Loenen-Abcoude 11/03/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Wat zien we eigenlijk, straks hier aan tafel? Nou ja, mensen, twee keer, die rond een tafel gaan zitten, brood gaat rond, een beker volgt, woorden worden gesproken, een stukje gelezen, gezongen. Goed. Maar wat betekent dat dan? Wat zien we eigenlijk? Het lijkt me dat we eigenlijk zien wat Paulus hier in Efeziërs 4 beschrijft als de eenheid van de Geest: één lichaam en één Geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader.
Die eenheid van de Geest is erg kostbaar. Er zit een enorme rijkdom in. Ieder van ons heeft eigen genadegaven gekregen, net naar Christus ons die gegeven heeft. Maar samen hebben we deel aan die eenheid van de Geest, samen vormen we dat stuk van het grote mozaïek van de kerk dat onze gemeente is. En dat is nog niet alles. Die eenheid van de Geest blijkt ook de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon van God te zijn. De kerk is niet alleen als geheel een groot mozaïek, waarin we het gezicht van de Here Jezus kunnen herkennen, ook de onderdelen van de kerk, zoals onze gemeente er een is, willen het gezicht van de Here Jezus vertonen.
Paulus dringt er dan ook bij de Efeziërs op aan dat ze die eenheid van de Geest bewaren door de band van de vrede. En het lijkt me een goed idee om ons dat voor onze gemeente vanmorgen in te denken en aan te trekken. Dat wat we zometeen zien aan tafel, dat is kostbaar. Daar moeten we zuinig op zijn. Daar moeten we een stevige band van vrede omheen leggen.
Want wat we zien is inderdaad één lichaam: ook als we in twee tafels vieren, vieren we toch samen hetzelfde. Zoals we samen aan tafel zitten, zo horen we bij elkaar, vormen we één geheel, omdat we allemaal deel hebben aan de Here Jezus. Kijk maar wat we samen doen: samen eten we van het brood - en het is zijn lichaam - samen drinken we uit de beker - en het is het nieuwe verbond in zijn bloed. Hoe verschillend we ook zijn en denken, omdat we samen bij de Here Jezus horen, horen we ook bij elkaar, als één nieuw geheel.
En wat we zien is inderdaad één Geest: niemand komt hier omdat het moet, maar we komen hier samen omdat we het willen, we willen de Here Jezus ontvangen en delen, we willen ons inzetten voor Hem en voor elkaar, de éne Geest van Jezus Christus bezielt ons als we hier zó, vrijwillig, bij elkaar komen.
En wat we zien is inderdaad één hoop: we weten ons geroepen in de ene hoop van onze roeping, de hoop van de verschijning van onze Verlosser in heerlijkheid, van de overvloed van vreugde die Hij ons toegezegd heeft, van de bruiloft van het Lam. Als we de beker heffen en drinken mogen we al iets proeven van die hoop, een voorsmaak, een aperitief.
En wat we zien is inderdaad één Heer: we gedenken samen wat Hij voor ons heeft gedaan en doet. In zijn dood ligt ons leven, in zijn heerlijkheid ligt onze redding in heerlijkheid, in zijn leven ligt onze moed om te leven, gisteren, vandaag en morgen, tot in eeuwigheid.
En wat we zien is inderdaad één geloof: zo waar als we eten en drinken, zo waar verklaren en belijden we ons geloof, onze verknochtheid en verbondenheid aan Jezus Christus onze Heer. We willen metterdaad leven van zijn leven, en ons leven van alledag delen met Hem.
En wat we zien is inderdaad één doop: we beseffen dat wij aan dit alles werkelijk alleen maar om Jezus wil deel hebben. Wij zijn van onszelf niet goed en groot en sterk, maar zwak en vooral slecht. Wij komen als armen tot de milde Gever, als zieken tot de Dokter, als zondaren tot de Rechtvaardige voor ons, als doden tot Hem die levend maakt. We beseffen dat dit nu net aan ons betekend en verzegeld is door de doop: wij willen dood gaan en levend worden in Christus onze Heer. Dat wordt pas echt nieuw leven.
En wat we zien is inderdaad één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen. Het nieuwe verbond in Christus bloed, waarop we de beker heffen, is nu juist die plechtige gave van God aan ons, dat Hij eeuwig onze genadige Vader wil zijn, dat Hij ons zijn Geest wil sturen, zodat wij gevoed worden met het ware brood uit de hemel tot het eeuwige leven. Jezus, de eniggeboren Zoon, heeft zijn leven overgegeven om ons zonen en dochters van zijn Vader te maken. We mogen het zien, we mogen het proeven, we mogen het vieren, als we de beker heffen: dit is het kostbaarste van heel ons leven, dat we deel hebben aan dit nieuwe en eeuwige testament van God, en eeuwig zijn kinderen mogen zijn.
Samen gaan we dat doen. En wie goed kijkt, ziet meer dan die paar mensen die rond een tafel zitten. Wie goed kijkt, zoals Paulus ons goed leert kijken, ziet eenheid van de Geest gestalte krijgen. Hoe meer we dat tot ons door laten dringen, des te meer kan ook het besef groeien, dat dit echt heel kostbaar is, meer dan de moeite waard om te bewaren door de band van de vrede.
En laten we dan daarbij bedenken dat we dit zo mogen vieren omdat de Here Jezus zichzelf niet gespaard heeft, maar juist voor ons allen overgegeven. Laten we ook onszelf niet sparen. We weten wel wie we hier straks missen. Misschien kunnen wij daar niets aan doen. Misschien ook wel. Dat kan iedereen alleen voor zichzelf weten. Maar laten we daarbij eerlijk zijn voor God, en bereid zijn wat ons betreft de band van de vrede te herstellen waar die geschonden is. We komen hier aan tafel omdat we niets in onszelf hebben, maar alles in Christus. Laten we dan ook ons gelijk, onze onverschilligheid of onze gekwetsheid niet in onszelf hebben, maar ook dat aan Hem overgeven aan de tafel van zijn liefde.
In ieder geval, laten we goed kijken naar wat we zien, zo meteen. Er gebeurt hier iets aan die tafel. We geven samen vorm aan ons geloof, heel ons geloof. En wie goed kijkt ziet het gebeuren: één lichaam en één Geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen. Amen.