Kolossenzen 3:1-4

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Gezang 12,1
Gezang 19,1
lezen Johannes 20:1-23
Psalm 110,1-3
lezen Kolossenzen 3:1-17
tekst Kolossenzen 3:1-4
Gezang 20,1.6
Gezang 21

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Gezang 19,1
lezen Johannes 20:1-23
Psalm 110,1-3
lezen Kolossenzen 3:1-17
tekst Kolossenzen 3:1-4
Gezang 4
Gezang 21

Loenen-Abcoude 30/03/97
Maarssen-Breukelen 30/03/97

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


De Heer is waarlijk opgestaan! Halleluja! Loof God, prijs Hem, want nu triomfeert de Zoon van God! Als de eerste en de laatste, de levende, die dood geweest is maar nu leeft voor altijd en eeuwig, staat de Here Jezus ons op Pasen voor ogen. Meer dan reden om feestelijke erediensten te houden, met allemaal lofliederen, om één, twee dagen feest te vieren, in de kerk en thuis. Heel ons leven, alles wat goed en mooi is, en nog veel meer, eindeloos meer wat beter en mooier is, we krijgen het uit de handen van Christus, onze opgestane Heer. Pasen, dat Christus werkelijk is opgestaan, het is het mooiste cadeau dat God ons in dit leven geven wilde. Je blijft er bij aan het uitpakken: nooit raakt de betekenis op. - Toch?


Ja, zo leert de bijbel het ons. En zo leert hij het ons telkens weer opnieuw. Ieder jaar als het weer Pasen is, ja, iedere zondag, als het klein-pasen is, worden we er weer even bij stil gezet: kijk eens wat een prachtig, wat een onuitputtelijk cadeau God ons gegeven heeft: nieuw leven, een nieuwe start, nieuwe kracht, nieuw uitzicht uit het dode dal, nieuwheid van leven tot in eeuwigheid, een heel nieuwe werkelijkheid gloort aan de horizon.


Ondertussen zijn we vanmorgen door stille dorpen naar de kerk gekomen, en als het straks wat drukker is, dan is dat niet omdat er zoveel mensen naar een middagdienst gaan, maar omdat het tijd is voor ontspanning en voor familiebezoek. Morgen gaan ze eieren rapen, of nieuwe meubels kijken, of lekker wandelen, of in de tuin werken. De mensen om ons heen laten ons lekker in ons knusse hoekje van kerk of gezin zitten met ons cadeau van God: een paar mensen, aan de rand van de samenleving pakken zijn geschenken uit. De anderen interesseert het niets. Ze laten ons in vrede onze gang gaan met onze illusies. Een geschenk waar je bij aan het uitpakken blijft? Welnee, een lege doos, een lege dop. Gelukkig hebben ze nog het halve ei van een vrije dag.

Ja, dat is die andere wereld, waar na de kerstboom ondertussen ook de paasboom zijn intrede heeft gedaan. Dat krijg je in een tijd waarin mensen willen praten met de bomen. Ja, maar dat is ondertussen ook onze wereld. Wat gaat u zeggen, dinsdag, of woensdag, stel, dat iemand op uw werk vraagt: hé wat heb jij gedaan, zondag? so, naar de kerk geweest? wat moet je dáár dan, als het mooi weer is? wát zeg je: feestvieren? kan dat in een kerk dan? so, wat was er dan te vieren? was de dominee jarig of zo? ja, ja, iemand opgestaan uit de dood... wanneer? zo rond het jaar nul, ja, toen gebeurden die dingen nog, hè. Dat je die onzin gelooft. En trouwens, tweeduizend jaar is lang geleden: wat heeft dat met jou te maken? Word jij daar anders van?


Ja, wat gaat u zeggen dan? Lastig hè? Trouwens wel een goeie vraag, nietwaar: wat heeft dat met ons te maken? worden wij anders van Pasen? De catechismus zegt van wel; zoek maar op in zondag 17. Maar is het ook zo? Vinden we dit soort vragen, gewone eerlijke vragen van iemand die nog nooit een kerk van binnen heeft gezien, vinden we die niet vaak juist daarom zo lastig te beantwoorden omdat wat in de kerk gebeurt en gezegd wordt inderdaad ons leven niet werkelijk ráákt? Wat vált er helemaal te vieren op Pasen als wij er zelf niet anders van worden? Als we morgen even chagrijnig zijn als gisteren, even gericht op onszelf, even hard vasthouden aan ons eigen gelijk, als we na de paasvakantie even veel vieze woorden gebruiken op school als ervoor en even brutaal zijn, even veel spieken en even lui zijn? Laat je dan niet zien dat Pasen voor jou net zulke onzin is als voor welke willekeurige blinde heiden dan ook om je heen?

