Titus 3:4-7

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 111,1-3
Gezang 5,1.2
lezen Titus 3
Liedboek gezang 320
tekst Titus 3:4-7
Psalm 18,9
doop Erwin Zwijnenburg
in het formulier
tussen Leer over de doop en Gronden voor de kinderdoop
Gezang 14,1.4
tussen Gronden voor de kinderdoop en Gebed voor de doop
Liedboek gezang 335,1-4
tussen Vragen aan de ouders en de doop
Liedboek gezang 335,5
na de doop
Liedboek gezang 335,6-9
Psalm 121

Loenen-Abcoude 03/03/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Christenen, wat zijn dat voor mensen? Heel lang hebben we het imago gehad van vooral moeilijk mensen te zijn, zeurpieten en zanikerds, die nergens aan mee doen en altijd maar piepen over wat ze niet mogen. Dat oude imago hangt nog steeds in de lucht. Je proeft het nog bij die gefrustreerde ex-christenen in de politiek, die iedere kans aangrijpen om alle gelovigen in één fundamentalistisch hokje te duwen. Nogal achterlijk van die politici, maar goed.

Intussen krijgen we steeds meer het imago van heel gewone mensen te zijn. Eerst was dat een verrassing. Ik hoor het die chauffeurs nog zeggen, met wie ik meeliftte: zo, studeer jij voor dominee, en je ziet er toch heel gewoon uit. Maar die verrassing is er nu wel zo ongeveer af. Christenen zijn in ieder geval gewone mensen, die rustig hun werk doen, meedoen met sport en ontspanning, ook naar het weekend en naar de vakanties toe leven. Hoogstens hebben ze een wat vreemde hobby: ze gaan op zondag naar de kerk in plaats van winkelen of op familiebezoek. Maar ja, ieder z’n meug.


Moeten we daar nu blij mee zijn, met dat nieuwe imago van ons? Om te beginnen maar eens wel, lijkt me. Een neutraal imago is altijd nog heel wat beter dan een slecht imago. En wat christenen ook meer zijn, ze zijn altijd ook heel gewone mensen. Kijk maar rond hier in de kerk. En ook als je in de bijbel leest - je vindt steeds weer heel gewone mensen, mensen die zich niet isoleren van hun omgeving, mensen die meedoen met wat goed is, mensen die geen eindeloze zeur-verhalen hebben over alles wat misgaat, maar op hun eigen plek de handen uit de mouwen steken.

Kijk maar hier in Titus 3 - een voorbeeld maar. Titus moet in zijn gemeente allen wijzen op de plicht zich te onderwerpen aan overheid en gezag. Ze moeten gehoorzamen en bereid zijn alles te doen wat goed is. Dat is uiteindelijk heel gewoon je plaats innemen als burger. Christenen zijn geen oproerkraaiers en trekken zich niet terug in een eigen hoekje om plannen voor burgerlijke ongehoorzaamheid te maken. Titus moet zeggen dat ze van niemand kwaadspreken en met niemand ruzie zoeken, maar tegen alle mensen vriendelijk zijn en zachtmoedig. Veel bijzonders is daar in eerste instantie niet aan. Zo hoort dat. Talloze mensen proberen zo te leven.

Toch proef je hier tussen de regels door al meer. En als je in vers 8 verder leest blijkt het erom te gaan dat zij die tot het geloof in God gekomen zijn zich ijverig toeleggen op goede daden, waar de mensen baat bij hebben. Voor Paulus is kennelijk een imago van christenen als gewone mensen niet genoeg. Nee, niet dat hij moeilijk wil doen, integendeel. Je inlaten met allerlei dwaze strijdvragen over geslachtslijsten, meningsverschillen en twisten over de wet is nutteloos en zinloos. Het veroorzaakt alleen maar tweespalt. Wat Paulus betreft zouden christenen van dergelijke zeurpieten en zanikerds wel wat radicaler afstand mogen nemen dan wij gewend zijn: je weet dat zulke mensen op de verkeerde weg zijn en met hun zonden zichzelf veroordelen.

Weg dus met dat negatieve imago van moeilijke mensen. Maar echt tevreden zou Paulus ook niet zijn met een neutraal imago. Christenen zijn gewone mensen, natuurlijk, maar ze zouden het imago moeten hebben van goede mensen, van goede gewone mensen, prima, maar dan toch altijd van goede gewone mensen. Pas wel op, ik bedoel hier niet dat christenen eigenlijk betere mensen zouden moeten zijn. Dat vind ik bij Paulus ook zo niet terug. Christen zijn we niet omdat wij iets gedaan hebben dat ons kan rechtvaardigen. Christen zijn we niet omdat we ergens beter in zijn dan anderen. Het verschil tussen christenen en niet-christenen zit niet in de mensen, maar zit hem in de relatie met God die een christen heeft: er is Iemand die van jou houdt, van jou als gewoon mens, met al jouw voor- en nadelen. Bij die God horen doet iets met een mens. Het wil van gewone mensen goede gewone mensen maken.


Dat begint allemaal met een ontmoeting met God, God in Jezus Christus, onze redder. Dan ontmoet je namelijk de goedheid en de mensenliefde van God, onze redder. Hij houdt van ons niet omdat wij ergens zo goed in zijn of omdat wij iets gedaan hebben dat zijn liefde zou verdienen. Wat er ook niet goed in ons is wil Hij van ons afwassen. Wat we verkeerd gedaan hebben wil Hij vergeven, wat er aan slechts in ons huist wil Hij verzoenen. Door zijn Heilige Geest wil Hij ons vernieuwen tot nieuwe, goede mensen, als werden we opnieuw geboren, en dat niet karig maar in overvloed. En dat dus allemaal niet omdat wij iets presteren of omdat wij zelf zo indrukwekkend zouden zijn.

