Efeziërs 6:18-20

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 84,1.2
Psalm 84,5.6
lezen Efeziërs 6:10-24
Liedboek gezang 96,1-4
tekst Efeziërs 6:18-20
Liedboek gezang 97,5-10
bevestiging ouderling en diaken
Liedboek gezang 456
Psalm 122

Loenen-Abcoude 10/06/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Bid daarbij, aanhoudend, op allerlei manier en bij elke gelegenheid, gedragen door de Heilige Geest. Blijf op om het vol te houden en voorbede te doen voor alle heiligen. Bidden, almaar bidden, voor jezelf, voor elkaar, voor iedereen - waarom vindt Paulus dat zo belangrijk?


Wij vinden dat niet zo belangrijk. Ja, natuurlijk, we bidden wel. Bij verschillende gelegenheden is het zelfs vaste prik: bij het eten, voor het slapen gaan, aan het begin van een vergadering of zo. En als we in het nauw zitten, dan bidden we ook. Maar verder zijn er heel veel andere dingen die wij belangrijker vinden. We moeten rustig ons werk kunnen doen, voor school niet te veel huiswerk hebben, maar wel een beetje vooruit komen in het leven. Er moeten ons niet teveel mensen aan het hoofd zeuren. Er moet tijd zijn om leuke dingen te doen. Als we ons boos voelen worden op die hannes van een collega, dan tellen we tot tien, omdat we dat op een cursus geleerd hebben, maar we bidden niet. Als je broertje wordt voorgetrokken, volgens jou, dan wordt er met deuren geslagen, maar gebeden wordt er niet. We gaan onze gang, de gang van ons leven van alledag, en bidden is daarbij niet zo heel erg belangrijk.

Ook in de kerk niet, geloof ik. Dat we de dingen goed organiseren, dat is belangrijk. Dat vooral anderen hun zaakjes goed voor elkaar hebben, dat wordt de hoogste tijd. Er wordt al zoveel aangemodderd in de kerk door mensen die eigenlijk niet competent zijn. Maar dat we zouden bidden, almaar bidden, voor jezelf, voor elkaar, voor iedereen - dat vinden wij niet zo bijster belangrijk.


Waarom vindt Paulus dat dan wel zo belangrijk? Hij zegt dat eigenlijk een paar verzen eerder, in vers 12: christenen hebben te maken met boze machten, boze geesten, verleidende krachten die de dienst uitmaken in de wereld. Er wordt om ons gevochten en tegen ons gevochten. En je zult niet overeind blijven als christen als je niet de beschermende bewapening aantrekt die God uitdeelt - en dat kun je alleen maar doen terwijl je aanhoudend bidt, voor jezelf en voor elkaar. Als we niet meer bidden, voor onszelf en voor elkaar, gaat het mis met ons als christen, gaat het mis in de kerk. Dan wordt je vroeg of laat ondersteboven gelopen, onderuit gehaald, kun je geen stand houden. Paulus neemt zichzelf als voorbeeld: hij zal niet kunnen spreken zo als hij dat hoort te doen, als er niet, in Efeze en elders, volhardend voor hem gebeden wordt.

Dat besef: er wordt om ons en tegen ons gevochten, het is niet vanzelfsprekend dat je christen bent en blijft, het is niet logisch dat we het wel gaan redden, persoonlijk en als gemeente, dat zit er bij Paulus achter, als hij aanhoudend bidden, voor jezelf, voor elkaar, voor anderen, zo belangrijk vindt. En als wij dat niet vinden - of het misschien in theorie wel met Paulus eens zijn, maar in de praktijk van ons leven laten zien dat voor ons heel andere dingen op de voorgrond staan - zegt dat niet vooral, dat wij dat besef niet met Paulus delen, dat besef van: er wordt om ons en tegen ons gevochten door machten die sterker zijn dan wij?

Wij zijn toch zelf sterk? We hebben onze eigen bewapening. We trekken onze koppel flink aan, de koppel van het recht om voor onze eigen mening uit te komen. We verbergen onze kwetsbaarheid achter een pantser van eigen gelijk. Aan onze voeten de stoere stappers van organiseren en ’samen gaan we het rooien’. Het schild van onze overtuiging in de hand, de helm op van al onze verzekeringen tot ver na dood en graf staan we daar, en onze tong is als een tweesnijdend zwaard. Daarbij is bidden niet echt nodig en je werkelijk afhankelijk weten eindeloos moeilijk. Hebt u zich wel eens afgevraagd wat het eigenlijk zegt, dat het nog steeds, na zoveel jaren, niet echt geaccepteerd en verwerkt is, dat wij hier een hulpbehoevende gemeente zijn in financiële zin? Ik ben bang dat het zegt dat wij er ook moeite mee hebben om in geestelijk zin hulpbehoevende gemeente te zijn. Wij improviseren zelf wel de eindjes aan elkaar. Aanhoudend bidden, bij elke gelegenheid God smeken, volhouden om elkaar aan God op te dragen? Je kunt beter aanpakken en doorpakken, anders gebeurt er niets.