En dan wordt het moeilijk praten, nietwaar? Waar ging het dan om met Pasen? Ja, natuurlijk, om het grootste geschenk van God zelf, eindeloos rijk. Je blijft er bij aan het uitpakken: nooit raakt de betekenis op. Echt? Ja, maar als je het niet uitpakt heeft het geen enkele zin. Wanneer wij niet Paulus’ oproep in onze tekst léven, in praktijk brengen, heel concreet, vandaag, morgen, overmorgen en verder, dan kunnen we ons nog zo gereformeerd aanstellen, maar dan doen we in feite niet anders dan al die mensen voor wie pasen niet meer is dan lente en een zachtgekookt eitje. Dan is heel deze eredienst, en die van vanmiddag, een vlag op de modderschuit van ons leven. Gods geschenk van Pasen moeten we uitpakken in ons leven. Anders gaat het ons voorbij. Maar als we het uitpakken, dan blijkt het onuitputtelijk.


Ja, daar stond Jezus, in die tuin van Jozef van Arimatéa, zelf, lijfelijk. Hij was als graankorrel in de aarde gezaaid, als volle aar met honderdvoudige vrucht is Hij opgestaan. Het nieuwe leven in eigen persoon. Een bewoner van Gods koninkrijk, van zijn nieuwe wereld waarop gerechtigheid en vrede wonen. Een mens, te zien en te tasten: voel maar dat een geest geen vlees en beenderen heeft... Dat is het eerste, het allereerste van Pasen: de Heer is werkelijk opgestaan! Hier zit verder alles in. Wat Pasen ook verder betekent, het betekent nooit minder dan dit: de werkelijke lichamelijke opstanding van onze Heer.

Daarmee staat of valt dan ook alles. Paulus zegt het al: als Christus niet is opgestaan, is ons geloof onzin, leeg, als een kartonnen doos waar de bodem uit is gevallen, waar je mee voor gek staat in de winkel. Het is dan ook terecht en belangrijk dat we als christenen meteen op de bres springen als mensen dit ontkennen, en er een van hun vele eigen verzonnen verhaaltjes voor in de plaats zetten: opgestaan in het geloof van de discipelen, schijndood geweest, een overlevingsprojectie, een levende ervaring van zijn Geest, noem maar op. Met dat soort ideeën verlies je heel dat onuitputtelijke cadeau van God. Dan heb je niks meer.

Maar laten we wel bedenken: als we dit cadeau niet uitpakken in ons eigen leven hebben we ook niks. We kunnen ons mooi opwinden over anderen en dikke boeken schrijven of lezen over de werkelijkheid van de opstanding, maar als Pasen niet meer is dan dat, dan is het niet veel. Voor je het weet blijft de troost en de kracht van Pasen dan beperkt tot de kleine boodschap dat wij ook eens zullen opstaan. En alle opwinding komt dan neer op de angst dat als de Here Jezus niet werkelijk is opgestaan, maar alleen maar ’in de geest’ of zo, wij ook alleen maar ’in de geest’ zullen opstaan - en dus: niet zullen opstaan. En dat is waar, maar nog niet veel bijzonders. Het is niet eens zo’n pretje om op te staan uit de dood en naar de eeuwige duisternis verwezen te worden.

Want dat gebeurt als wij Pasen niet uitpakken, niet leven. Dat gebeurt als de Here Jezus niet werkelijk onze Heer geworden is. Dat wil Hij zijn. Daarvoor is Hij gekomen, heeft Hij geleefd en is Hij gestorven èn opgestaan, om dat alles met ons te delen. Daarmee begint het eindeloze uitpakken van Gods cadeau voor ons, dat we de Here Jezus omhelzen als onze Redder, als - voor iedereen van ons - mijn eigen lieve Heiland, die alles wat Hij heeft gedaan en doorstaan voor ons heeft gedaan en doorstaan. Zo begint Paulus dan ook in Kolossenzen 2:6 zijn lange gedachtegang over de Here Jezus en ons en over wat dat allemaal betekent in ons leven: U hebt Christus Jezus aanvaard als de Heer; leef dan in verbondenheid met hem.


