Efeziërs 2:18

Orde van dienst (Middelburg middagdienst)
Psalm 96,1.2
Psalm 96,3.4
lezen Efeziërs 1:15-23
Gezang 30,1-3
lezen Efeziërs 2:11-22
tekst Efeziërs 2:18
Gezang 31,3
Gezang 35

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 96,1.2
lezen Efeziërs 1:15-23
Psalm 96,3.4
lezen Efeziërs 2:11-22
tekst Efeziërs 2:18
Gezang 30,3
Gezang 35,3
Gezang 35,1.2

Loenen-Abcoude 11/06/95
Weesp-Nigtevecht 11/06/95 (doop Ellis Schipper)
Amsterdam-C 09/06/96
IJmuiden 03/03/96
Maarssen-Breukelen 21/07/96
Vleuten-De Meern 21/07/96
Zaandam 28/07/96
’s-Hertogenbosch 11/08/96
Voorburg 18/08/96
Enkhuizen 24/05/99
Driebergen 26/05/02
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


We zijn vandaag bij elkaar op een zondag met een achternaam. Op het spoor van een oude traditie, die ergens in de Middeleeuwen vaste vorm aanneemt, heet de zondag na pinksteren niet maar gewoon ’zondag’, maar zondag-trinitatis, de zondag van de Triniteit, van de Drieëenheid. Ik vermoed dat ik daarmee de meesten van u iets nieuws vertel, want in onze kerken leven wij niet zo aan de hand van een bepaald uitgewerkt kerkelijk jaar, waarin op bepaalde zondagen speciale feiten centraal staan. We kennen de grote feestdagen, waarop de heilsfeiten van kerst, goede vrijdag, pasen, hemelvaart en pinksteren centraal staan; we hebben meer of minder vaag de notie van advent en lijdenstijd, maar daarmee hebben we het voor wat betreft het kerkelijk jaar wel zo ongeveer gehad. De andere zondagen zijn ’vrije dagen’ in die zin, dat de dominees zo ongeveer zelf mogen uitmaken wat zij aan de orde stellen. Ik zal u niet vermoeien met de voors en tegens van deze situatie, maar wil vandaag van die vrijheid wel gebruik maken door eens aandacht te vragen voor de oude naam en het oude thema van deze zondag, de zondag van de goddelijke Drieëenheid.

Want het is wel een heel diepe gedachte die op de achtergrond staat van deze naam. In de periode van kerst tot hemelvaart weerspiegelt zich de gang van het leven van de Here Jezus in de gang van het kerkelijk jaar. En in de prediking van de kerk moet daarbij duidelijk zijn dat het in dat alles maar niet gaat om het leven van een bijzonder mens, nee, het gaat om de komst en het werk van God de Zoon, naast en in onderscheid van de persoon van God de Vader. Net zo gaat het met pinksteren maar niet om het begin van een groot menselijk enthousiasme, een diep ideaal, dat zijn sporen trekt door de geschiedenis, maar werkelijk om de komst en het werk van God de Geest. Zo hebben we in de geschiedenis van het heil dezelfde God nog tweemaal anders ontmoet dan we Hem al kenden, als God de Schepper. En als we dan terugkijken en als het ware de balans opmaken, dan blijkt: de volheid van leven, liefde en beweging, die God is, is te groot voor het eenvoudige telwoord ’één’. God laat zich aan ons kennen als levende gemeenschap van Vader, Zoon en Geest. Hij is de Drieënige. Zo’n zondag met een achternaam: trinitatis, leert ons daarbij stilstaan, met de kerk van alle eeuwen: onze God is de Drieënige.


En dat is maar niet een waarheid op zichzelf. Want zo komt God tot ons, komt Hij ook steeds dichter bij ons, om ons in zijn gemeenschap van leven op te nemen. God blijft niet maar de grote Ander, hoog verheven in zijn hemel, ver boven onze aarde, boven ons mensenleven, zo vol van tegenstrijdigheden van goed en kwaad, geluk en ongeluk. Hij zoekt ons daarin op, Hij komt naast ons staan als de mens Christus Jezus, om ons kwaad en ons ongeluk weg te nemen. En meer nog dan dat, Hij komt in ons wonen en geeft ons deel aan zijn eigen gedachten, gevoelens en idealen in zijn Heilige Geest. Als de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest die God is, zoekt Hij de gemeenschap met ons: in de woorden van onze tekst: door Christus hebben wij in één Geest toegang tot de Vader.

