Galaten 4:6

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Gezang 26a,1.2
Gezang 26a,3
lezen Romeinen 8:1-17
Gezang 26a,4.5
lezen Galaten 5:13-26
Gezang 27
tekst Galaten 4:6
Gezang 28,4
Gezang 41

Weesp-Nigtevecht 04/06/95
Loenen-Abcoude 04/06/95
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


En, dat u zonen bent - God heeft de Geest van zijn Zoon uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader! Dat wij kinderen van God zijn, dat danken we aan Christus, of, anders gezegd, daaraan, dat God zijn Zoon uitgezonden heeft om ons vrij te kopen, opdat wij het zoonschap zouden verkrijgen (vers 4-5). Maar dat wij ons ook als kinderen van God gedragen, dat doen wij onder de bezieling van de Geest van de Zoon, de Geest van Pinksteren. Hij zorgt ervoor dat wij inderdaad gaan leven en handelen in de geest van Christus. Dat is het grote feit dat wij vandaag, op Pinksteren vieren, dat God ons het heil in Christus niet maar geeft, maar ons er ook door bezielen wil, zo dat ons leven er helemaal door gevormd en bepaald wordt. God wil ons niet alleen als zijn kinderen aannemen, tot zijn kinderen verklaren, maar ons ook als zijn kinderen laten leven, en zo met ons leven. Dat is wat God van het begin van de geschiedenis af wil, ja al van vóór alle geschiedenis: met vrije mensen omgaan als een vader met zijn kinderen. En het is dat grote doel, dat God met de uitstorting van de Geest van zijn Zoon in onze harten voor de tijd van ons leven hier wil bereiken. Hij wil ons tot bezielde mensen maken, die steeds meer gaan lijken op zijn Zoon, totdat Hij, zoals we in Romeinen 8 gelezen hebben, ook onze sterfelijke lichamen levend zal maken door zijn Geest, die in ons woont.

Dat is het grote kader waarin Paulus Pinksteren zet, het kader van het kindschap van God. Om ons ons als de kinderen van God die we door Christus zijn geworden ook te laten gedragen, daarom komt de Geest van Christus in ons wonen. Hij trekt bij ons in, in ons hart, in onze eigen geest. Dat is Pinksteren, zoals de kleuters het al op school leren: wij zijn blij, want de Heilige Geest is in ons hart komen wonen. Zo hebben we er in deze dienst ook al van gezongen, over de Geest, die we in het hart ontvangen hebben, over de Schepper Geest, die in zijn kerk woont. En straks gaan we naar huis met de zegen van onze drieënige God, de zegen ook van de gemeenschap van de Heilige Geest, met ons allen: gemeenschap: Hij wil in ons wonen, ons bezielen, als kinderen van God.


Toch denk ik dat het goed is dat we het in deze dienst niet bij die woorden laten, maar dat we even samen nadenken over wat we dan bedoelen, over wat dat dan betekent voor ons, dat de Heilige Geest in onze harten wonen wil. Want ik heb zo de indruk dat wij ons daar over het algemeen toch maar bijster weinig bij voor kunnen stellen. De Geest van Christus trekt bij ons in, in ons eigen hart, in onze eigen geest, en daarin lijkt Hij ook zomaar te verdwijnen. Pas als we onszelf dingen zien doen of horen zeggen die we uit onszelf zomaar niet doen of zeggen, dan zeggen we: dat was het werk van de Heilige Geest. Maar al die andere tijd lijkt Hij zich schuil te houden in ons binnenste.

U moet het straks maar zeggen als het niet klopt, maar ik heb zo de indruk dat we meestal ook niet weten waar we Hem aan zouden moeten herkennen. Wat is dat eigenlijk, een Geest in je hart hebben? Wat betekent dat? Hoe zeg je dat in gewone nederlandse woorden? Ik vraag maar, trouwens niet om alleen maar spijker in de muur te slaan waar ik vervolgens de nodige antwoorden aan kan hangen, maar omdat dit echte vragen zijn, waar je, denk ik, juist op Pinksteren over na moet denken. Want het is natuurlijk mooi om te vieren dat de Geest van Christus in ons komt wonen, maar als je daar je weinig bij voor kunt stellen, dan heb je wellicht een mooie dienst, waar veel vertrouwde woorden klinken, maar dan is de teleurstelling de komende week des te groter als we het leven weer ingaan. Hoe kunnen wij ons daar als kinderen van God gedragen, als wij Degene die ons dat leert niet vinden kunnen, of niet herkennen kunnen?

Daarom wil ik vanmorgen eens met u luisteren naar en verder nadenken over wat Paulus zegt in dit vers 6 uit Galaten 4. Ik vat het van tevoren zo voor u samen: In de Heilige Geest stuurt God ons de stem van zijn Zoon, die ons maakt als zijn Zoon.