Ja, daar stond Jezus, in die tuin van Jozef van Arimatéa, zelf, lijfelijk. Maar Hij stond er niet op zichzelf. De Here Jezus staat nooit op zichzelf. Hij stond er voor ons: kijk, hier ben Ik voor jou, opgestaan tot eeuwig leven voor jou. Gods grote geschenk voor ons heeft een heel persoonlijke adressering. En als we beginnen met uitpakken, dan vinden we als eerste gaven: met Mij, met de Here Jezus, ben ook jij gestorven, ben ook jij opgestaan. Wat Ik heb gedaan en doorgemaakt, dat geldt ook voor jou. Gebruik dat dan ook: verder uitpakken, doorgaan, kijken wat er in zit, in praktijk brengen, leven, consequenties er uit trekken - of wil je dit geschenk soms niet? Kom op, kijk eens goed!


Met Christus opgewekt: God heeft ons samen met Christus levend gemaakt (2:13). Het is zoals Paulus aan de Efeziërs schrijft: dezelfde allesovertreffende kracht die God in Christus heeft ontplooid door Hem uit de doden op te wekken werkt ook in ons (Ef. 1:19). ’Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. Onze opgestane Heiland zegt ons: Ik ben voor jou opgestaan: het wil voor jou gelden, in jouw leven zich uitwerken. Kijk dan ook bewust naar Hem, zoals Hij daar staat in macht en heerlijkheid, en bedenk: deze macht en heerlijkheid is voor mij bedoeld, wil in mijn leven zich uitwerken. Kom op! Met Christus meer mens!

Dat moet zich uitwerken in ons leven. Wanneer deze Heer, déze Heiland niets uitwerkt in ons leven, is dat alleen maar een teken daarvan dat we zijn gaven onuitgepakt in ons leven hebben laten liggen, een teken daarvan dat we niet werkelijk in Hem en in zijn leven geïnteresseerd zijn. Wanneer straks uw frustraties nog even groot zijn als daarnet, wanneer straks alles wat u maar niet kunt vergeten nog steeds groot in uw leven staat en uw humeur en uw opstelling bepaalt, wanneer straks uw geheugen voor alles wat mensen u hebben aangedaan nog altijd even goed is, wanneer straks geen enkel voornemen in uw hart gegroeid is om werkelijk opnieuw te beginnen met de Here Jezus, en om werkelijk en heel concreet in liefde en vrede met uw naaste te leven (ja, ook die ene bepaalde naaste, u weet wel) - hebt u dan wel gezien dat met Jezus werkelijk heel ons verleden het graf in is gegaan, en dat Hij zónder dat nu voor ons staat? Hebt u wel gezien, dat u gestorven bent? Of wilt u dat liever niet? Zijn uw frustraties, en uw olifantengeheugen, en uw gewoontes, en uw antipathieën en sympathieën u meer waard dan Hij? Kom op, pak uit dat geschenk van God!


Streef dan ook naar wat boven is, waar Christus zetelt aan de rechterzijde van God. Houd voor ogen wat boven is en niet wat op de aarde is. Zegt Paulus. Wat boven is, is ons leven, zegt Paulus verder. Dát is met Christus verborgen in God. Maar wat betekent dat allemaal? Nee, het is niet met je hoofd in de wolken lopen. Dat is Pasen niet. Christus is niet als een luchtspiegeling opgestaan, maar als een tastbaar mens, hoe veranderd ook. En Hij is ons leven. En neem dat in eerste instantie maar zoals we dat, schromelijk overdreven, maar goed, ook wel van onze meest geliefde mens op aarde zeggen kunnen: jij, jij bent mijn leven. Dat betekent, nietwaar: door jou laat ik heel mijn bestaan bepalen, voor jou heb ik alles over. Eigenlijk mag je dat van een gewoon mens niet zeggen. Het is dan uiteindelijk een vorm van afgoderij. Maar van de Here Jezus kun je het zeggen, en dan goed, en dan heb je het precies over waar het Paulus hier om gaat: streef dan ook naar wat boven is: laat de Here Jezus heel je bestaan bepalen, heb voor Hem alles over. Dan komt Pasen tot zijn doel, als niet meer ons grote en gulzige ’ik’ in ons leeft, maar Christus leeft in ons.


Ziet u, het blijft van de eerste, de allereerste betekenis, dat de Here Jezus werkelijk is opgestaan, dat Hij echt leeft. Wat hebben wij aan een dode, zelf-bedachte geliefde? Hoe zal zoiets ons leven werkelijk bepalen, hoe zullen wij voor zoiets alles over hebben? Jezus leeft! Maar Hij wil leven als onze Geliefde, die ons leven is, ons alles. Niet als iemand die ooit is opgestaan, dat zal best, maar het levert ons niks op dan alleen maar een eeuwig oordeel. Want dan blijven we op onszelf aangewezen, en rondsjouwen met ons eigenhandig geschreven leven, met alles wat wij hebben gedaan. Maar als onze Geliefde, die ons leven is, ons alles, geeft Hij ons ook leven, en alles.