Dat is de grote rijkdom van het christelijk geloof omdat het de grote rijkdom van onze God is. Een andere God als Hij is er niet. Bij onze Drieënige God vergeleken is Mohammed’s Allah een zielige en eenzame figuur, die niet werkelijk in mensen geïnteresseerd is. Bij Hem vergeleken is ieder gepraat over ’het’ goddelijke, goddelijke krachten of over ’iets’ aan gene zijde, vage bla, die ons tenslotte keihard aan onszelf overlaat. Waar is de andere God die het zozeer om ons gaat, als de mensen die we zijn, dat Hij ons opzoekt, daar waar wij zijn, in zijn Zoon - God zelf, mens geworden voor ons - en in zijn Geest - God zelf, die zichzelf meedeelt aan ons in ons eigen hart? Die rijkdom verdient inderdaad een eigen feest, een eigen zondag: zondag-trinitatis, de zondag van de heilige Drieëenheid.

Laten we wat ik tot nu toe gezegd heb in de rest van de preek nog eens wat uitvergroten. Ik vat samen: de God die gemeenschap is in zichzelf geeft ons door Christus in de Geest gemeenschap met zichzelf en gemeenschap met elkaar. En als u het woord ’gemeenschap’ misschien nog te moeilijk vindt: als het over God drieënig gaat, denkt u dan eenvoudig aan het woord ’samen’. De God die in zichzelf altijd samen is, brengt ons door Christus in de Geest samen met zichzelf en samen met elkaar.


De God die in zichzelf altijd samen is, dat is onze God. Zo laat Hij zich kennen in de geschiedenis van zijn omgang met mensen. We ontmoeten Hem zo in de Here Jezus, als Hij rondgaat door Palestina, en alles wat Hij zegt en doet en is, het spreekt van God. Hij doet ’de werken van de Vader’. ’Ik en de Vader zijn één’, zegt Hij dan, in Johannes 10:30. En de Here Jezus bedoelt: kijk maar naar wat Ik doe, Ik spreek woorden die eeuwig leven geven, Ik stel daden die eeuwig leven laten zien in het heden, wonderen van vergeving, genezing en vrede, daaraan kun je zien dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader (Johannes 10:38): wij treden samen op, wij horen bij elkaar, wij zijn samen de éne God. Zo ontmoeten we Hem in de Heilige Geest, die de Geest van de Here Jezus is: Hij neemt alles wat Hij ons te zeggen en te geven heeft uit Christus en verkondigt het ons. „Al wat de Vader heeft is het mijne", zegt de Here Jezus dan, in Johannes 16:15, „daarom zei Ik: de Geest neemt uit het mijne en zal het u verkondigen". Zij treden samen op, zij horen bij elkaar, zij zijn samen de éne God, vol van leven, liefde en beweging.

Dat is waar het om gaat in wat de kerk leert over de drieëenheid van God. Dat is geen wiskundig raadsel, geen denkopgave, waar je heel knap voor moet zijn, of tenminste een heel aantal jaren theologie voor moet hebben gestudeerd. Het is heel eenvoudig de taal van de ontmoeting met de enige ware God. Wij hebben de éne ware God ontmoet in de geschiedenis zoals de bijbel die vertelt, en zie, Hij was drie: we ontmoetten Vader, Zoon en Geest. En omgekeerd: we hebben de Zoon ontmoet, mens onder de mensen, tegelijk God zelf, die mensen leert zeggen: Mijn Heer en mijn God: Hij is het zelf! God zelf komt om ons te redden! Om nooit meer te bekomen van verbazing: God is niet zoals wij. Wij zouden bij zoveel zonde en ellende vast en zeker iets zeggen als je nu zovaak hoort over wat vroeger Joegoslavië was: een hek erom en laten uitbranden. Wij zouden in ons eigen veilige hemel gebleven zijn. Maar God komt zelf: Hij, God uit God, Licht uit Licht, terwille van ons, mensen, en van ons behoud, een mens geworden. En we hebben de Geest ontmoet, Gods eigen leven in ons, zijn eigen liefde, zijn eigen gedachten, in ons hart. En Hij leert ons zeggen: het is de Heer, die levend maakt: Hij is het zelf! God zelf komt in ons wonen en deelt zijn leven met ons, zo intiem als geen mens zijn leven met een ander delen kan. En zoals we onze God ontmoeten, zo is Hij: een eeuwig samenleven en -werken van Vader, Zoon en Geest, altijd samen in volledige harmonie.


