Loenen-Abcoude 03/01/99
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Hij is nogal enthousiast, die onbekende schrijver van de brief aan de Hebreeën. Woorden, beelden en gedachten buitelen over elkaar heen. Zijn hart is vol van Jezus Christus, onze Heer, en zijn mond loopt er van over. Als inleiding op onze avondmaalsviering willen wij ons door hem graag laten aansteken. Hoe meer de Here Jezus in en rond dit avondmaal ons hart raakt, met des te meer zin zullen we ons leven ook na deze dienst wijden aan Hem.
Twee dingen haal ik even kort naar voren. De verlossing die Jezus ons geeft is het beste van het beste en het definitiefste van het definitiefste. Die twee gedachten heeft de schrijver aan de Hebreeën tot een koord gevlochten, samen met twee beelden die in dit gedeelte door elkaar heen lopen en elkaar versterken. Het ene is het beeld van de hogepriester in het hemelse heiligdom, het andere is het beeld van het testament, van de testamentaire schenking. In allebei de beelden gaat het er om, dat het spreken en handelen van God met de Here Jezus een helemaal nieuwe fase is binnengegaan. Er is in een hogere versnelling geschakeld en nu is God bezig al zijn doelen te bereiken.
Want eertijds heeft God telkens weer en op allerlei manier zijn volk verzoend door de dienst van de priesters in tabernakel en tempel, maar nu, in het laatst van de dagen, heeft God zijn volk verzoend door zijn Zoon. En dat is van een andere orde. Niet dat in tabernakel en tempel eigenlijk maar een spel gespeeld werd. Niet dat het toen eigenlijk niet echt was. Dat horen we in Hebreeën nergens. Integendeel. Er wordt juist steeds gezegd dat het allemaal wèl echt was. Het bloed van de dieren reinigde wel degelijk de priesters en de offeraars. Zonder het vergieten van bloed geschiedt er geen vergeving, lazen we. Maar met het vergieten van al dat bloed was er wel degelijk vergeving, echt en werkelijk. Dat God op aarde een dependance van zijn hemels heiligdom geopend had was niet om daar een spel te spelen en om maar te doen alsof. Het was heel echt, en heel serieus.
Maar, en daar gaat het hier steeds om in deze brief, het was niet af en het reikte niet diep genoeg. Je zou kunnen zeggen: al dat bloed waste de Israëlieten wel schoon, maar veranderde hen niet. Daarna werden ze weer vies. Het was allemaal voor het vlees. Dat zou je hier wel eens het beste kunnen weergeven met voor de buitenkant. Je kreeg er wel vergeving van zonden door, maar geen nieuw hart, geen innerlijke zuivering en vernieuwing. Het teken van het dierenbloed nam de zonden niet weg die in ons hart wonen en heersen. Het gaf geen werkelijke toewijding aan God. Het was allemaal wel goed, maar het was niet het beste, en dus niet goed genoeg.
En daartegenover zet de schrijver aan de Hebreeën nu onze Heer, Jezus Christus. Hij is met zijn eigen bloed, dat is met zijn eigen leven het allerheiligste allerheiligste binnengegaan, het hemels heiligdom zelf, voor Gods eigen ogen. Alle zonden en zondigheid van alle gelovigen van alle tijden en plaatsen heeft Hij op zich genomen en verzoend in zijn dood. En dat betekent wel, zoals we zo meteen aan tafel zullen lezen, dat de deelnemers aan Jezus offerdienst zich na één offer voorgoed gereinigd weten en vrij van zonden. De verlossing die de Here Jezus geeft reikt tot in de kern van ons bestaan. Hij geeft niet maar vergeving, Hij geeft ook verandering, innerlijke reiniging, reiniging van (vers 14) ons bewustzijn, zodat we niet meer een leven leiden dat op de dood uitloopt, maar de levende God kunnen dienen.
Het lijkt me goed om dat ons voor onze avondmaalsviering weer even te binnen te brengen. We vieren straks juist dit éne machtige offer van onze Heer. En dan vieren we niet maar dat wij vergeving krijgen van onze zonden. Punt. Dan zouden we niets verder zijn dan de eerste de beste oudtestamentische Israëliet. Christus lichaam is gegeven en zijn bloed vergoten tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Dat reikt dieper, dat zoekt ons hart. We vieren straks ook dat de Here Jezus ons vernieuwt door zijn Geest tot nieuwe mensen. En we belijden dat aan tafel, met ons eten en drinken, dat wij vernieuwd willen worden, steeds meer.