Wij, zeg ik hier steeds. Ik sta hier niet vanaf een veilige kansel wat dingen over u daar te zeggen. Ik meen dat wij. Als ik hier zo Paulus lees, en hem hoor aandringen op ons almaar bidden en smeken en voorbidden en God erbij roepen, dan bekruipt me dat besef van binnen uit, mijzelf incluis: wij vinden dat allemaal zo belangrijk niet, wij regelen onze zaakjes zelf. En wat komt er dan terecht van dat aantrekken van de bewapening die Gód uitdeelt? En staan wij dan, of zijn we al lang gevallen?

Die wapenrusting van God, die bewapening die God geeft, die kun je alleen aantrekken al biddende en smekende (dat ’daarbij’ van vers 18 staat er eigenlijk niet; het ’stelt u dan op’ van vers 14 en de uitwerking in de volgende verzen gaat verder met: biddende, door te bidden met aanhoudend bidden en smeken). God geeft deze bewapening. Zoals je bij het leger bij de foerageur je kleren en je wapens kunt halen, zo kan ieder christen bij Christus zijn eigen bewapening halen. Wees krachtig in de Heer, in Christus. Die bewapening haal je niet anders op dan al biddende, je trekt haar niet anders aan dan al biddende, en je stelt je er niet anders in op dan al biddende.

Of hoe dacht u anders dat wij de gordel van waarheid zouden kunnen omdoen en aantrekken. Zo’n gordel houdt de kleding op z’n plaats, zorgt er voor dat je je vrij bewegen kunt. God deelt een gordel van waarheid uit, van oprechtheid, van rechtschapenheid, van integriteit, van open eerlijkheid. Uit onszelf zijn we zo eerlijk niet. We zijn mensen met bijbedoelingen en geheimen. En de duivel pakt ons er op aan. Zeg niet wat je bedoelt, zeg niet wat je hindert, zeg niet waar je zwak in bent, geef niet toe, en het wordt vergif in je ziel en een splijtzwam in de gemeente. Als je dan de kans krijgt om te spreken, als je dan eigenlijk moet toegeven, bid dan. Dat is typisch zo’n gelegenheid. En laat je leiden door je gebed. En bidt voor elkaar, want het is niet vanzelfsprekend dat we echt eerlijk zijn, naar onszelf en naar elkaar. Christus wil het ons geven, maar het werkt alleen al biddende.

En net zo: Hij wil ons de gerechtigheid geven, de goede verhouding tot God dankzij Christus’ werk voor ons. Dat geeft pas echt bescherming. Niet het pantser van onze eigen gerechtigheid, die harde laag van: ’ik heb het toch goed gedaan, ik heb toch gelijk’. Vaak genoeg hebben we helemaal geen gelijk en hebben we het helemaal niet goed gedaan. Dan toch jezelf overeind houden betekent voor God en tenslotte ook voor elkaar gigantisch onderuit gaan. Je tegenover elkaar kwetsbaar kunnen opstellen omdat je uitstekend beschermd bent door Christus’ gerechtigheid voor ons, omdat je je eigenwaarde niet hoeft te ontlenen aan het feit dat jij alles prima gedaan hebt, dat gaat je alleen lukken al biddende, en vaak genoeg alleen als je dat bidden ook nog echt een tijd lang hebt volgehouden.

En wat dacht u dat er terecht zou komen van de bereidwilligheid van het evangelie van de vrede, als we niet intensief bidden tot Christus, tot God? Het is een fijn trekje dat Paulus die bereidwilligheid verbindt met de schoenen hier. Want het gaat er om dat je bereid bent terwille van de goede boodschap van de vrede tussen God en ons ook vrede te sluiten met elkaar en vredestichter te zijn. En daarvoor moeten we maar al te vaak letterlijk gaan, gaan naar die ander, en zeggen: het spijt me. Die zelfverloochening brengen we niet zomaar uit onszelf op. Christus heeft haar voor ons klaarliggen, wil ons haar zomaar geven, geven op ons bidden en smeken bij elke gelegenheid, gedragen door de Heilige Geest.

