Filippenzen 2:5-11

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 113,1
Psalm 113,2
lezen Filippenzen 2:1-18
Psalm 110,1.2
lezen Filippenzen 3:1-16
Psalm 110,3.4
tekst Filippenzen 2:5-11
Liedboek gezang 177,1.2.6
Liedboek gezang 42

Loenen-Abcoude 01/04/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Hoe assertief is de nederige christen? Hoe goed zijn wij in het opkomen voor onszelf? Hoe handhaven wíj ons in onze wereld, die wereld waarin niemand anders voor jou opkomt als je het zelf niet doet? Wat wij hebben, aan bezit, aan mogelijkheden, aan status, wat doen wij daar mee? Voor wie zetten we dat in? Wat wij hebben, aan geloof, aan kennis, aan traditie, is dat voor ons? om voor onszelf te gebruiken?


Het is nog niet zó lang geleden dat vrijwel niemand van het woord assertiviteit gehoord had. Nu kennen veel mensen zelfs het woord sub-assertiviteit: dat betekent zo ongeveer dat je je de kaas van het brood laat eten, dat je je laat gebruiken. Dat is ongezond. Daar is iedereen het wel over eens. Maar wat is gezond? Assertief zijn is een grote deugd geworden. Maar in de praktijk betekent dat iets als dat je er in ieder geval voor moet zorgen dat je zelf aan je trekken komt. Je kunt best wat weggeven of overlaten voor anderen, maar zorg er in ieder geval voor dat jij zelf je portie hebt. Dat is je recht. Je recht niet binnenhalen en voor jezelf gebruiken is dom. Op allerlei manieren wordt ons ingeprent: wees assertief, eerst kom jij, met jouw behoeften, rechten, verlangens, dan komt de rest.

Hoe staan wij daarin? Hoe assertief is de nederige christen? Ik ben bang héél assertief. Eerst ik, dan de rest. Eerst ik mijn werk, mijn rust, mijn tijd om bij te komen, mijn vakanties, dan m’n buurt, dan de kerk, dan vereniging, dan dat bezoek bij die en die. Eerst onze eigen begroting, plannen, uitgaven, dan de vraag wat we weg gaan geven. Eerst onze eigen vrije tijd, ons uitgaan, onze feesten, dan de rest. We zijn te druk om bijbel te lezen, om moeite te doen voor een vereniging, en te moe om te bidden. Ja, wat wil je, als je eerst zelf je portie moet hebben, en dan komt de hele rest aan de beurt, inclusief God?


Ook al is dit voor meer dan de helft overdreven, dan nog is het voor de andere helft de moeite waard om vanmorgen ons leven eens te leggen naast wat Paulus hier in Filippenzen schrijft. De moeite waard om in deze lijdenstijd eens in de spiegel van Jezus’ lijden voor ons te kijken. We leren er gelijk een ander soort assertiviteit van, die haaks staat op die assertiviteit van vandaag de dag, maar die veel verder brengt.


Het gaat dan om die gezindheid die ook in Christus Jezus was. Paulus beschrijft die gezindheid, die opstelling, die attitude, hier in wat zo ongeveer een gedicht is, met veel woorden, waar je best over na moet denken voor ze hun betekenis prijs geven. Hij begint met te zeggen dat Jezus in de gestalte van God was. De gestalte, dat is de buitenkant, de verschijning. Je zou kunnen zeggen: Jezus had deel aan de Gods majesteit: heerlijk, schitterend, indrukwekkend. Hij was, zegt Paulus, gelijk aan God.

Maar Jezus heeft dat gelijk zijn aan God niet gebruikt voor zijn eigen voordeel. Dat is waar het om gaat in de woorden die in ons bijbeltje vertaald zijn met ’als een roof heeft geacht’. Ik zeg dat zo, en u moet dat maar van mij aannemen. Dat is niets bijzonders. Het vergaat mij net zo. Ik heb me laten overtuigen door anderen die hier echt veel studie van gemaakt hebben, en die ik ook niet kan controleren. Maar dit geeft goede zin in het geheel van Filippenzen: Jezus heeft zijn gelijk zijn aan God niet gebruikt voor zichzelf, om er zelf voordeel van te hebben.

