1 Korintiërs 5:6-8

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 15,1
Psalm 15,2
lezen + tekst 1 Korintiërs 5:6-8
Psalm 33,1.2.7.8
Psalm 95,1
avondmaalsviering
Gezang 4
lezen Jesaja 25:1-9 Psalm 89,7
lezen Openbaring 21:18 Psalm 89,8
Gezang 35,2.3

Loenen-Abcoude 02/11/97

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Ook ons paaslam is geslacht, laten wij dus feest vieren. In dat besef willen we zo meteen het avondmaal vieren. Ons paaslam, Jezus Christus, Hij betekent bevrijding, genezing: God gaat voorbij aan onze schuld, ons tekort. En wij, wij mogen leven. Jezus Christus, onze Heer, Hij is de bron van ons leven, de krachtbron, degene die ons in beweging houdt. Dat is niet niks. Dat moeten we vieren. Samen geven we dat vorm in de maaltijd van het avondmaal. Zo heeft de Here Jezus het ons zelf geleerd. Het offer van Christus is van zo’n eindeloze waarde, het moet gevierd worden tot in eeuwigheid.


Ook ons paaslam is geslacht, laten wij dus feest vieren. Zo mogen we naar de avondmaalstafel kijken, als naar een feestelijk gedekte tafel. Dit brood is méér dan gewoon brood. En dat zeggen we straks ook: dit brood, dat wij breken, is gemeenschap met het lichaam van Christus. En dat betekent feest: want gemeenschap met het lichaam van Christus betekent: een volkomen verzoening van al onze zonden. En die beker zo meteen is méér dan een gewone beker wijn. En dat zeggen we straks ook: hij is gemeenschap met het bloed van Christus. We vieren het nieuwe verbond in Christus’ bloed: de volkomen verzoening van al onze zonden, een goede verhouding met God.


Vooraf wil ik nu graag heel kort met u stil staan bij deze woorden van Paulus. Ik haal twee zaken naar voren: de context van onze avondmaalsviering en de consequenties ervan. Samengevat: laten wij dus feest vieren, maar, met oog voor de context van dat feest en met oog voor de consequenties van dat feest.


Context. Ja, want ik zou mij kunnen voorstellen dat er iemand hier in de kerk zit te denken: wacht nou es even, waar heeft Paulus het hier eigenlijk over het avondmaal? En dat zou een goede gedachte zijn. Want inderdaad heeft Paulus het hier in 1 Kor. 5 niet over het avondmaal of over de avondmaalsviering. Hij heeft het over het hele leven van de gemeente in Korinte. Die gemeente was wel heel stoer. Ze hadden een hoge pet op van zichzelf daar. Maar ondertussen speelden zich in hun midden behoorlijk slechte praktijken af. Nou, zegt Paulus dan, die roem, die trots van jullie op jullie gemeente, die deugt niet. En hij vergelijkt de gemeente met een stuk brooddeeg. En dat brooddeeg zou zuiver moeten zijn, zonder gist, ongezuurd.

Waarom? Nou, omdat de gemeente leeft van het offer van Christus. Het paaslam is geslacht, en nu moet heel het leven van de gemeente in dat teken staan. Heel het leven de gemeente moet een feest zijn van goed leven voor God, vanwege de bevrijding van de Here Jezus. En binnen het beeld van de pascha-maaltijd betekent dat, dat het brooddeeg van de gemeente ongezuurd, zonder gist, zuiver, vers, moet zijn.

Nou, op die consequenties kom ik zo. Eerst is er hier nog iets anders aan de orde. We moeten ons goed realiseren dat Paulus het hier heeft over ons hele leven als gemeente. Daarvoor geldt: ook ons paaslam is geslacht, laten wij dus feest vieren. Als we zo meteen avondmaal vieren, dan staat dat niet op zichzelf, als een soort eilandje in ons gemeenteleven. Héél ons samenleven als gemeente wil gestempeld worden door het offer van Christus. Dan pas kunnen we deze woorden ook gebruiken als we aan het avondmaal komen. Het avondmaal heeft altijd een context: ons samenleven van gisteren en eergisteren, en van morgen en overmorgen. Dat moeten we ons realiseren.


Dat helpt bij het in het oog houden van de consequenties van ons avondmaal vieren. Want Paulus zegt dan verder over heel het samenleven in de gemeente van Korinte, dat het moet gebeuren niet met oud zuurdeeg, of met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met ongezuurd brood van reinheid en waarheid. Oud zuurdeeg, slechtheid, boosheid, ja dat zijn de dingen die gisten in een gemeenschap: oud zeer, frustraties, verwijten, kwaad dat weggestopt of ontkend wordt, liefdeloosheid, ruzies, onverzoenlijkheid. Dat zijn volgens Paulus allemaal dingen die niet kunnen in het leven van de gemeente.

Waarom is dat zo? Waarom kan dat niet? Omdat we ons als christenen tot een zeker perfectionisme van lief-zijn-voor-elkaar moeten opwerken of zo? Welnee, omdat ons paaslam geslacht is: Christus. Hij heeft ons zo liefgehad, kijk maar naar het kruis, zijn dood, zijn lijden. En breng dan al die zonden, al die frustraties, al dat kwaad maar mee, en wees eerlijk: wat betekent Christus’ kruis voor al die zonden? Dat ze weg gedaan worden! Dat is feest! Dat het avondmaal vieren feest vieren is, betekent niet dat we over zonde en schuld zouden moeten zwijgen. Juist niet, dan halen we de grote reden voor het feest weg: de volkomen verzoening van al onze zonden! Prachtig. Dat doet God: zo ver als het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons.

Ja. En dat verwacht Hij dan ook van ons, dat wij ze weg doen, die zonden, dat we er mee breken. Dat we ze weg doen, die frustraties, dat oude zeer, die verwijten, dat we er niet meer over zeuren. Reinheid en waarheid, dat hoort bij het feest van Christus’ offer. En natuurlijk begint dat altijd in ons eigen leven, persoonlijk voor God. Maar daar kan het niet bij blijven. Paulus vergelijkt hier niet ons leven als individuele gelovigen met een zuivere klomp brooddeeg, maar ons samenleven als gemeente. Daar zal het concreet moeten worden, zoals het zo meteen ook concreet te zien zal zijn: we komen niet een voor een naar voren om brood en wijn te halen, maar vieren samen het offer van Christus als de bron van ons leven. Persoonlijk? Ja natuurlijk. Maar vooral ook samen.


Laten we het dan maar bedenken: ook ons paaslam is geslacht: Christus. Laten wij dus feest vieren. Amen.


<<<