Ik zei net: De Geest van Christus trekt bij ons in, in ons eigen hart, in onze eigen geest, en daarin lijkt Hij ook zomaar te verdwijnen. We voelen ons maar al te vaak alleen met ons zelf. We maken onze keuzes, onze plannen, we zetten onze doelen uit, leggen relaties met de mensen om ons heen, we maken onze eigen afwegingen. Uiteindelijk moeten we toch altijd zelf beslissen. Ook al besluit je samen met twintig anderen om bijvoorbeeld samen op vakantie te gaan, uiteindelijk neem je toch zelf de beslissing om mee te gaan. Ook als we onze beslissingen biddend nemen, dan nog lijkt dat weinig te veranderen. We vragen God om ons te helpen een goede, een wijze beslissing te nemen. Maar als we ’amen’ gezegd hebben staat nog de keus aan ons. En dan kun je je alleen voelen en uiteindelijk toch nog door God aan je lot overgelaten. En de Heilige Geest, die in ons woont, Hij lijkt verborgen achter al onze eigen overwegingen en afwegingen.

Het lijkt er op of veel mensen ondertussen van die nood een deugd hebben gemaakt, of zich tenminste bij die nood hebben neergelegd. Zo komt het tenminste bij mij over als ik hoor zeggen dat het werk van de Heilige Geest onze opdracht is. Hoe die uitspraak ook is bedoeld, min of meer stoer, zo van: kom op, er tegenaan, het werk van de Geest is onze opdracht, als wij ervoor gaan, zal Hij ons de energie wel geven; of min of meer berustend, zo van: het is nu eenmaal zo, het werk van de Geest is onze opdracht, in beide gevallen gaan we ervan uit dat de Heilige Geest verborgen zit in wat wij doen. Hij is dan eigenlijk nauwelijks meer dan de kracht die ervoor zorgt dat wij toch kunnen wat wij uit onszelf eigenlijk niet zouden kunnen (geloven, goede werken doen, de juiste woorden vinden) of wat wij uit onszelf niet durven (evangeliseren, spreken in de gemeente). De Heilige Geest mag dan zijn uitgestort op alle vlees, wij hebben zijn stromen van levend water als een soort spons in onszelf opgenomen. Gods Geest valt dan praktisch samen met onze geest. En dan wordt het moeilijk zijn hulp ook werkelijk te ervaren.

Dan mag ons opvallen dat Paulus in onze tekst, en in de gedeelten die we gelezen hebben, onze geest en de Heilige Geest heel duidelijk uit elkaar houdt. Voor Paulus verdwijnt de Geest van Christus nergens in of achter wat wij doen, en is het werk van de Geest nergens onze opdracht. Integendeel, voor Paulus is de Heilige Geest altijd iemand tegenover ons, iemand die ons aanspreekt, iemand die een eigen ’gezindheid’ heeft, iemand die ons ’leidt’, een sprekende gids, een bezielende Ander. We lezen in onze tekst niet: God heeft de Geest van zijn Zoon uitgezonden in onze harten, die roepen, zo van: onder een vage, niet nader omschreven invloed van de Geest gaan wij roepen, nee, de Geest zelf roept in onze harten, zelf, naast en desnoods tegenover ons eigen hart. Naast: die Geest getuigt met onze geest, lazen we in Romeinen 8,16. Dat zijn er twee.

De Heilige Geest wil een eigen stem in ons leven hebben, een stem die heel bepaalde dingen zegt tegen ons. In dit heel geconcentreerde gedeelte van zijn brief aan de Galaten vat Paulus dat samen in de kern van alles: de Geest van de Zoon roept in onze harten: Abba, Vader. Hij doet ons voor waar het in ons leven als kinderen van God uiteindelijk allemaal om gaat: tot God bidden als onze Vader. Hij laat de stem van Christus, de grote Zoon van God, dankzij wie wij Gods kinderen zijn, klinken in onze harten: zo leef je in de geest van de Here Jezus, als je bidt: Vader, Onze Vader in de hemel. Dat is de kern, het eerste, zoals de catechismus dat noemt, het voornaamste van de dankbaarheid, waar je alles in kunt samennemen. De Heilige Geest doet het ons voor. Hij roept het in ons, en zo, heel bepaald, laat Hij het ook ons doen: samen met Hem gaat onze geest getuigen, dat wij kinderen Gods zijn, en gaan wij ons er naar gedragen.


Dat is nu typisch de manier waarop de Heilige Geest in ons wonen wil, als degene die de stem van Christus, de grote Zoon van God, laat klinken in ons hart. Zo spreekt Hij ons voor hoe wij ons als kinderen van God, net als Christus, hebben te gedragen. En dan is Abba, Vader! zeggen de kern, zoals gezegd: het voornaamste van de dankbaarheid, maar natuurlijk niet alles, niet het geheel van de dankbaarheid. Welnee, hier komt heel het evangelie, heel het leven en werken en spreken van de Here Jezus in het vizier, ja uiteindelijk heel de bijbel, waarnaar Christus zelf geleefd heeft. Op allerlei manieren houdt de Heilige Geest ons dát voor, of het nu door spreken van anderen is, dat ons hart raakt, of door het in herinnering brengen van allerlei geboden en wegwijzingen. Hij kan ons in tweestrijd brengen, juist door de goede gedachten in ons stem te geven tegenover de kwade. Hij kan ons rust in ons leven geven, door precies dat stukje evangelie ons voor te houden dat we nodig hebben. Maar telkens is Hij de stem van de Zoon, die spreekt tot ons hart.