Hij heeft uit zijn gelijk zijn aan God een heel andere conclusie getrokken, zegt Paulus: Jezus heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Gestalte, dus weer: de buitenkant, de verschijning. Hij was en bleef gelijk aan God, maar gaf de goddelijke majesteit en heerlijkheid op, om te verschijnen als een slaaf, om mens te worden. In zijn uiterlijk als een mens bevonden - dus: wat je zag was een mens, maar wie Hij was bleef: aan God gelijk - heeft Hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de kruisdood, de schande-dood, de dood in verachting. Dat moet je goed tot je door laten dringen: Hij die gelijk aan God is, heeft zijn God-zijn uitgedrukt, beleefd, vorm-gegeven, door zich voor ons te vernederen. En God heeft dát bevestigd door Hem, juist daarom, te verhogen en Hem op een nieuwe manier in de gestalte van God te zetten: de naam boven alle naam, Jezus Christus is Heer, tot eer van God de Vader. Wie Jezus eert, eert God. God wil maar zeggen: zo ben Ik werkelijk God.


Er zit nog veel meer in deze verzen, maar hier houd ik het maar even bij. Kortweg: Jezus heeft zijn gelijk zijn aan God niet gebruikt om er zelf voordeel van te hebben, maar zich vernederd tot in de schande-dood voor ons. Leg dat nou eens naast waar ik mee begon, naast die assertiviteit van ons. Wat krijgen we dan?


Het is opvallend dat we dan niet iets krijgen als dat Jezus eigenlijk een sub-assertief figuur is geweest. Zo komt Hij in de evangeliën ook bepaald niet naar voren. Hij laat zich niet gebruiken, Hij laat niet over zich heenlopen. Wie Hem in een hoek probeert te drijven komt voor lastige vragen te staan: haal jij zelf ook niet je kalf uit een put op sabbat? Als David de Messias zijn Heer noemt, wiens Zoon is Hij dan? Hij is de Mensenzoon, ja, de Zoon van God en treedt op met het zelfbewustzijn dat daarbij hoort. Maar tegelijk is Hij gekomen om te dienen en zijn leven te geven. Hij heeft gekozen voor deze levensweg, zijn dienen geeft Hij, welbewust. Hij heeft zichzelf ontledigd, Hij heeft zichzelf vernederd. Hij laat niet met zich sollen, maar heeft zelf de regie: Hij dient.

Dat is een assertiviteit die niet eerst opkomt voor zichzelf, maar die vrij is om op te komen voor anderen, omdat God zelf zal opkomen voor ons. Dat is een gezindheid die niet gericht is op ’ik eerst mijn eigen portie’, maar die leeft in het vertrouwen dat God altijd ons eigen portie geven zal. Zelf rechten, status, heerlijkheid kunnen opgeven en zich inzetten voor anderen, daarin komt Jezus’ gezindheid uit. En het blijkt de attitude van God zelf.

Dat heeft Paulus kennelijk getroffen als een totale omkering van zijn leven. Let er op hoe dezelfde elementen terugkomen in dat andere stukje, Filippenzen 3, dat we gelezen hebben. Paulus realiseerde zich dat horen tot Gods volk niet betekende privileges hebben, superieur zijn, beter zijn dan anderen en dat wel voor jezelf kunnen gebruiken, voor je eigen voordeel, door werken naar de wet. Dat is op vlees vertrouwen. Hij heeft dat allemaal opgegeven, losgelaten, om Christus te kennen en met Hem te sterven en op te staan. Je zou kunnen zeggen: Hij ontledigt zichzelf van de heerlijkheid van zijn Jood zijn, om met huid en haar Christus te dienen. Hij jaagt naar het doel. Hij wil inderdaad net zo gezind zijn als Christus.

En dat heeft uiteindelijk de lading van: net zo gezind zijn als God zelf. Als we even doorlezen na onze tekstverzen, en de woorden niet op zichzelf nemen, maar in hun verband laten staan, blijkt dat ook. Paulus wil dat de Filippenzen gehoorzaam blijven. Dat gehoorzaam blijven heeft hier de lading van net als Christus willen dienen, en ook op het belang van anderen letten. Juist zo moeten ze hun behoud blijven bewerken met vreze en beven, kort gezegd: in ontzag voor God. Ontzag voor God uit zich in een dienen zonder morren of bedenkingen. Maar dat is niet het ontzag voor een God die de baas is, en die je vooral niet tegen moet spreken. Dat is het ontzag voor een God die al onze verwachtingen van wat een God is omkeert door zelf te dienen en zich te vernederen. Dat is Gods welbehagen. Kijk maar naar de vernederde Christus die tot eer van God de Vader juist om zijn vernedering verhoord wordt. Juist door die Christus ons op het hart te binden werkt God ook in ons het willen en het werken. Weer: dat is geen algemene uitspraak, een soort algemene regel voor de verhouding van God en mensen. Het is hier heel inhoudelijk gevuld: het willen dienen en het metterdaad uit zijn ook op de belangen van anderen, het werken, dat werkt God door Christus Jezus, onze Heer.


