van de liturgie en de eredienst, en de ander op het gebied van zondagsviering, en zo. Maar ook voedt de een zijn kinderen zus op en de ander zo, en kijk eens hoe gevoelig dat ligt. De een denkt zus of kerk, staat en maatschappij, en de ander zo. De een heeft straks een kerstboom staan, de ander wil daar niks van weten. De een leeft ruimhartig en geniet van onze Nederlandse luxe, de ander leeft spaarzaam en probeert zoveel mogelijk te delen en weg te geven. Gevoeligheden en lange tenen zijn er genoeg.
En daar heeft Paulus nu een boodschap over, die rechtstreeks samenhangt met die herinnering aan de Here Jezus. Omdat we ons samen herinneren dat de Here Jezus niet zijn eigen gang is gegaan, maar ons aanvaard heeft, daarom verwacht Paulus van ons dat wij ook een gemeenschap zijn van mensen die niet hun eigen gang gaan, maar die elkaar aanvaarden. Met zoveel woorden bid hij er om, dat God aan de Romeinen geve eensgezind van hetzelfde gevoelen te zijn als Christus Jezus.
Het is jammer dat die boodschap van Paulus zo onduidelijk wordt door de ouderwetse taal van ons bijbeltje. Behagen is al lang niet meer een gewoon woord uit onze taal. Niet onszelf behagen, dat betekent niet iets als dat je op een ziekelijke manier met jezelf bezig bent, zoals wij snel denken door het woord behaagziek. Nee, het gaat hier weer over dat onze eigen gang gaan, genoeg hebben aan ons zelf. En daarmee spreekt Paulus ons veel sterker aan. Want is dat het niet wat je zo vaak ziet gebeuren: vanwege gevoeligheden zus en pijnlijkheden zo gaan we maar onze eigen gang. Altijd dat gezeur over de kerk, of over school, of over de kinderen van de buren, of over vroeger, of over wat er allemaal is gebeurd. Daar maak je je toch niet druk om. En we laten de contacten voor wat ze zijn.
Onze naaste trachten te behagen, ten goede, tot opbouw. Dat betekent niet dat je het hem of haar altijd maar zoveel mogelijk naar de zin maakt, en in alle wensen of grillen tegemoet komt. Dat blijkt ook wel: ten goede, tot opbouw, zegt Paulus erbij. Mensen in al hun overgevoeligheden gelijk geven en steunen is helemaal niet ten goede en tot opbouw. Maar jezelf om hen bekommeren, inclusief alle gevoeligheden, dat is nog wat anders. Wij hebben in de kerk niet genoeg aan onszelf, want God geeft ons elkaar. En daarom gaat Paulus verder: aanvaardt elkaar, zoals ook Christus.
Accepteer elkaar en respecteer elkaar, zoals ook Christus. Dat is ook zoiets waar we niet alleen vanmorgen even over na moeten denken in de kerk, maar ook morgen en overmorgen. Zeker vandaag de dag zijn dat moeilijk te begrijpen gedachten van Paulus, waar we dus extra aandacht aan moeten geven. Want accepteer elkaar en respecteer elkaar, dat betekent tegenwoordig zomaar iets als: laat alles maar zoals het is, ik mijn mening, jij de jouwe, laten we daar verder niet moeilijk over doen. En het effect is dan precies zoals Paulus zegt dat het niet moet: dat iedereen gewoon zijn eigen gang gaat en zich niets aan de ander gelegen laat liggen. Als iedereen genoeg heeft aan zichzelf hoeven we nergens meer over van mening te verschillen. We laten elkaar dan gewoon allemaal de eigen mening. Dan gaat het nog over aanvaarding, maar dan gaat het niet meer over gemeenschap.
En dat is nu juist waar het Paulus wel om gaat. Zoals ook Christus ons aanvaard heeft, zegt hij. Nou, de Here Jezus heeft ons ook niet aanvaard in de zin dat Hij ons slapweg accepteert, en onze fouten, gebreken en tekorten ook wel accepteert. Hij respecteert ook niet wel onze mening. Welnee, Hij aanvaardt ons zoals we zijn, om dan een leven lang met ons aan het werk te gaan, ons te vormen en te bewerken om ons beter uit de verf te laten komen als mensen van God. Zo wil Hij ook dat wij elkaar aanvaarden. Hij roept ons tot een gemeenschap van aanvaarding, en dat wil dus zeggen een gemeenschap van mensen die met elkaar bezig zijn, die met elkaar spreken, elkaar corrigeren, en zichzelf láten corrigeren, ten goede, tot opbouw.
