Filippenzen 1:9-11

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 5,9.10
Liedboek gezang 87
lezen Filippenzen 1:3-11
Psalm 16,1.3
tekst Filippenzen 1:9-11
Psalm 106,1.2
Liedboek gezang 299

Loenen-Abcoude 25/08/02
Driebergen 22/09/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


We spiegelen ons ook vanmorgen weer aan zo’n gebed van Paulus aan het begin van een brief. In zo’n gebed trekt een heleboel samen aan geloofsbeleving, aan prioriteiten en aannames. Het is de moeite waard die eens te vergelijken met onze eigen geloofsbeleving, prioriteiten en aannames.

Vorige week zagen we bijvoorbeeld dat Paulus, veel meer dan wij gewoon zijn, ervan uitgaat dat wat goed is uit moet groeien tot iets beters, dat om zo te zeggen een eerste fase van geworteld en gegrond zijn in geloof in de Here Jezus gevolgd wil worden door een tweede fase van nu ook uitgroeien en opgebouwd worden in Hem. Paulus bidt voor de gelovige gemeente in Kolosse dat ze de genade zullen ontvangen God goed te leren kennen, zodat ze weten wat bij Hem past en waar Hij blij mee is, en dat ook kunnen doen. Uitgroeien en opgebouwd worden.

Die aanname van Paulus, dat tot geloof komen en als gelovige gaan leven niet het eindpunt is in een christenleven, maar juist het beginpunt, en dat hij dus niet tevreden is, zoals wij vaak, met ’wel geloven’ en conventioneel christelijk leven - die aanname komt ook hier in Filippenzen naar voren. Paulus is er, vers 6, van overtuigd dat God, die in de Filippenzen een goed werk van geloof en liefde is begonnen, dat goede werk ook zal voortzetten en laten uitgroeien en tot het doel laten komen dat zal blijken op de dag van Christus. En dat wordt dan in vers 9 uitgewerkt, dat de liefde steeds overvloediger mag zijn om te onderscheiden waarop het aankomt. Op de dag van Christus zal dan blijken dat die liefde uitgegroeid en tot haar doel gekomen is: rein en onberispelijk. Uitgroeien en opgebouwd worden.

Dat veronderstelt allemaal die onderscheiding die we vorige week ontmoetten en die je steeds weer in het Nieuwe Testament tegenkomt zodra je er eens op gaat letten: er is een fase van tot geloof en bekering komen, leren wie God is en wat Hij geeft, dat aanvaarden en er naar gaan leven, geworteld en gegrond worden in Christus, en er is een fase van in je geloof uitgroeien, God goed leren kennen en in de omgang met Hem leren ontdekken niet maar wat Hij gebiedt of verbiedt, maar wat bij God past en waar Hij blij mee is, en dat ook doen.


Het leuke van die onderscheiding ontdekken aan de hand van deze gebeden van Paulus is, dat het je een groot misverstand kan schelen. Wij denken zo makkelijk dat we zelf moeten groeien in geloof en onszelf moeten opbouwen in liefde. Als we eenmaal tot geloof gekomen zijn, de keuze voor God hebben gemaakt, moeten we vervolgens zelf daarmee aan de gang, het uitbouwen en volmaken. Maar Paulus zegt hier niet, nou, nu jullie dan geloven, nu gebied ik jullie, dat je liefde steeds overvloediger moet zijn, nee, hij zegt: dit bid ik. Alles blijft hier een gave van God, die je, zoals alle gaven van God, ontvangt en waarvan je kunt genieten in de gezamenlijke omgang met God. De invloed, de veranderende invloed, de groei-impuls gaat van God uit.

Je zou het ergens kunnen vergelijken met hoe het bij ons onderling gaat. Als je elkaar hebt leren kennen en lief hebt gekregen en getrouwd bent, dan begint het pas echt. Als je serieus met elkaar blijft omgaan leer je elkaar dan in de loop van de jaren pas echt goed kennen. Over de hoofdlijnen in je huwelijk en in je leven hoeft het dan in je gesprekken meestal niet meer te gaan. Het gaat steeds meer om fijnstemming, om hoe je samen dit of dat aanpakt, om concrete dingen. Je vormt elkaar en leert onderscheiden waar het op aankomt in je relatie. Nu, voor zoiets bidt Paulus ook in de relatie met God.

