Loenen-Abcoude 18/07/99
Hoofddorp 24/09/00
Amersfoort-Emiclaer 01/10/00
Alkmaar 08/10/00
Amsterdam-C 15/10/00
Zeist 12/11/00
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Grote mensen en kinderen, daar is iets vreemds mee. Als je gaat luisteren bij de grote mensen, dan zie je ze kijken naar de kinderen, en je hoort ze denken: jeugd is iets prachtigs, wat jammer dat alleen de jongeren het krijgen. Was ik maar weer jong. Maar als je dan bij de kinderen gaat luisteren, dan hoor je: als ik groot ben, dan ga ik chauffeur worden; als ik groot ben, dan word ik zelf lekker juffrouw; als ik groot ben, dàn zal ik je eens laten zien hoe sterk ik ben. De kinderen kijken naar de grote mensen, en ze denken: ik wil groot worden, net zo groot als... Of niet soms? Is er hier toevallig iemand in de kerk die niet groot wil worden, die lekker klein wil blijven?
Kinderen willen altijd iets worden. De meeste grote mensen willen vooral iets blijven. Jong, slank, gezond, sterk, rijk, de baas, vlot, aantrekkelijk. Dat soort dingen te blijven, is de kunst. Worden is gevaarlijk als je groot bent. Voor je het weet word je oud, dik, ziek, zwak, uitgeschakeld en uitgerangeerd.
Eigenlijk is dat heel dom van die grote mensen. Want ze worden toch wat ze niet willen. En wat ze wilden blijven zijn ze dan geweest. Leven is worden, is verandering, groei, vernieuwing. Wat niet meer wordt, niet meer verandert, niet meer groeit, is dood. Kinderen begrijpen dat tenminste. Eigenlijk zijn kinderen veel slimmer dan grote mensen. Het is geen wonder dat de Here Jezus zegt dat wij allemaal maar een voorbeeld aan de kinderen moeten nemen.
Toch denken we meestal niet aan dit soort dingen als we ons afvragen wat Jezus bedoelde met worden als een kind. Dan gaat het al snel over ontvankelijkheid (kinderen kunnen tenminste nog open iets krijgen en zijn in staat om allerlei vreemds te aanvaarden alsof het de gewoonste zaak van de wereld was), of over eenvoudigheid (kinderen roepen niet steeds ja maar, en kunnen nog zo heerlijk naïef zijn). Als je dan gewoon eens gaat kijken in je bijbeltje, bijvoorbeeld in Matteüs 18, dan zie je tot je verbazing dat het in de eerste plaats gewoon gaat om klein zijn. Grote mensen, die de grootste, de sterkste, de belangrijkste willen zijn, moeten bij de Here Jezus eerst leren dat ze klein zijn. En dat betekent, lijk me, ook: leren dat ze als puntje bij paaltje komt alles nog moeten worden.
Je hoort het in de kerk niet zo veel, van die christelijke kinderpraat. We zouden er ook wat vreemd van opkijken, denk ik. Stel je voor, dat er eens iemand van de grote mensen in de kerk zou zeggen: nou jongens, als ík groot ben, dan word ik heilig, dan doe ik nooit meer iets verkeerds. Of dat iemand die ziek eens, es zou zeggen: Ja, maar als ik groot ben, dan ga ik nooit meer dood. Denk je eens in, dat iedereen dan zou gaan meedoen, net als op het schoolplein: nou, als ìk groot ben, dan ben ik nooit meer bang, nou, en ik, dan kan ik spitten en nooit meer moe worden, nou en dan word ik eerlijk, echt helemaal, en als ik groot ben, dan houd ik van jullie allemaal, en ik dan, dan zal ik kennen zoals ik nu gekend ben.
Nee, dat hoor je niet zo veel in de kerk. De meeste grote mensen in de kerk willen ook liever blijven wat ze zijn, en houden wat ze hebben. Tenslotte weet je wat je hebt, en niet wat je krijgt. In de loop der jaren leer je zelfs met je zelf te leven. En vóór je groot bent, in christelijke zin, vóór dien komt er nogal wat waar wij helemaal geen zin in hebben: oud zijn, aftakeling, ziek worden, dood gaan... Glimlachend horen we de kinderen fantaseren: als ik groot ben... Ze willen nog wat worden. Wij blijven liever.
Eigenlijk is dat heel dom, zei ik al. Maar eigenlijk is dat ook best eng. Want de Here Jezus heeft gezegd dat wie niet wordt als een kind zijn koninkrijk niet binnen kan gaan. En dat heeft niet maar de kleur van: wie niet nederig is mag voor straf niet binnen. Nee, het gaat er veel meer om dat wie niks meer worden wil, en alleen maar wil blijven, wil houden, zelf uiteindelijk niet meer binnen wil. Hij zal de hoop waarin wij roemen niet tot het eind onverwrikt vasthouden, ongehoorzaam en ongelovig worden. Om de spanning van het christen-zijn vol te kunnen houden is het voor christenen een eerste levensvoorwaarde om zo als een kind te blijven denken: als ik groot ben, dan...