Als wij Hem, onze opgestane Heer, ook werkelijk, niet maar in theorie of in de geest of in al onze goede voornemens, maar werkelijk ons leven laten zijn, dan blijkt ook pas goed hoe onuitputtelijk en onoverzienbaar rijk Hij is. Hij is ons leven, ons alles. Ja, maar in nog meer dan in die overdrachtelijke zin waarin we net spraken. Hij is ook werkelijk, in de meest letterlijke zin, ons leven. Het is alleen door Hem dat wij adem hebben, en adem over houden. Het is alleen door Hem dat wij vergeving krijgen, en niet stikken in onze zonden. Hij is alleen door Hem dat wij ruimte hebben om te leven, energie, moed, uithoudingsvermogen. Het is alleen bij Hem dat we dat alles krijgen, in trouw gebed tot Hem als onze Heer, als onze lieve Heiland. Kom op! Met déze, lévende, Heer, meer mans! Uitpakken, gebruiken, léven die gaven, die geschenken - of bent u er niet in geïnteresseerd?

Pasen betekent dat het kan, heel concreet, zoals Paulus straks verder schrijft in Kolossenzen 3: weg met ontucht, onzedelijkheid, slechte verlangens, hebzucht. Weg met woede, drift en boosaardigheid, weg met gevloek en schandelijke taal, weg met liegen en roddelen, weg met wrok en frustraties, weg met egoïsme, grote monden en ongeduld. Uitpakken, gebruiken, léven die gaven. Kijk eens met wat voor grote kracht God zelf in ons leven staat: opgewekt uit de dood, niets onherroepelijk, niets en niemand onveranderlijk. Kijk eens hoe Christus zelf voor ons staat in zijn goedheid en zijn liefde. Hij is inderdaad gekleed in medeleven, goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid, geduld, verdraagzaamheid, vergeving, kortom in liefde, liefde met de daad. Hij wil ons leven, ons alles zijn. Laat Hem dat zijn, dan zal blijken dat Hij het werkelijk is, dat zijn kracht in ons werkt, dat Hij ons leven wordt.


Ja, en vast hier nog heel onvolkomen. Dat zal best. Maar ik waarschuw u bij voorbaat en in de naam van onze opgestane Heer, dat u daar geen flauwe smoesjes aan kunt ontlenen, evenmin als ik dat kan. Wie aan zijn zondaar-zijn de grote verontschuldiging voor zijn luiheid wil ontlenen kan er op rekenen dat juist onze opgestane Heer, met al zijn kracht die wij dan ongebruikt laten liggen, eens zal zeggen: ja, Heer, Heer, heb je wel geroepen, maar Ik heb je nooit gekend: werkelijk tot Mij heb je nooit geroepen. Dan was er wel wat anders, en wat meer gebeurd in je leven. Gods geschenk van Pasen moeten we uitpakken in ons leven. Anders gaat het ons voorbij. Maar als we het uitpakken, dan blijkt het onuitputtelijk. Zelfs zó onuitputtelijk dat wanneer Christus, die ons leven is, verschijnen zal, ook wij met Hem zullen verschijnen - in heerlijkheid. Tekorten of niet, onvolkomen of niet. Want Hij is werkelijk ons leven.


Ja, dát vieren we vandaag. Hém vieren we, Christus, ons alles, ons leven. Een nieuw begin, ook vanmorgen weer. Dat raakt ons, dat verandert ons, of we hebben niets te vieren. Ja, dat een mens opstaat uit de dood in nieuw leven, tweeduizend jaar geleden, dat is niet normaal. Je kunt je voorstellen dat mensen dat niet geloven. Maar als wij ons leven nu eens werkelijk door de Here Jezus laten bepalen, alles voor Hem over hebben, als wij Pasen nu eens leven, is dat niet een even groot wonder? Misschien dat het voor de mensen om ons heen makkelijker wordt te aanvaarden dat Jezus leeft, dat Hij echt geen fata morgana is in de woestijn van de geschiedenis, als ze aan ons kunnen zien dat Hij leeft. Zien, heel concreet, aan ons medeleven, onze goedheid, onze bescheidenheid, onze zachtmoedigheid, ons geduld. Zien, heel concreet, omdat wij elkaar, en hen, verdragen en vergeven, ook als wij werkelijk over elkaar te klagen hebben. Zien, heel concreet aan liefde metterdaad. Dan is het feest van vandaag geen vlag op de modderschuit van ons leven van morgen, maar dan triomfeert werkelijk, ook in ons leven, de Zoon van God, met grote kracht en heerlijkheid. Amen.


<<<