Christus heeft zijn recht, zijn status, zijn majesteit, niet gebruikt om er zelf voordeel van te hebben, maar juist ingezet om ons er voordeel van te laten hebben. Wat staat dat haaks op wat ik zo vaak in mijn eigen leven zie en ontmoet bij anderen; haaks op dat ’als ik eerst maar aan mijn trekken ben gekomen’, dat ’als ik er zelf eerst maar beter van geworden ben’, dán, dán kan ik met wat over is wel dienen. Uiteindelijk proef je daarin de macht van de oude Adam in ons, die helemaal tegenover Christus staat. Verstopt, als een contrast-figuur waar stilzwijgend van uit gegaan wordt, zit Adam mee opgenomen in onze tekst. Adam die een status, een heerlijkheid wilde grijpen waar hij helemaal geen recht op had, lijnrecht tegenover Christus, die vrijwillig afzag van een status waarop Hij alle recht had. Adam die zichzelf opblies, tegenover Christus die zichzelf ontledigde. Adam die zichzelf verhoogde, en vernederd werd, tegenover Christus die zichzelf vernederde, en verhoogd werd. En Adam draagt zijn naam niet voor niets: mens, mensheid. Zoals Adam werd, zo zijn wij.

Laten we in deze lijdenstijd dat contrast goed tot ons door laten dringen. Wij zijn uit onszelf zo verduiveld assertief. Eerst wij. En met wat over is, met onze extra’s willen we dan wel dienen. Maar van één zijn in liefdebetoon, één van ziel zijn, één in streven komt dan weinig terecht. We laten elkaar. Zelfzucht en ijdel eerbejag, als wij eerst maar ons gelijk hebben, of onze rust, onze levensruimte, het komt in de plaats van nederigheid en letten op het belang ook van anderen. Misschien kom je er in onze samenleving verder mee, misschien slaag je er in om tegenover iedereen om ons heen het hoofd omhoog te houden. Jij wel. Maar ben je er werkelijk verder mee gekomen? Of ben je uiteindelijk er toch eenzaam van geworden? Een kleine god die aan zijn eenzijdigheid kapot gaat?

Paulus jaagt ernaar, het doel te bereiken, de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus. Hij ontledigt zichzelf: vergetende wat achter mij ligt. En hij dient. Niet eerst hij. Dat is niet nodig. Eerst Christus, en de kracht van zijn opstanding, de gemeenschap aan zijn lijden: samen dienen met Christus om samen verhoogd te worden met Christus. Hoe assertief is Paulus? Beter gezegd: hoe is Paulus assertief? Echt assertief zijn, echt opkomen voor wat de moeite waard is, dat leer je bij de Here Jezus. Je gooit jezelf niet weg, je geeft jezelf weg. Je laat je niet gebruiken, je dient zelf. Wat je hebt, wat je bent, dat is niet om er zelf voordeel van te trekken, maar om er anderen voordeel van te geven. Juist bij de Here Jezus wordt er voor je eigen portie wel gezorgd. Daar word je vrij van, om uit te delen.


Die gezindheid, die ook in Christus Jezus was. Ja, bij het eerste avondmaal, toen Jezus al binnen gegaan was in de sfeer van de dood, op weg naar zijn kruis, maakten zijn leerlingen ruzie over wie wel de meeste was. En wat kun je je betrapt voelen, nog, als christen, die zichzelf belangrijk vindt. Maar Jezus zei: Koningen zijn heersers over hun volk, en machthebbers noemt men weldoeners. Maar zo mag het bij jullie niet zijn. Nee, de oudste onder jullie moet zich gedragen als was hij de jongste en wie leiding geeft, moet zijn als iemand die dient. Wie is belangrijker: wie aan tafel zit of wie bedient? Maar Ik ben in jullie midden als iemand die dient. Goddelijk assertief. Laten wij dan allen, die volmaakt zijn, zo gezind zijn. En mocht iemand er anders over denken, dan zal God u ook dat wel duidelijk maken. Laten we in ieder geval op de ingeslagen weg voortgaan, in die gezindheid, die ook in Christus Jezus was. Amen.


<<<