Hebreeën 10:24

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 75,1
Psalm 20,4
lezen Hebreeën 10:19-39
Liedboek gezang 225
tekst Hebreeën 10:24-25
Gezang 18
Liedboek gezang 103

Loenen-Abcoude 01/10/00
zie ook de bijbehorende handout (pdf)

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Sociale controle. Dat is nu niet zo’n heel positief begrip voor ons, geloof ik. Het heeft veel van: elkaar in de gaten houden. Dan krijg je van die types achter horretjes, die je hele verhalen kunnen vertellen over anderen, achter hun rug om. En wij zijn nogal op onze privacy gesteld. Ook op onze christelijke privacy, geloof ik. Hoe wij ons leven inrichten als christenen, dat gaat niemand iets aan. Als iemand er netjes naar vraagt (hoe doe jij dat?) willen we er desnoods wel iets over zeggen, maar verder moet iedereen het zelf uitzoeken.

Teamwork, dat is wèl een positief begrip. De ploeg moet goed draaien, mensen moeten op elkaar ingespeeld zijn. Samen kom je verder dan alleen. Voor allerlei functies zijn speciale team-buildings-cursussen. Mensen halen de vreemdste fratsen uit (bedaagde heren en dames die gaan survivalen en zo) omdat het goed voor de teamgeest zou zijn. We gebruiken speciaal het Engelse woord, team, dat iedereen meteen in de gaten heeft dat we iets positiefs bedoelen. Groepsvorming is slecht, maar teamvorming dat is uitermate zeer belangrijk.


Oké. Nu zegt de onbekende schrijver aan de Hebreeën hier: laten wij op elkaar acht geven, laten we op elkaar letten. Waar heeft hij het dan over? Sociale controle, of teamwork? Nou, reken maar op iets van: teamwork. Je vindt in de bijbel echt geen bekrompen dametjes of heertjes die over horretjes turen en dan zeggen: oooh, die gaat weer niet naar de kerk, of: ’t is toch niet netjes dat-ie nu al weer niet naar vereniging gaat. We moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, dat is ongeveer zoiets als dat je leider met voetbal zegt: je bent er toch wel, van de week op trainig, hè? En op die training leer je samen spelen, en op elkaar letten, waar de ander staat, en goed plaatsen, en zo.

Ziet u, zie je, het is dus maar hoe je luistert naar zo’n opmerking van: laten we op elkaar letten. Het is maar net welk beeld er op de achtergrond staat. In een team is het positief, heel belangrijk, en heb je er wat aan. In een samenleving van allemaal losse individuen, die veel privacy willen (en dus niet al te veel met elkaar te maken willen hebben) is het negatief, eerder hinderlijk. Het is het grote beeld wat op de achtergrond staat, dat de dienst uitmaakt.


Ik denk dan ook dat het beeld dat wij in werkelijkheid voor ons zelf van de kerk hebben, bepaalt of wij deze aansporing van Hebreeën naast ons neer gaan leggen, of dat we er iets mee gaan doen. Als wij in feite leven met een beeld van de kerk als een groep losse individuen, waarvan ieder maar op zichzelf en op zijn of haar eigen manier moet zalig zien te worden, dan maak ik me weinig illusies over dat letten op elkaar. En omgekeerd lijkt me, dat je gerust kunt concluderen dat wij zo’n los-zand-beeld van de kerk hebben als wij in feite elkaar maar los laten en onze eigen gang gaan.


Intussen geldt ook hier, dat het beeld dat de schrijver aan de Hebreeën van de kerk heeft, uitmaakt wat deze woorden hier betekenen. Ik zei al dat dit veel van teamwork weg heeft. Maar dat is niet genoeg. Het centrale beeld dat heel de brief aan de Hebreeën domineert is niet dat van een team, maar het is het beeld dat u op het uitgedeelde vel papier vindt: dat van het volk Israël dat bezig is het beloofde land binnen te trekken. Let u daar goed op, want zonder dit beeld voor de kerk mis je heel de brief.

Het gaat dus niet maar om het volk Israël dat door de woestijn trekt, van oase naar oase, en ook niet om het volk Israël dat binnen is, ieder onder z’n wijnstok en onder z’n vijgeboom. Heel speciaal dat bezig zijn binnen te gaan, dat is het waar het de schrijver om gaat. Dat is dus meer dan een typering van hoe het staat met de kerk. Dat is het op zich ook wel: net als je op dat plaatje kunt zien dat een deel van het volk al in het beloofde land is, een deel in de Jordaan-bedding staat, en weer een ander deel nog op de andere oever loopt, zo is het ook met de kerk. De Here Jezus is ons voorgegaan, Gods koninkrijk binnen, als eerste, als voorloper, vooropganger. En met de jaren komt een groter deel van de kerk bij Hem, in zijn koninkrijk binnen. Dat ook. Maar het is voor de Hebreeën-schrijver vooral een typering van hoet het gaat met de kerk: als de kerk er in feite zo uitziet, dan is alles in beweging, dan moeten christenen steeds weer gaan. Wie hier op deze oever niet meer gaat, maar staat, die zou wel eens kunnen ontdekken dat verder iedereen binnen is, en hij nog buiten staat.