Hij spreekt, want de Geest is een persoon die met ons als personen omgaat. En spreken is de enige manier waarop je echt met personen in contact kunt komen, waarop je ze kunt bereiken. Hij dwingt niet, niet met kracht, niet met geweld, want daarmee bereik je geen enkele persoon. Hij spreekt ons aan, stelt Christus aan ons voor, vertelt wat Hij al voor ons gedaan heeft en nog doen wil, herinnert ons aan wat God wil, praat op ons in, overtuigt, troost, vermaand, noem maar op. Zo bemoeit Hij zich met de eigen afwegingen, beslissingen, gedachtengangen van onze geest. Als wij in ons eigen hart goede gedachten zien opduiken, trouw aan het Woord van God, dan horen we zijn stem. Laten we dan niet tóch het kwade kiezen, want dat is nu precies de Heilige Geest bedroeven, en het regelmatig doen is Hem uitblussen. Dan kom je op een gegeven moment ook niet meer op het goede. Dan zwijgt de stem van Christus in je leven. Maar wie luistert naar die stem, wie zijn beslissingen niet maar alleen neemt, maar zich laat leiden door de Geest, die zal er steeds meer van horen, in steeds meer détail, steeds fijngevoeliger, en die zal steeds meer gaan leven in de geest van Christus.


Want dat is waar het uiteindelijk allemaal om gaat, dat is waar de drieënige God alles voor gedaan heeft en doet, dat wij gelijkvormig worden aan het beeld van de Zoon. In de Heilige Geest geeft God ons de stem van zijn Zoon, die ons maakt als zijn Zoon. Want de Heilige Geest is werkelijk de Geest van de Zoon, de Geest van Christus. Wat Hij ons voorspreekt is dat wat Christus ons voorgeleefd heeft, en wat Christus voor ons geleefd heeft. Daar kun je zijn stem dan ook altijd aan herkennen, dat Hij dat wil bereiken dat wij werkelijk ’in de geest van Christus’ gaan leven. Ik neem expres eens die staande uitdrukking van ’in de geest van iemand leven of handelen’. Want wat de Heilige Geest allemaal nog meer in ons leven doet dan dat, het is nooit minder dan navolging van Christus. Hij is de stem van Christus zelf, die ons vormen wil als zijn broeders en zusters.

Ook hier blijft het dus in de eerste plaats gaan om de Heilige Geest als een ander die ons aanspreekt. Hij gaat als persoon met ons als personen om. Hij doorbreekt ons menszijn niet, maar vormt het door te spreken. Hij praat op ons in en herinnert ons telkens weer aan Gods geboden, Hij dringt met zijn boodschap bij ons binnen tot in de gedachten van ons hart en speelt zo een kritische, corrigerende, veranderende rol in ons leven. Wie zich daar niet tegen verzet en zich ervoor afsluit, die wordt daar een ander mens van. Meestal gaat die verandering geleidelijk en met vallen en opstaan. Maar soms schreeuwt de Geest ons in het oor, laat een woord of een boodschap inslaan als een bom, en gooit ons hele leven overhoop. Maar het resultaat is altijd weer dat wij veranderd worden naar het beeld van Christus, gemaakt worden als de Zoon.


En dat alles vindt midden in ons leven plaats, meestal gewoon in de dagelijkse strijd van keuzes en beslissingen. Daar blijkt inderdaad de Geest in ons te wonen, als degene die ons stimuleert om in liefde het goede te zoeken ook voor deze of gene onuitstaanbare kwal, als degene die ons chagrijn doorbreekt door de herinnering aan Christus, als degene die ons de moed geeft om vrede te sluiten op voor ons onvoordelige voorwaarden, als degene die ons door een vriendelijk woord aanmoedigt tot geduld, als degene die ons herinnert aan de liefde van Christus als argument voor onze vriendelijkheid, onze goedheid, als degene die ons reden tot vertrouwen op God en mensen geeft, die ons bepaalt bij wie we zelf zijn en zo brengt tot zachtmoedigheid, als degene die ons leert tot tien te tellen, tot honderd desnoods, als mensen op onze zenuwen beginnen te werken. De stem van de Geest is telkens duidelijk genoeg in ons leven. Hij spreekt de woorden van Christus, kijk maar naar diens liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. De evangeliën zijn er vol van: zo is de Zoon van God. Zo hebben kinderen van God zich te gedragen. Daar gaat het God om. Daarvoor stuurde Hij de Heilige Geest, als de stem van zijn Zoon, om ons als zijn Zoon te maken.


Broeders en zusters, ik verbeeld me dat we deze stem in ons leven over het algemeen heel goed horen. We weten prima wat goed is, en wat eigenlijk gedaan had moeten worden. Dat is precies wat we vieren vandaag: de Geest wil in ons wonen, en ons leren ons als de kinderen van God die we zijn, ook te gedragen. Pinksteren vier je nooit beter, dan door dat ook te doen. Amen.


<<<