Dat moeten we ook bedenken bij de terugwijzing in het formulier van alle mensen die in zonden leven. Het gaat dan niet maar om mensen die zonden doen. Het avondmaal is juist voor zondaars. Maar het punt is, dat er mensen zijn die zondaar willen blijven, die zich door de Here Jezus best willen laten vergeven (dat is wel zo gemakkelijk), maar die zich niet door Hem willen laten vernieuwen. En dát past niet bij het vieren van avondmaal. Want we vieren straks juist mede de vernieuwing van ons leven. We vieren dat de verlossing die Jezus geeft werkelijk het beste van het beste is. Volkomen verlossing, zeggen we twee keer. En denk dan maar hieraan: Christus geeft ons een nieuw hart en leven, innerlijke vernieuwing, om werkelijk en vrijuit God te dienen.
En Hij geeft ons dat als het definitiefste van het definitiefste. Christus is eens voor altijd het hemels heiligdom ingegaan, slechts eenmaal bij de voleinding van de tijd. Behalve in het beeld van het ware heiligdom, zegt de schrijver aan de Hebreeën dat nog eens extra in het beeld van het testament. In onze vertaling vinden we in vers 15 eerst gesproken van een verbond en dan in vers 16 plotseling van een testament. Dat is jammer, want het gaat hier steeds om hetzelfde woord, en ook om dezelfde gedachte. Het nieuwe verbond in Christus bloed is werkelijk naar zijn aard een testamentaire schenking. Heel die verlossing die Christus ons geeft, wordt ons plechtig geschonken, gegeven, beschikt.
En die gave is maar niet iets voorlopigs, iets op proef, of een lening voor een tijdje. Nee, hier komt heel dat definitieve van het eenmaal naar voren. Dit testament is van kracht want de opsteller ervan is werkelijk gestorven, eenmaal. Zo heeft ook Christus eenmaal het offer van zijn leven gebracht en de zonden van allen op zich genomen. Een tweede maal zal Hij, bevrijd van de zondelast, verschijnen aan allen die naar Hem uitzien en hun verlossing brengen. In het evangelie wordt niemand op proef aangenomen. God heeft geen proeftijd voor zijn kinderen. Christus geeft zijn gaven, definitief.
Juist als het om die innerlijke vernieuwing van ons leven van daarnet gaat, is dat een rijke boodschap. Dat maakt nu juist ons vieren van het avondmaal uit. We werken ons niet op tot levensvernieuwing en verandering. We vieren samen dat we dat allemaal van Christus krijgen en steeds weer en steeds meer willen ontvangen.
En laten we ons daar niet op verkijken. Dat God ons zijn gaven, tot en met de diepe vernieuwing van ons leven geeft, dat maakt het allemaal niet gemakkelijk en oppervlakkig. Dat maakt ons niet tot grote babys, die ons het eten in de mond laten stoppen en vet worden. Het geeft tegelijk de ernst van alles aan. Daar gaat Hebreeën straks dan ook even op door, in 10,26 en volgende. Deze gave van Christus is Gods beste, maar werkelijk ook zijn definitieve gave. Als wij dan de waarheid hebben leren kennen en toch willens en wetens doorgaan met zondigen, is er geen enkel offer meer dat onze zonden kan wegnemen. Wat staat ons dan te wachten, als we deze definitieve goddelijke gave naast ons neerleggen? Je niet door Jezus willen laten vernieuwen betekent definitief de boot van de verlossing missen.
Ook in dat besef mogen we hier zo zitten en blij zijn, werkelijk blij, want we mogen samen vieren dat wij wèl vernieuwd willen worden door Christus. Hij is Gods beste gave, dieper dan welk vroeger offer ook. Hij is Gods definitieve gave. Hier volgt niets meer op. Dit is al volmaakt. Zo zeggen we het toch? Twee keer, zo meteen: Jezus lichaam gegeven, zijn bloed vergoten, tot een volkomen verzoening van al onze zonden. Laat dat ook werkelijk zo zijn, in ons leven. Amen.