Juist omdat de Here Jezus zelf al binnengegaan is, is iedereen die bij Hem hoort in geloof in beweging, onderweg naar Hem toe, waar Hij is. En Hij is binnengegaan in het heiligdom, in de rust van God zelf, dat zijn de beelden van deze schrijver hier voor wat bij de Here Jezus zelf het koninkrijk van God heet. Dat koninkrijk, dat is meer dan wat wij zo gewend zijn de ’hemel’ te noemen. Het staat voor de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, de eind-toestand. Daar is Jezus al en daar zijn wij bezig binnen te gaan. Dat domineert het geheel van Hebreeën. Dat vinden we dan ook hier in hoofdstuk 10 terug.


Daar moeten we goed op letten. Als vers 19 begint met: daar wij dan, broeders en zusters, volle vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom, dan zouden we ons daarop verkijken als we daarin niet meer hoorden dan dat we vrijuit tot God kunnen bidden en zo, als het ware virtueel binnen kunnen gaan. Het heiligdom binnen gaan, toegaan tot de troon der genade, al dergelijke uitdrukkingen hebben wij steeds weer opgevat als beelden voor bidden. Maar zo is het in Hebreeën niet bedoeld. Het is veel letterlijker bedoeld.

Een Engels commentaar op Hebreeën vertaalt vers 19 zo, dat wij ’full authorization for free access’ hebben, een volledige autorisatie dus voor vrije toegang. En ik merkte dat ik vanzelf dacht aan het grote computernetwerk Internet, waar je van uit je eigen stoel binnen kunt en waar die termen steeds weer terugkomen: met die en die naam-wachtwoord-combinatie (autorisatie) krijg je vrije toegang tot een bepaald domein. Ja, maar je hoeft er zelf niet voor te bewegen. Zo iets doen wij ook steeds weer met Hebreeën, als we die vrijmoedigheid om in te gaan op bidden alleen betrekken. Het gaat er de schrijver om dat wij werkelijk vrije toegang hebben om echt, met huid en haar, in te gaan in het koninkrijk. En het gaat hem er om dat wij in beweging blijven op weg daarheen. Geloven is voor hem niet maar bidden, maar in beweging blijven, hopen, je uitstrekken naar Gods koninkrijk. Hebreeën plaatst ons voor een kerk die een heilig trekkend volk is, in liefde en in hoop, en die hoop is gegrond, want we zijn al bezig binnen te gaan. Kijk maar naar Jezus. Toetreden dus, dat wil zeggen: doorlopen, toe-stappen.


In dát kader staan nu die verzen 24 en 25 hier. Laten we op elkaar letten om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Ja, want zonder liefde en goede werken kom je dat koninkrijk niet binnen, al ken je de complete leerboeken van de kerk uit je hoofd. En in het kader van dít elkaar aanmoedigen staan die bijeenkomsten. Dat kader is niet helemaal het kader van teamwork, maar heeft er wel veel van weg. Het is het beeld van het volk dat samen binnentrekt, en waarin de een de ander helpt en aanmoedigt om het vol te houden. Geen losse individuen, die het zelf maar uitzoeken dus, maar wel een groep waarin de een op de ander is aangewezen.

Het gaat dus ook niet om een negatieve sociale controle, waarin mensen elkaar in de gaten houden en vooral kritiek geven. Het gaat om een positief elkaar aanvuren, in beweging houden, om een ’kop op, houd vol!’. Kijk maar, bijvoorbeeld in vers 34 en 35, verderop: de lezers hebben vervolgingen en boetes kunnen doorstaan omdat ze wisten dat ze een beter en blijvend bezit hadden. Nou, geef dat besef niet prijs. Houd het vol zo te leven dat je eigen bezit en luxe laat relativeren door wat komt.

De onderlinge bemoediging waar het hier om gaat, bepaalt ook die bijeenkomsten, zei ik. Die verzuimen is juist dan een teken dat je er mee uitscheidt, dat je niet meer volhoudt. Het is ongetwijfeld zo dat hier in de eerste plaats gedoeld wordt op de zondagse bijeenkomsten. Maar laten we niet vergeten dat die indertijd veel meer om het lijf hadden dan onze kerkdiensten. Wat bij ons is uitgesplitst in kerkdiensten, verenigingen, onderlinge bezoeken om elkaar te helpen en zo voort, dat zat toen helemaal in elkaar. In plaats van dit vers alleen op kerkdiensten te betrekken zouden we er dan ook slim aan doen ook bijvoorbeeld eens bij onze verenigingen te bedenken dat wij onze bijeenkomsten niet moeten verzuimen. En onze eigen smoesjes waarom wij daar niet heen kunnen eens goed tegen het licht te houden.