En daar mogen wij dus best wel eens goed op letten. Als voor ons dat besef van uitgroeien en opgebouwd worden, dat besef van: er is een tweede fase in ons leven met God, niet zo op de voorgrond staat, betekent dat zomaar dat we onze relatie met God niet zo serieus nemen. Alsof je na je trouwdag niet zo nodig meer met elkaar hoeft te praten omdat het toch wel goed zit. Voor je het weet leef je dan als vreemden samen en ben je uit elkaar gegroeid. Zoiets zou in onze verhouding met God ook kunnen gebeuren. En Paulus bidt, ook hier, dat dat niet gebeurt. Het eerste dat we wel van hem kunnen leren is dat ook te bidden voor ons zelf en voor elkaar.


Paulus bidt hier om serieus nemen van de relatie met God; hij vraagt om helder inzicht en fijngevoeligheid, om God steeds beter leren kennen (helder inzicht) en om sensitiviteit, dat we God steeds beter kunnen aanvoelen en inschatten. En hij vraagt dat op een open manier voor de gemeente van Filippi, voor mensen samen dus. Het heeft hier ook de kleur dat je niet alleen samen God beter leert kennen en aanvoelen, maar dat je samen ook elkaar beter leert kennen en inschatten. Dan zul je samen kunnen onderscheiden waar het op aankomt, wat van belang is.

Daarmee kom ik bij het eerste wat me nu speciaal hier in deze verzen opvalt als ik Paulus’ geloofsbeleving, prioriteiten en aannames vergelijk met de onze. Paulus gaat er van uit dat er veel kennis en inzicht nodig is om vast te stellen wat werkelijk de moeite waard is om in praktijk te brengen. Wat gedaan moet worden, wat goed is, is niet bij voorbaat duidelijk. Wat God concreet wil, wat bij Hem past, waar Hij blij mee is, dat weten we niet al lang, maar dat moeten we ontdekken. Paulus bidt dat dit die Filippenzen zal lukken.

Dat valt me even op, omdat wij er nogal makkelijk van uitgaan dat wij wel weten wat God wil. Dat staat in de bijbel. Daar zijn geboden voor. Als je die eenmaal geleerd hebt, dan hoef je ze alleen nog maar toe te passen. Je moet gewoon doen wat God gezegd heeft. En als God ergens niets over gezegd heeft, nou, dan mag je het zelf uitzoeken, zelf weten wat je ermee doet. Kennis in de zin van God en elkaar echt goed leren kennen, en inzicht in de zin van sensitiviteit, fijngevoeligheid, aanvoelen en inschatten van God en elkaar, dat staat nu niet meteen voor onze aandacht. Bij de meeste dagelijkse keuzes in ons leven bidden we dan ook niet, niet voor onszelf en niet voor elkaar. We praten er meestal niet over met God - en we praten er meestal ook niet over met elkaar.

Dat lijkt me nog eens een teken dat we makkelijk in die eerste fase van het leven met God blijven steken, niet meer praten, met het risico dat we van God vervreemden. Paulus bidt in ieder geval dat de liefde mag uitgroeien in kennis en inzicht en dat we zo in gesprek met God en elkaar mogen ontdekken wat God ook in allerlei concrete zaken wil. Dat is niet bij voorbaat duidelijk. Ja, wel algemeen, maar nog niet concreet. Denk maar aan een andere uitspraak van Paulus, die hier heel dicht bij ligt, Romeinen 12:2: wordt gevormd, bepaald, door de vernieuwing van je denken door God, om concreet te kunnen herkennen wat de wil van God is: het goede, het welgevallige en volkomene.

Wat dat concreet betekent in je eigen reactie op iemand om je heen, thuis, op je werk, in de klas, dat staat niet in de bijbel, dat moet je ontdekken vanuit hoe je God hebt leren kennen, vanuit aanvoelen en inschatten van de mensen en de situatie. Daar heb je dus gebed bij nodig, echt met God omgaan, zelf en samen. Dan kan je liefde tot God en mensen op een goede manier concreet worden.


