1 Korintiërs 11:23-26

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 71,1.2
Psalm 71,11
lang formulier avondmaal zelfbeproeving
Psalm 70,2
lang formulier avondmaal gedachtenis
Gezang 4 (gereedmaken)
lezen 1 Kor. 11,23-24, zingen Psalm 136,1-3
lezen 1 Kor. 11,25-26, zingen Psalm 136,18-21
Gezang 30,4-6

Loenen-Abcoude 07/09/97

<<<


Broeders en zusters, laten we vanmorgens eens hier aan tafel, vooraf, om goed na te denken bij wat we doen, samen lezen 1 Korintiërs 11:23 en 24, en daar even bij stil staan.


Broeders en zusters, jongens en meisjes,


Het avondmaal is geen begrafenis, nietwaar? Avondmaal is een feestmaal. We zijn hier om iets te vieren. Paulus heeft, via een andere discipel van de Here Jezus, gehoord, dat de Here Jezus zelf in de nacht waarin Hij werd gevangengenomen, een brood nam (zo’n groot rond brood), het brak (er brokken van af brak om ze uit te delen) en zei: dit is mijn lichaam voor jullie, blijf dit doen om Mij te gedenken.


Dat moeten we goed voor ons zien. Daarom geef ik er hier, zo aan de tafel eens aandacht aan. De Here Jezus verdeelt een brood onder zijn leerlingen, zegt: dit is mijn lichaam: zo geef Ik mijn lichaam voor jullie. En dan zegt Hij: blijf dit doen om Mij te gedenken. Blijf regelmatig zo een brood delen en denk dan daaraan, dat Ik zo mijn lichaam voor jullie gegeven heb. Samen delen we een brood, dat betekent dus: samen delen we de Here Jezus.


En dat is een feest. Dat is niet iets om bij te huilen. We denken ook niet aan de Here Jezus terug als aan iemand die eigenlijk zielig is, die pech heeft gehad, een ongeluk heeft gehad of zo. Avondmaal is iets heel anders dan op een begrafenis terug denken aan iemand. Want de Here Jezus is helemaal niet dood. Hij leeft. En Hij zegt zelf: mijn leven hier op aarde, dat is nu ook voor jullie, voor jou en voor jou en voor jou, deel het maar samen. Wees maar blij: het betekent een volkomen verzoening voor al je zonden.


En dat moeten we weer goed voor ons zien. Want juist aan het avondmaal zijn dit maar geen woorden. Je mag zien en voelen en proeven dat het de Here Jezus hier om iets heel concreets gaat. Wij leven niet als geesten, maar als mensen, in ons eigen lichaam. We doen dingen met onze eigen handen. De Here Jezus ook. Hij pakt zo’n brood en zegt: dit is mijn lichaam voor jullie. En Hij verdeelt het onder ons: allemaal een stukje in onze eigen hand, onze eigen mond, tasten, proeven. Zijn goede leven, heel concreet, al die goede dingen die Hij eigenhandig heeft gedaan, Hij stopt het ons in handen, in diezelfde handen, waarmee wij slechte dingen hebben gedaan, om ons er vrij van te maken. Dat mag je voelen, dat mag je proeven, dat mag je over je tong laten gaan, waar je zoveel kwaad mee gesproken hebt: voel maar: je bent er vrij van als je in de Here Jezus gelooft. Dat, heel concreet, dat vieren we. En ook als je dat nog niet proeft en voelt, maar alleen nog maar ziet, geldt het: als je in de Here Jezus gelooft: Hij verdeelt zijn lichaam onder ons om ons te bevrijden. Halleluja.


En daarom: Om met het ware hemelse brood Christus gevoed te worden, ...


Laten we aan deze tweede tafel beginnen met verder te lezen uit 1 Korinthe 11:25-26.


Broeders en zusters, jongens en meisjes,


Het avondmaal is geen begrafenis, nietwaar? De dood van de Here Jezus is niet iets om verdrietig over te zijn maar iets om te verkondigen, om door te vertellen als een blijde boodschap. Daarom heffen we samen ook de beker. We hebben iets te vieren en dat spreken we ook uit. Daarvoor is de beker van de dankzegging, waarover, waarbij we de dankzegging uit-spreken. We heffen de beker op een nieuw verbond met God in Christus’ bloed. Omdat de Here Jezus zijn leven voor ons heeft willen geven, mogen wij voor altijd gelukkig zijn met God, God als onze Vader in Christus.


En ik zeg het eens hier, aan tafel, om het gelijk ook te kunnen laten zien. Op een nieuw verbond in Christus’ bloed, op een nieuw leven met God, door de Here Jezus, vanuit de volkomen verzoening van al onze zonden. Daar mag je, veel dieper en omvattender dan op welk menselijk feest ook, bij denken en bij zeggen: proost. Want misschien weten we dat niet meer, omdat het een gewoon Nederlands woord geworden is, maar ’proost’ komt van het Latijnse ’prosit’, en dat betekent: laat het van voordeel zijn, laat het goed voor je zijn.


Zo heffen we de beker op een nieuw verbond in Christus, op een nieuw leven met God: en we mogen het tegen elkaar zeggen: dat prachtige nieuwe leven, dat de Here Jezus ons geven wil, laat het goed voor je zijn. Leef er uit, vier het, alle dagen van je leven. Geniet er van.


Nee, het avondmaal staat niet in het teken van onze zonden. Het is niet de maaltijd waarbij we ons helemaal in onszelf moeten keren om te zien hoe slecht wij zijn. En het is ook niet de maaltijd van het lijden, alleen maar het lijden van de Here Jezus, waarbij wij ons helemaal zouden moeten richten op hoe diep zijn pijn, hoe groot zijn verdriet en zijn eenzaamheid waren. Het avondmaal is het feestmaal van de verlossing. Twee keer eindigt dan ook zo de formule die wij in onze kerken gebruiken. We zeggen niet: gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heer, Jezus Christus, gegeven is, punt, en dat het kostbaar bloed van onze Heer, Jezus Christus, vergoten is, punt. Tweemaal is het: tot een volkomen verzoening van al onze zonden.


Daar gaat het om. Dat vieren we. Dáár heffen we de beker op: op de volkomen verzoening van al onze zonden! En we herinneren elkaar er aan, op gezag van de Here Jezus zelf: ontvangt dat in geloof, eerbiedig uit handen van de Here Jezus. Láát die volkomen verzoening ook van voordeel voor je zijn. Proost! Ook als je zelf nog niet meedoet, meedrinkt, en het alleen maar ziet. Dát vieren we: Kijk maar: volkomen verzoening, totale vergeving van al je zonden, een nieuw leven, een nieuw verbond met God. Halleluja.


<<<