Want we hebben elkaar meer dan nodig, juist als het gaat om wat hier in Hebreeën het centrale thema is: dat actief binnen gaan in Gods koninkrijk, leven gericht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Als er iets is dat uit onze aandacht is weggevloeid, dan is het dat. Wij vinden het meer iets voor als we oud zijn, of bijna dood gaan, maar niet iets voor als je jong bent of in de kracht van je leven. De hele samenleving om ons heen is gericht op het hier en nu. Dat gaat ons niet voorbij. Je kunt je afvragen of we niet al lang geleden die essentiële kern van een christelijke levenshouding zijn kwijt geraakt. Als we elkaar daar niet op wijzen en aan herinneren gaan we eenvoudig op in het leven van hier, net als iedereen.

Want dat bezig zijn binnen te gaan in de nieuwe wereld heeft wel degelijk alles te betekenen voor ons leven van alle dag. Het stempelt heel de kijk die we op de wereld hebben. Wat onderscheidt christelijke onbezorgdheid van een heidens ’pluk de dag’? Precies dat besef van binnen gaan in Gods koninkrijk, waar we verkrijgen wat beloofd is. Bedenken dat aan tegenspoed eens een eind komt in Gods koninkrijk is wat anders dan een plat ’na regen komt zonneschijn’. Want dat laatste is vaak genoeg niet waar. In voorspoed je het hoofd niet op hol laten brengen, maar beseffen dat van goud de straatstenen in het nieuwe Jeruzalem worden gemaakt en dat het hier gaat om liefde en goede werken, dat is iets anders dan heidense wijsheid. Beseffen dat menselijk kunnen niet alles is bevrijdt van onze prestatie-maatschappij, zonder dat je cynisch hoeft te worden.


Nergens komt dat wel duidelijker aan het licht dan als het om pijn en lijden gaat. Als pijn en lijden protest oproept en grote waarom-vragen, en meer eigenlijk niet, dan is dat een teken dat we ver weg geraakt zijn van het Nieuwe Testament. Natuurlijk, al die bla van mensen die zeggen dat je ’na Auschwitz’ niet meer in een goede en almachtige God geloven kunt, die houden we ver bij ons vandaan. Maar intussen klinkt ook in ons eigen hart zomaar het protest: God, hoe kúnt U!, als het ons tegenzit, en ons pijn wordt aangedaan. In dat protest blijkt het diepste besef in ons hart toch dat te zijn dat wij eigenlijk recht hebben op een goed en gelukkig leven hier, en dat ons onrecht wordt aangedaan als dat niet zo is, of niet helemaal zo.

In het Nieuwe Testament vind je in dergelijke situaties geen protest, maar verlangen, geen waarom-geroep, maar bidden om de komst van Gods koninkrijk. En het besef dat daarin spreekt is, dat wij deze wereld zo grondig kapot gemaakt hebben dat we geen enkel recht op goedheid en geluk kunnen laten gelden, maar helemaal afhankelijk zijn van Gods genade die ons toegang geven wil tot zijn nieuwe wereld. Bedenk dat eens als je journaal zit te kijken. Dat maakt vandaag de dag al iets uit. Al is het alleen al doordat je veel makkelijker geven en delen kunt als je werkelijk beseft dat je niets van hier meenemen kunt Gods koninkrijk in, behalve goede werken, die je navolgen.


Daarbij hebben we elkaar nodig, over en weer. Om elkaar scherp te houden, ook om elkaar weer de echt belangrijke dingen te leren. We hebben elkaar nodig om elkaar er steeds weer op te wijzen dat Gods koninkrijk niet hier is, dat we dus ook niet in die oude zin kunnen ’werken in Gods koninkrijk’ alsof dat nu het doel van ons bestaan is. Het zou geen kwaad kunnen als we beseften dat, bij alle goede bedoelingen, dat oude ’werken in Gods koninkrijk hier’ een grote invalspoort voor diepe wereldgelijkvormigheid is geweest, voor niet meer bewegen, maar ons vestigen in een zogenaamd christelijk Nederland. Wees ook maar eens blij met paars, omdat al dat heidendom ons weer in beweging slaat, ons terug brengt tot de kern. Dat je alleen al in het contrast kunt zien dat maatschappelijk geslaagd zijn je niet tot een geslaagd christen maakt.


Laten we op elkaar letten en elkaar aanmoedigen. Nee, sociale controle is dat niet. Het raakt een diep besef dat wij samen bezig zijn binnen te gaan in Gods nieuwe wereld, en dat het de bedoeling is dat wij daar ook samen komen. Ik zou zeggen: kijk dat plaatje van die intocht nog maar eens aan. Teken jezelf er in, en alle broeders en zusters die je kent, binnen en buiten onze gemeente. Let op de Here Jezus, die ons is voorgegaan, Gods koninkrijk binnen. Daar moeten wij ook heen, samen, allemaal. Wat kunnen we dan betekenen voor die ander? Hebben we nog een woord van bemoediging, een daad die nieuwe energie kan geven? Kunnen we nog wat delen? Het loopt tenslotte nogal moeilijk met al die ballast. Anderen, die niks hebben, levert het al snel iets op. Nalatigheid leidt tot verderf, zegt Hebreeën, bemoediging levert vrijmoedigheid op, en die heeft een ruime vergelding te wachten. Want we zijn samen bezig binnen te gaan. Of niet soms? Amen.


<<<