Zo is God God. Daar zit niets achter. Er is niet nog een of andere ’godheid’ ’achter’ Vader, Zoon en Geest, waar zij deel aan zouden hebben of zo, een bepaald ’iets’, dat wij dan ’God’ zouden noemen en dat wij ontmoeten in Vader, Zoon en Geest. In de Here Jezus zien wij maar niet ’God’, nee, Hij zegt: wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien (Johannes 14:9). En in de Heilige Geest komt maar niet ’God’ in ons wonen, nee, de Here Jezus zegt ons: Wij, Vader en Zoon, zullen tot u komen en bij u wonen (Johannes 14,23). ’Achter’ de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zit niets. Samen, in hun gemeenschap, zijn zij God. Onze God is de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest. In de Here Jezus ontmoeten we Hem. In de Heilige Geest geeft Hij ons deel aan zichzelf. Onze God, Hij is die gemeenschap van eeuwig leven, eeuwige liefde, eeuwige beweging van Vader, Zoon en Geest. Hij is samenleven en gelukkig zijn, de God van leven in gemeenschap, de God van het ’samen’.

En zo komt Hij tot ons en brengt ons samen met zichzelf. Niet als de ene, de eenzame, die op zoek is naar gezelschap, of de ene, de verre, die ons tot zich roept: kom over en help mij!, maar als de God van het ’samen’ die ons in ónze uiteindelijk zo diepe eenzaamheid opzoekt en ophaalt voor het feest van het echte samenleven: kom, ga met ons, en doe als wij... God brengt ons zijn gemeenschap binnen, door Christus, in de Heilige Geest. Hij maakt ons huisgenoten van zichzelf, zegt Paulus dan in vers 19. God zelf zoekt ons op in Christus, zijn Zoon.


En Hij zoekt ons op als wij nog vijanden zijn, mensen die met de rug naar God toe staan, die zijn gemeenschap afwijzen, of die gemeenschap alleen op eigen voorwaarden willen. Wij zijn mensen die uit onszelf telkens weer groot denken van onszelf, mensen die altijd ergens jaloers zijn op anderen die meer hebben dan wij, mensen die daarom ook uit onszelf eigenlijk net als God willen zijn, zo groot en machtig, mensen die het zelf voor het zeggen willen hebben. En daarom mogen wij God niet, daarom luisteren wij niet naar Hem, gaan onze eigen gang. En wat worden we daar ongelukkig mee, en eenzaam, zonder hoop en zonder God. Daar staan we dan, eigenwijs, met de rug naar God toe.

En wat doet God? Hij loopt als het ware om, om ons heen, en komt voor ons staan in Christus, zijn Zoon. En Hij kijkt ons aan en vraagt: jullie wilden net zo groot en sterk en machtig zijn als Ik, jullie wilden als God zijn?, maar jullie hebben helemaal niet begrepen wie Ik ben. Kijk maar, Ik ben geworden als jullie: zo, zo nederig, ben Ik als God. En zó, zo als Ik ben, zo wil Ik ook dat jullie als God zijn. God is niet jaloers op ons, wij zijn jaloers op God. God wil zijn leven met ons delen, daar is Hij altijd al op uit geweest. En dat wil Hij nog, ondanks alles wat wij aan onterechte verwijten, aan laster, aan onverschilligheid voor wie God werkelijk is, aan diep kwaad hebben aangericht. Daarom komt Hij zelf, in Christus, de Zoon, en laat al dat kwaad met zijn eigen lichaam aan een kruis spijkeren. Hij bevrijdt ons van ons verleden, van ons kwaad en maakt ons werkelijk vrij, vrij om tot God te gaan, en te zeggen: Vader, ónze Vader.


En met heel die bevrijding blijft God maar niet aan de buitenkant van ons leven staan, zodat we bij onszelf altijd nog zouden kunnen twijfelen of het wel echt voor ons is, twijfelen of we het niet toch te bont gemaakt hebben, nee, God komt zijn leven werkelijk met ons delen, helemaal in onszelf, in zijn Geest. Hij geeft ons ook de Geest van Christus, de Geest van kinderen in ons hart. Gods liefde voor ons, ze staat groot in ons eigen leven, niet alleen tegenover ons, in Christus, maar ook in ons: Hij laat ons zijn liefde ervaren door de Geest. Christus’ eigen gedachten en gevoelens krijgen stem in ons hart door zijn Geest. God wil met ons samen zijn zo als geen mens met een ander mens samen kan zijn. Door Christus in de Geest brengt Hij ons samen met zichzelf, neemt Hij ons op in de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest, die Hij is: huisgenoten van God, zomaar binnenlopen bij God zelf, toegang tot de Vader, door Christus, in de Geest.


