Loenen-Abcoude 02/05/99
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Vanmorgen heb ik niet zoveel te zeggen vóór de viering van het avondmaal. De kerk van alle tijden, hebben we gezongen, kent slechts één vaste grond: Christus. Kortom, we willen straks drinken uit dezelfde geestelijke rots die eens het volk Israël begeleidde. En over ons zijn de einden der eeuwen gekomen: zoals twee weken geleden gezegd: Gods beslissing in Jezus Christus vraagt om onze beslissing. Het is beslissingstijd geworden: voor of tegen Jezus, voor of tegen het evangelie, voor overgave aan onze Heer, of voor zelfhandhaving en een doe-het-zelf-leven.
Laten we dan rustig even voor onszelf de zaken op een rijtje zetten. We kennen de geschiedenis van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. We hebben gehoord van wat er gebeurde rond dat gouden stierkalf: de levende, zelfstandige God, op maat gesneden en hanteerbaar gemaakt voor kleine mensen. Houvast wilden ze, een God die ze in handen konden houden, waar ze grip op hadden. Een groot feest vierden ze: eten, drinken, dansen. Maar de levende God laat zich niet reduceren tot mensen-mascotte. Afgodendienst, noemt Paulus het.
En wat willen wij? Als we hier zo meteen avondmaal vieren zeggen we, dat wij de levende, zelfstandige God willen ontvangen, Hèm willen vereren, willen volgen, ook als Hij ons onnavolgbaar is, als we Hem niet begrijpen, als Hij té groot voor ons is. Bij Hem komen we als mensen die vernieuwd willen worden, wat er ook uit voortvloeit, wat het ons ook kost. Ja, dat is uiteindelijk een goed leven. Hij laaft ons heel ons leven lang uit de rotssteen Christus, en het is vol wonderen om ons heen, zingen we straks. Maar laten we eerlijk zijn, en het eerlijk zeggen. Israël is ons tot voorbeeld.
We kennen de geschiedenis van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. We hebben gehoord van Balak en Bileam en het volk van Moab, en hoe ze uiteindelijk het volk wisten te verleiden mee te doen aan de verering van hun vruchtbaarheidsgod Baäl Peor. Natuurlijk, het was maar voor de zekerheid. Maar Paulus noemt het hoererij. En de goden van luxe en de macht en de status en het zelf regelen van de dingen, ze leven tot op de dag van vandaag. En wat willen wij? We gaan straks zeggen dat we willen leven van die éne rotssteen Jezus, die ons voor gaat, ons leven rust en duur gunt, zin en samenhang geeft. We gaan zeggen dat we dat niet zelf wel regelen, maar ontvangen willen van Hem. Laten we het eerlijk zeggen. Israël is ons tot voorbeeld.
We kennen de geschiedenis van de uittocht van het volk Israël uit Egypte. We hebben gehoord van de koperen slang, van het eindeloze gezeur en geprotesteer, van het God dienen op eigen voorwaarden en binnen eigen grenzen, van het niet willen volgen, maar zelf willen uitmaken wat goed is. Geen verwondering over redding en genade, maar harde eisen en grote monden. En Paulus noemt het God verzoeken en morren, drenzen, zeuren. En het komt ons zomaar bekend voor. We weten best waar we recht op hebben en weten heel goed dat het aan God ligt als we het niet krijgen. Maar met dat we aan tafel gaan zeggen we dat we een lied willen zingen van verwondering, verbazing dat nòg onze naam niet onderging, maar opnieuw geboren is uit het water van de doop en bovenal uit de duisternis van Golgota. Tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Wat een wonder! Laten we ons eerlijk verbazen, en met verwonderde blijdschap de beker heffen. Israël is ons tot voorbeeld.
Over ons zijn de einden der eeuwen gekomen. Het is de tijd om voor Jezus te kiezen, met hart en ziel. Denk er vooral bij na, zo meteen: heden, indien u zijn stem hoort, verhardt uw hart niet, maar open het om onze Heer te ontvangen. Dan mogen we doorleven tot in eeuwigheid, en nu al beginnen met ons nieuwe gezang. Amen.