Wat heb je daarvoor nodig? Nou, wat heeft een kind nodig om zich klein te weten en iets te willen worden? Eigenlijk maar één ding: echte volwassenen in zijn of haar omgeving. Naast je vader of moeder, je meeste of juf, weet je gelijk dat zij groot zijn en jij klein. En als ze goede ouders of leerkrachten zijn, dan wil je vanzelf iets worden als zij. Wat heeft dus een christen nodig om zich klein te weten en iets te willen worden? Net zo iets. En dat betekent in het geloof: eindeloos veel aandacht voor Jezus, de apostel en hogepriester van ons geloof, de enige die in christelijke zin al volwassen is, met hart en ziel, huid en haar in het koninkrijk van God binnen gegaan.
Als je goed kijkt, met de ogen van je geloof, nietwaar, als je dus luistert naar de bijbel en je daar iets bij voorstelt, dan zie je in Jezus in ieder geval iemand waar ieder van ons zich klein bij voelt. Hij is, zegt Hebreeën, de apostel en hogepriester van onze belijdenis. Hij is de gezondene, de gestuurde, die ons na al die profeten de definitieve boodschap van God kwam brengen op aarde. En Hij is bij God een barmhartig en trouw hogepriester geworden om onze zonden te verzoenen.
In die twee woorden: apostel en hogepriester van onze belijdenis vat de schrijver heel de geschiedenis van Jezus nog eens voor ons samen zoals hij die vanaf het eerste vers van zijn brief beschreven had. En we kunnen het, met wat hulp uit de Evangeliën, zo voor ons zien. De Here Jezus, die rondging door Palestina met zijn boodschap van genade en verzoening, die nieuw volk Israël om zich heen verzamelde rond zijn twaalf apostelen. De Here Jezus die goed was, werkelijk goed, eerlijk, open en vol liefde. Niet maar met woorden, maar met de daad. Dat hoorde bij zijn boodschap, bij zijn apostel-van-God-zijn, maar het hoort ook echt bij Hem. Eén van ons was Hij, maar tegelijk bleek in alles, dat Hij echt een maat groter is dan wij. Als werkelijke volwassenheid in Gods koninkrijk betekent zijn zoals Jezus, dan zijn wij in alle opzichten klein als kleine kinderen.
En nog veel kleiner voelen we ons als we ons indenken hoe de Here Jezus na zijn leven en lijden naar de hemel gegaan is om daar bij God zelf te zijn als de grootste machthebber op aarde. De hogepriester van onze belijdenis, dat is Jezus niet maar zoals Hij op aarde zijn leven voor ons gaf, maar zoals Hij in de hemel dienst doet bij God. Hoe meer je let op Jezus, des te meer ga je beseffen dat wat wij volwassenheid noemen nog maar een klein tussenmaatje is, en dat ook grote mensen nog maar heel klein zijn.
En het mooie is, dat dit bij de Here Jezus niet de kleur heeft van ontdekken dat je maar een miezertje bent en dat het ook nooit veel met je zal worden. Hij is de apostel en hogepriester van onze belijdenis, dat wil zeggen: die wij belijdenis als onze apostel en hogepriester, de leider, de voorganger, de voorop-ganger van onze redding. Als wij ons de Here Jezus in de hemel indenken, mogen we tegelijk horen dat wij deelgenoten zijn van de hemelse roeping. We zien in Jezus mens-zijn voor ons een mensen-maat die tenslotte ook onze maat wil zijn, een voorbeeld van werkelijke vol-wassenheid.
Bij Jezus ontdekken dat je klein bent heeft niet iets vernietigends, iets verpletterends voor ons. Vernietigd en verpletterd kun je je voelen als je buiten Jezus om je eigen positie indenkt. Als je buiten Jezus om je buiten waagt en naar de hoge hemel kijkt. Wat is de mens? Als je buiten Jezus om je voor God stelt. Ach, je wordt een stofje op een weegschaal, een druppel aan een emmer. Niet maar een miezer, maar een absolute miezer. Maar als je nou bij Jezus gaat staan, naar Hem kijkt, ja dan zie je een volmaakt mens, groot en heerlijk en indrukwekkend, zo als wij uit onszelf nooit zullen zijn. Hij is dood geweest en kijk, Hij leeft tot in alle eeuwigheid. Maar zijn grootheid is voor ons een belofte, zoals voor ieder kind een volwassene een belofte is: zoals Hij is, zo wil Hij ons maken: vol-maakt.
En laten we dit vooral uitvoerig naar ons toe halen. Ook bij Jezus ontdekken dat je slecht bent heeft niet iets vernietigends en verpletterends. Natuurlijk, oog in oog met zijn liefde kun je jezelf door de grond voelen zakken van schaamte over je eigen haat en onverschilligheid. Maar als je werkelijk bij Jezus komt, dan richt zijn genade en vergeving je weer op. Ook zijn goedheid is voor ons een belofte: zoals Hij is, zo wil Hij ons maken: vol-maakt.