En dat alles geeft God ons maar niet als individuen, maar als mensen. Ik zeg het expres zo. Want als je van onze God iets leren kunt, dan is het dat het een volstrekte illusie is te denken dat je je als mens helemaal op jezelf kunt stellen, als een individu, een eenling. Eenling is geenling, alleen ben je geen mens. Menselijk leven is samenleven. Zo heeft God ons gemaakt, zo zijn we geschapen naar het beeld van de drieënige God, als mensen die altijd samen zijn, willen ze tenminste volwaardig als mens kunnen leven. Samen, als al die verschillende mensen die we zijn, vullen we elkaar aan, scherpen we elkaar op. Dat was van het begin af de bedoeling van God.

En het blijft de bedoeling van God, ook als wij ons, als zondige mensen - en zondige mensen zijn onvolwaardige mensen - op onszelf plaatsen, en zo groot van onszelf denken dat de ander eigenlijk te min voor ons wordt, of iets dat we eigenlijk gebruiken willen voor onszelf. Al die eigendunk van ons, die leeft in ons hart, die maakt dat we met een slecht geheim leven, een zwart gat in ons zelf, dat we voor anderen liefst verborgen houden, waarvoor we ons schamen. Dat breekt uiteindelijk de gemeenschap van mensen onderling. Wie kan zeggen dat hij of zij werkelijk helemaal open is voor anderen, zonder reserves. Zelfs in de beste, de meest intieme relaties kennen wij elkaar niet helemaal. En toch blijft gelden: eenling is geenling, pas als we samenleven leven we werkelijk. En daarom doen we eindeloos ons best, werken we hard aan onze relaties, we investeren erin, zoals dat dan heet. Maar als we eerlijk zijn, moeten we toegeven, het lukt ons zelf niet, er blijft altijd iets missen. Alleen God kan ons werkelijk samenbrengen.

En dat is precies wat Hij wil doen. Want Hij wil ons hebben zoals Hij ons heeft gemaakt. Daarom komt Hij in zijn Zoon om dat slechte geheim in ons leven te verzoenen, om dat grote zwarte gat in ons zelf te stoppen, om ons vrij te maken voor nieuwe gemeenschap met elkaar. Hij brengt ons samen als allemaal mensen die vergeving van zonden hebben in de Here Jezus, medezondaars, medebevrijden, die samen een nieuw leven krijgen, samen vrede met God, samen vrede met elkaar, samen binnengebracht in die éne grote gemeenschap van Vader, Zoon en Geest. En dat ondanks alle diepgaande verschillen. Paulus spreekt hier in onze pericoop over het enorme verschil tussen joden en heidenen, mensen die, ver van God en het goede, er maar op los leven, en mensen die door nauwgezette levenswandel proberen het weer goed te krijgen tussen God en hen. Als er twee soorten mensen zijn die systematisch op elkaars zenuwen werken, dan zijn het die. Toch brengt Christus ze bijeen, tenslotte als medezondaars die zichzelf terugvinden rond een kruis.


En weer geldt: met die gemeenschap blijft God maar niet aan de buitenkant van ons leven staan. Nee, Hij geeft ons samen zijn éne Geest: Hij laat ons samen bidden: onze Vader, laat ons samen handelen, samen leven, van binnenuit, als werkelijke medeburgers en huisgenoten van God. Binnen de gemeenschap van leven van Vader, Zoon en Geest zijn geen aparte kamers voor dit en dat soort mensen, maar heerst de werkelijk gemeenschap van leven en liefde die God is. Die bezieling wil Hij ons samen geven. Samen. Bij alle verschillen die er ongetwijfeld zijn in de kerk - ieder heeft zijn eigen persoon, zijn eigen gaven, zijn eigen kracht en zwakheid. Dat zal zo zijn. Maar het staat alles ten dienste van het grote ’samen’ waartoe God ons brengen wil: het samenleven van mensen onderling als beeld en als resultaat van het grote samenleven dat God zelf is.


Want Hij is de grote bron van heel ons werkelijke mensenleven, en zal dat zijn voor altijd. De God die in zichzelf altijd samen is, brengt ons door Christus in de Geest samen met zichzelf en samen met elkaar. Zo is God, zo is zijn bedoeling, zo zal Hij die realiseren, nu onvolkomen, met veel tekorten en zonden, eens volmaakt. Samen. Amen.


<<<