Dat mogen we vanmorgen nog eens extra zien, straks in de doop van Erwin. Een heel gewoon jongetje, met heel gewone vader en moeder en broer en zussen. Erwin heeft nog niets gedaan, niets goeds en niets kwaads. En God zegt hem: jij mag bij Mij horen, Ik houd van jou, ongeacht wat jij later voor goeds of kwaads gaat doen. Wat er aan kwaad nu al, hoe verborgen dan ook, in je huist, Ik wil het verzoenen, je krijgt mijn Geest, om je te vernieuwen tot een nieuw, een goed mens, als werd je opnieuw geboren, en dat in overvloed.

Het bad van de wedergeboorte gaan we niet in omdat wij eerst iets gedaan hadden dat ons kon rechtvaardigen. We mogen het ondergaan als gewone mensen, ondanks onszelf. Kijk maar naar Erwin. Te klein om iets te presteren, te klein om iets verknald te hebben, maar niet te klein om gered te worden, om geliefd te worden door God, niet te klein om de vernieuwende kracht van de Geest te krijgen. Niet te klein om bij God te horen en erfgenaam te zijn van het eeuwige leven waar we op hopen.

Je hoeft bij God niet goed te zijn om door Hem geliefd te worden. Het gaat er niet om dat goede mensen betere mensen worden in de ontmoeting met God. Je mag bij God gewoon zijn, zijn wie je bent. Zo houdt Hij van je. Dan pas gaat het er om dat gewone mensen goede gewone mensen worden in de ontmoeting met God. Hoe kun je anders, als je zo gezien hebt de goedheid en mensenliefde van God, onze redder?


Het mooie van dit alles is dat niemand kan zeggen: ja maar dat kan ik niet, dat is voor mij te hoog gegrepen, ik ben maar... Kijk maar weer naar Erwin. Niemand weet nog wat hij zal kunnen als hij groot is. Of hij goed zal kunnen leren, of goed zal kunnen sporten, of prachtige dingen zal kunnen maken, of dat hij goed zal kunnen zorgen, of de beste grappen zal kunnen maken, of noem maar iets op. Maar waar het God om gaat is niet dat Erwin ergens goed in moet zijn wat hij dan vervolgens verbeteren moet, nee, God wil dat hij zal leren zelf een goed mens te zijn, die energie stopt in goede daden. Dat kan iedereen op eigen manier, met de eigen gaven en mogelijkheden.

En waar het God om gaat, daar zal het jullie ook om gaan, Elma en Jannes. Zo willen jullie dat zo meteen beloven. Je wilt ook Erwin leren dat de goedheid en mensenliefde van God verschenen is in Jezus Christus, onze redder. Je mag ook hem er op wijzen dat hij gered is door het bad van de wedergeboorte en door de vernieuwende kracht van de Heilige Geest: kijk hem zo maar gedoopt worden. Leer hem dan ook dat die vernieuwende kracht hem een goed gewoon mens wil maken. Hij hoeft echt niet van alles te kunnen, als hij maar leert dat God van hem houdt en dat hij dus van andere mensen kan houden. Je hoeft geen hoge cijfers te halen om van anderen te kunnen houden. Als hij maar leert blij te zijn omdat God zo barmhartig is, dan leert hij ook tegen alle mensen vriendelijk te zijn en zachtmoedig, en met niemand ruzie te zoeken. Als hij maar leert dat God goed is en vol mensenliefde, dan leert hij ook zijn energie te geven aan het doen van goede daden waar de mensen baat bij hebben. Als wij maar leren hoe goed God is, dan zullen wij goede mensen worden; niet beter, gewone mensen, maar, goede gewone mensen.


Dat is geen kwestie van presteren, maar een kwestie van ontvangen. Het zit hem niet in ons, mensen, maar in de God met wie wij omgaan. En wie is God, dan deze onze Here? Bij Hem kan je levenspad een heilsweg worden, niet omdat wij iets gedaan hadden dat ons kon rechtvaardigen, maar omdat Hij zo barmhartig is. Christen zijn begint met goed kijken naar wat er gebeurd is in Jezus Christus. Toen is de goedheid en de mensenliefde van God, onze redder, verschenen. Mensenliefde - begin dan maar met gewoon mens te zijn, doe mee met wat goed is, zet jezelf in om goede dingen te doen, klets niet, maak geen ruzie, wees vriendelijk en zachtmoedig. Maar laat het daar niet bij blijven. Goedheid, omdat God zo barmhartig is, uit genade gered, erfgenaam van het eeuwige goede leven - laat dat een stimulans zijn om zelf het goede te doen, om goede gewone mensen te zijn. Geen slaven van allerlei begeerten en lusten, niet leven in een sfeer van gemeenheid en afgunst, van haat. Dat combineert niet met God. En het is niet nodig ook: God heeft de Geest met zijn vernieuwende kracht overvloedig over ons uitgestort.

Kijk maar, telkens weer naar Gods weg: Gods weg is de weg van het laten verschijnen van goedheid en mensenliefde op aarde in Jezus Christus onze Heer, Gods weg is de weg van het uitstorten van vernieuwende kracht door zijn Heilige Geest. Alleen Gods weg kan tot het doel geleiden: dat gewone mensen goede gewone mensen worden en zich gedragen als erfgenamen van het eeuwige goede leven. In dat geloof willen we Erwin dopen, ook hij door genade gerechtvaardigd en een erfgenaam van dat leven waar we op hopen. Maar laten we eerst zingen van die goede weg van God. Amen.


<<<