Wanneer we dat even iets verder tot ons door laten dringen, dan zien we wel dat dit heel iets anders is dan de grote tijdelijke acceptatie van alles die we om ons heen met kerst zo vaak zien. Even zoeken we elkaar op, even doen we gezellig, maar het heeft vaak meer iets van die vreemde kerstbestanden die je in oorlogen en burgeroorlogen zo vaak tegen komt: één avondje een glas drinken met elkaar, om elkaar de volgende dag weer de hersens in te slaan. Of het heeft in ieder geval iets heel oppervlakkigs: mensen die eigenlijk geen boodschap aan elkaar hebben, ontmoeten elkaar voor een moment, om dan weer de eigen gang te gaan.
Maar de Here Jezus is op een heel andere manier op aarde verschenen. Hij heeft ons aanvaard, veel dieper, veel rijker, en leert het ons onderling ook te doen. Hij roept ons tot een gemeenschap van aanvaarding, die het langer uithoudt dan tweede kerstdag, die in meer uitkomt dan in het uitnodigen van een eenzame of het geven van een kerstgift. Laten we daar maar alvast over nadenken, het kauwen en herkauwen: wat wil de Here Jezus daarin van ons, van ons zelf, Hij die God is, en alles had en heeft, en die toch niet zijn eigen gang is gegaan, maar ons, ons aanvaard heeft.
Tenslotte: met advent roept God ons ook in een gemeenschap van hoop. Paulus bidt aan het slot dat de God van de hoop de Romeinen overvloedig maakt in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest. Ook dit lijkt met advent heel voor de hand liggend. In de adventstijd denken we ook over de tweede komst van de Here Jezus, en richten we onze verwachting op Hem. Maar, ook hier zou je kunnen zeggen: er is hoop en hoop. Er is een vage hoop, zo van: ik hoop dat het nog eens beter met me mag gaan, maar ik zou niet weten hoe. Of van: ik hoop dat ik later groot en sterk en rijk en gelukkig mag worden. Die hoop is vaag, omdat ze geen wortel heeft in het heden en in het verleden. Die hoop is vaag, omdat je je er eigenlijk niks bij kunt voorstellen.
Maar er is ook een meer concrete hoop. Dat is de hoop van de oogst, als het eerste van de oogst, de eersteling binnen is, dan weet je wat je mag hopen: meer van hetzelfde, veel meer. Het is de hoop van de cheque met een bepaald bedrag aan geld: als ik die inwissel, dan ben ik zo rijk. Het is de hoop van een belofte: iemand heeft ons dit en dat beloofd, en dáár mogen we op hopen. Het is de hoop van het onderpand: dat hebben we al, dan komt zeker ook wat afgesproken is.
Over die laatste hoop gaat het met advent, en telkens in het Nieuwe Testament. Een hoop die wortels heeft in het verleden: in de Here Jezus zelf, en die wortels heeft in het heden: in het werk van de Heilige Geest, in het voorproefje van het nieuwe leven dat we elkaar in de gemeente mogen geven. Zo verbindt Paulus ook de gemeenschap van de aanvaarding aan de gemeenschap van de hoop. De God van de hoop vervulle u met louter vreugde en vrede in uw geloof. Dat is maar niet een blijdschap voor onszelf en op onszelf, maar dat wordt gevuld uit het voorgaande: het is de verheerlijking van God om wat Hij ons in de herinnering aan Christus, en in de gemeenschap van aanvaarding in de gemeente geeft (vers 5 en 6). De gemeenschap van herinnering en de gemeenschap van aanvaarding, die wordt vanzelf een gemeenschap van hoop. Hoop op veel meer, hoop op volmaaktheid, hoop op volkomen rust.
Inderdaad, daar hebben wij in het heden volharding en vertroosting voor nodig. Natuurlijk. Maar daarom roept God ons met advent juist ook in een gemeenschap van hoop. In die gemeenschap geeft God ons, via elkaar, die volharding en vertroosting, die aansporing en opbeuring die we nodig hebben. Hij helpt ons zo om onze hoop werkelijk wortels te geven in het verleden, in de herinnering aan Christus, en in het heden van aanvaarding in de gemeente.
Ook dat is niet iets voor deze morgendienst alleen. Dan wordt het een grote teleurstelling. Het is iets om verder over na te denken, om handen en voeten te geven in ons leven. Wat hier duidelijk mag zijn is dit: dat God ons met advent plaatst in de gemeenschap van de kerk, en dat is een gemeenschap van herinnering, van aanvaarding en van hoop. Amen.