Daarmee kom ik bij een tweede wat me even opviel hier. Paulus zegt in vers 11 dat we zo vervuld worden van de vrucht van gerechtigheid die door Jezus Christus is. Gerechtigheid is dat je echt recht kunt doen aan God en mensen, recht kunt doen aan de situaties in je leven, zodat God en mensen (en dieren en dingen) echt tot hun recht komen. En dat is geen gave die Jezus Christus je geven wil (die door Jezus Christus is). Maar wat nu opvalt is dat Paulus die gerechtigheid een vrucht noemt, een vrucht van de liefde. Het is de manier waarop juist liefde concreet wordt in je leven.

Dat valt me op, omdat wij vaak denken dat liefde een vrucht, een effect is van recht. En bij recht denken we dan aan geboden, aan regels, aan wetten. De manier waarop Gods geboden concreet worden in ons leven is liefde. Eigenlijk gebiedt God liefde in al die geboden. We zeggen dan, dat Gods geboden worden samengevat in het ene grote gebod van de liefde. Maar als je nog eens echt in de bijbel kijkt, dan blijkt dat juist dat samenvatten er niet staat. Als de Here Jezus het over dat grote gebod heeft, in Matteüs 22 geeft Hij antwoord op de vraag: wat is het grote gebod in de wet? En dat is niet een vraag naar de samenvatting, maar een vraag naar de bron, naar het ene centrum waar de hele rest uit voortkomt. De liefde ligt als het ware onder de wet van God, de héle wet, niet alleen de tien geboden. De geboden zijn een vrucht van de liefde, ze zijn een manier waarop die liefde concreet wil worden uitgewerkt.

Als Paulus het dan hier over de vrucht van gerechtigheid heeft is hij opnieuw een gezondene die op zijn Zender lijkt. Werkelijk recht doen aan God en mensen, aan situaties, dat kan alleen vanuit liefde die een ander ook echt kent en heeft leren inschatten. En dat is dus niet een kwestie van wat geboden toepassen, maar een kwestie van steeds weer in gebed léren kennen en inschatten en dan het goede voor een ander kiezen. Dat is niet kraakhelder en dat kun je niet in regels vangen. Regels en geboden zijn er hoogstens een voorbeeld, een sjabloon voor, die het denken sturen en begeleiden, maar niet kunnen vervangen. Wat Jezus Christus geven wil is echte liefde die zelf ontdekt, in samenspel met God en elkaar, wat goed en de moeite waard is, waarmee je God en elkaar tot recht laat komen. Gerechtigheid is een vrucht van die liefde, die genoten wordt op het gebed.


Dan tenslotte nog één opvallend dingetje: juist dit, juist alles wat net gezegd is, is voor Paulus tot eer en prijs van God. Gods eer is hier niet zozeer het vooropgezette doel van wat we doen, maar meer het effect ervan. Wie God goed leert kennen en inschatten, wie dan zo concreet leert liefhebben dat-ie anderen echt recht kan doen om diegene wordt God geëerd en geprezen.

Dat is iets wat je gewoon kunt zien om je heen. Allerlei zaken en ideeën die ’tot Gods eer’ zijn opgezet of bedacht kunnen mensen juist afstoten. Om heel veel christelijks of gereformeerds wordt God helemaal niet geëerd. Maar juist als het lukt om heel concreet mensen vlakbij je recht te doen en zo goed te doen dat ze tot hun recht komen, merk je dat mensen met waardering over God gaan spreken. De veelal kleine, maar concrete goede daden die christenen doen die dragen bij aan het prijzen van God.

Maar dat is ook wat je eens zult zien op de dag van Christus. Rein en onberispelijk tegen de dag van Christus wordt je op deze manier. Dat is iets wat we vooral heel bescheiden en vol schroom mogen lezen hier. Het gaat wel om de vrucht van gerechtigheid die door Jezus Christus is. We weten maar al te goed wat daar door ons aan ontbreken kan. Maar toch zal dit eens blijken waar te zijn, net als in dat bekende verhaal uit Matteüs 25, over die beker koud water, die ene daad, dat goede, allicht ongeweten gedaan.

Allicht ongeweten, maar even allicht niet zonder gebed. Dit hier bidt Paulus voor de Filippenzen. Het lijkt me dat wij niet beter kunnen doen dan het steeds meer ook voor onszelf en voor elkaar te bidden: God en elkaar goed leren kennen en aanvoelen, inschatten, dan concreet elkaar recht doen en zo leren genieten van wat Christus ons aan goed werk geeft, tot eer en prijs van God. Amen.


<<<