Het schild van het geloof, waarmee we de brandende pijlen van de boze kunnen doven. Als je het even invult staat het je meteen weer voor ogen: al biddende kun je het pakken en hanteren, anders niet. Want hoe dacht u anders dat u de geraffineerde aanvallen van de duivel zou kunnen afslaan? Als je in verleiding komt om te zondigen, als je gek wordt van eenzaamheid, als je je van binnen kwaad voelt worden op je broer of zus, op je man of vrouw - en je bidt niet, wat gebeurt er dan? En als je wel bidt, voor jezelf, om kracht, voor die ander, die je in de steek laat, die zo stom doet - wat gebeurt er dan? Al biddende kun je schuilen achter Christus, kun je je vastklampen aan Hem en merken dat Hij je vasthoudt.

Al biddende kun je het hoofd koel houden, en je te binnen brengen dat wij niet zelf ons hoofd hoeven te redden, en niet zelf ons hoofd omhoog hoeven te houden. Christus geeft ons zijn redding, ook als wij ons mislukt voelen, of geknakt en gebroken. In situaties waarin wij uit onszelf ons hoofd zouden verliezen, in drift of in wanhoop, geeft Hij ons de helm van zijn redding. Je kunt hem pakken, opzetten en dragen, al biddende. Anders echt niet.

En dan nog dat zwaard van de Geest, dat is het woord van God. Als ergens geldt, dat we dat alleen in permanent gebed kunnen aanpakken en hanteren, dan hierbij. Paulus doelt hier op het korte zwaard, dat Romeinse soldaten droegen voor man-tegen-man-gevechten, en dat daarin een dodelijk wapen was. Zo wil het zwaard van de Geest het dodelijk wapen voor de duivel zijn, als we met hem te worstelen hebben. Zo staat er geschreven, daarmee overwon de Here Jezus de duivel bij zijn verzoeking in de woestijn. Zo staat er geschreven, daarmee kunnen ook wij de duivel van ons afslaan. Maar als we dit zwaard niet gebruiken in permanent gebed, terwijl we God smeken om ons dat woord goed te laten hanteren, dan wordt het zomaar een levensgevaarlijk wapen voor de mensen om ons heen. Een woord van kritiek, hoezeer ook op basis van de bijbel, het kan anderen verwonden en kwetsen als we het niet hebben leren spreken in gebed voor ons zelf en voor die ander. Wie de bijbel grijpt voor zichzelf, voor eigen gelijk of voor eigen doelen, diens tong wordt een tweesnijdend zwaard. Hij heeft niet zijn bewapening van Christus ontvangen, in gebed, maar zelf gegrepen, en de duivel staat hem bij.


Ziet u waarom Paulus het zo belangrijk vindt dat wij almaar door bidden en smeken en voorbidden en God erbij roepen? Als we niet blijven bidden gaat het helemaal mis met ons als christenen, gaat het helemaal mis met ons in de kerk. Wij zijn niet sterk. Wij zijn intens afhankelijk van God. Er wordt om ons gevochten en tegen ons gevochten door machten die sterker zijn dan wij.

En laat me dat nu vanmorgen maar, in het spoor van Paulus, op die ambtsdragers hier betrekken. Wanneer wij samen niet bidden, aanhoudend bidden, met alle volharding, voor die broeders hier voor, dan gaan ze het niet redden. We staan allemaal onder druk, er wordt om en tegen ons allemaal gevochten, en juist rond voorgangers is de duivel actief. Als u niet voor hen bidt, voor ons bidt, als ambtsdragers, dan gaat het u niet lukken om hen, om ons te ontvangen als voorgangers van de gemeente. Dan zult u vooral van alles zien wat u op ons aan te merken hebt. En de duivel zal u inprenten dat u daar nog gelijk aan hebt ook. En u zult zeggen: wie is hij daar, dat hij dat zegt? wat doet hij zelf? Maar als u voor hen, voor ons bidt, niet maar een keer, maar telkens weer, wanneer er ook gelegenheid en reden voor is, zullen we elkaar ontmoeten, naast elkaar, samen afhankelijk van Gods genade in Christus Jezus. Dan zien we elkaar in de ogen, terwijl we samen in de rij staan bij Christus Jezus, de grote foerageur van de bewapening van God. Hij moet ons allemaal die koppel uitdelen, en dat pantser, en die kistjes, dat schild, die helm, èn dat zwaard. Alleen in Hem kunnen we sterk zijn terwijl wij zelf zwak zijn, al biddende, gedragen door de Geest. Laten we bidden, voor onszelf, voor elkaar, voor iedereen. God, die de harten leest, dat Hij ons wel bewaar! Amen.


<<<