Nu, zon apostel en hogepriester hebben, dat geeft je leven een totaal nieuwe dimensie. Al ben je honderd, dan nog mag je weer helemaal nieuw zeggen: ja, maar als ik groot ben... dan... Al ben je een totale looser, voel je je zon in de branding van het leven aangespoeld stuk wrakhout, dan nog mag je weer helemaal nieuw zeggen: ja, maar als ik groot ben... Al voel je je machteloos en bang tegenover grote en sterke machten in je leven, tegenover herinneringen en slechte ervaringen die je niet aankon, je mag weer helemaal nieuw zeggen: ja, maar als ik groot ben, dan... We worden weer op een heel nieuwe manier wordende mensen.
Ja, en nog onnoemelijk veel zekerder en stelliger dan welk kind ook een mens in wording is. Tenminste, als het aan Jezus ligt. Want als je naar Jezus kijkt, dan zie je Iemand die werkelijk trouw is. Iemand die je nooit in de steek laat. Iemand ook die helemaal bij jou betrokken is en met jou bezig is.
Een van de grote redenen waarom grote mensen glimlachen als kinderen zeggen: als ik groot ben, dan word ik dit of dat, is, dat zij de ervaring hebben dat daar meestal niks van terecht komt. Soms zelfs komt er van heel dat groot worden niks terecht. Niet ieder kind wordt volwassen, helaas. En zo veel mensen voelen zich in een of ander opzicht mislukt.
Maar bij de Here Jezus mag je in christelijke zin veel zekerder zeggen: ja, als ik groot ben, dan wil ik worden zoals Jezus. Als ik groot ben, in Gods koninkrijk, dan word ik heilig, rechtvaardig, trouw, liefdevol, zorgvuldig, vriendelijk, zachtmoedig, ja noem maar op. Ja, als ik groot ben, dan word ik onvergankelijk, sterk, onvermoeibaar, gelukkig, oer-gezond.
Kijk maar naar Jezus. Hij is niet alleen maar groot en in een heel nieuwe zin vol-wassen. Hij is ook trouw als onze aangestelde apostel en hogepriester over heel zijn huis. Het is dan ook zijn eigen huis. Mozes was al trouw, en hij was alleen nog maar een dienaar van God. Maar op Jezus kun je helemaal aan. Want Hij is trouw over wat van Hem zelf is. Hij laat jou nooit in de steek omdat jij van Hem bent: zijn huis zijn wij. Mozes ging Israël vóór naar het land Kanaän omdat God hem geroepen had van achter zijn kudden vandaan. Veel zin had hij eerst niet, maar hij ging en was trouw. Maar de Here Jezus gaat ons voor naar het land Koninkrijk als de werkelijke goede Herder van ons leven. Wij zijn zijn eigen schapen.
Nu, als wij zelf het bijltje er niet bij neergooien betekent dat zonder meer, dat wij dus komen zullen waar Hij is, en worden zullen wat Hij is. Zijn vol-wassenheid is werkelijk een belofte voor ons. Niet omdat wij zelf die groei-kracht hebben, maar omdat en voor zolang Hij onze apostel en hogepriester is. De enige die daar tussen kan komen, dat ben je zelf, als jij zelf niet meer wilt worden, maar wilt blijven, als jij zelf het begin van je verzekerdheid niet tot het einde onverwrikt wilt vasthouden, als jij zelf niet meer wil worden als een kind.
Maar waarom zouden we dàt niet meer willen? Richt je aandacht nog eens op Jezus, de apostel, de spreker namens God, nu, eens en voor altijd, de hogepriester, de verzoener van ons leven, de trouwe in alles. Wat wil je nu nog meer, dan, als je groot bent, worden zoals Hij?
Laten we dan ook léven in die verwachting, de verwachting niet maar te blijven wie we zijn, maar te worden, te veranderen, te groeien, te zullen zijn zoals God ons eens bedoeld heeft. De tussentijd hier, is om te oefenen. Een nieuwe kindertijd voor volwassenen. Kostelijk. Als je het je goed indenkt wordt die nieuwe auto die je zo graag wilt vanzelf een speelgoedauto, en lijkt al die drukte die wij maken om ons bezit en onze luxe verdacht veel op de drukte die kleine kinderen maken om hun speelgoed.
We moesten het toch maar eens wat vaker tegen elkaar zeggen: broeder, zuster, als we groot zijn, dàn zullen we nog eens wat meemaken. Die kinderen hebben het nog niet zo slecht bekeken. En trouwens, uiteindelijk, net als je voor je het weet volwassen bent, ben je voor je het weet vol-maakt. Dankzij de apostel en hogepriester van onze belijdenis, Jezus. Amen.