Loenen-Abcoude 12/11/00
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Ik heb jou nodig, jij hebt mij nodig, om het koninkrijk van God binnen te gaan. Laten we dus op elkaar letten. Dat hebben we vorige maand gezegd en gezien. Vanmorgen bij het avondmaal wil ik u uitnodigen expres nog wat verder te kijken dan de neuzen lang zijn die we bij elkaar zien. Ik heb jou nodig, jij hebt mij nodig, om het koninkrijk van God binnen te gaan, dat blijkt ook in het groot op te gaan, in het geheel van de kerk.
Weet u nog, dat beeld van dat volk Israël, bezig met het overtrekken van de Jordaan? Dat staat ook hier nog, op de grens van hoofdstuk 11 en 12, op de achtergrond in Hebreeën. Het volk van God is één heilig, trekkend volk, in liefde en in hoop. En de Here God geeft ons zijn volmaakte redding, zijn nieuwe wereld, uiteindelijk tegelijk. Al die kinderen van God die ons zijn voorgegaan, van Adam af, ze hebben Gods volmaaktheid hier niet gekregen omdat ook wij nog mee moesten, en wie weet nog hoeveel mensen meer. Het héle volk moet de Jordaan over.
En omgekeerd, zij die hun levensloop al voltooid hebben, ze staan als een wolk van getuigen om ons heen. Ze zijn niet dood, ze leven bij God. Laten wij dat ons dan realiseren: kom op, volhouden, het héle volk moet de Jordaan over. En dat volhouden kan alleen als wij ons werkelijk richten op Jezus Christus, de vooroploper en voltooier van heel ons geloof, uiteindelijk net als àl die kinderen van God vóór en na ons. De Kerk van Christus vormt één geheel, ook al overzien we dat niet. En niemand van ons kan denken: ik ben niet nodig; of denken: ik doe het wel alleen.
Vanmorgen aan zon avondmaalstafel kan dat heel dichtbij komen. We richten ons samen op Jezus Christus, de voorganger en voltooier van ons geloof. En als we dan terug denken, een jaar, tien jaar, veertig jaar, tachtig jaar misschien - wie zaten er toen hier, of in een ander gebouw, aan tafel en richtten zich met ons op Jezus Christus? En ja, sommigen zijn weg gegaan omdat ze het niet meer volhielden: ze zijn bezweken onder de last van zonde die ze niet af wilden leggen. Maar vele anderen hebben hier de door God beloofde volmaaktheid niet verkregen, ja, omdat zij die niet zonder ons konden ontvangen. Gods volk is één volk.
En als we straks aan tafel gaan, voor het eerst of voor de zoveelste keer, laten we het bedenken: zij zijn niet dood, maar opgenomen in die grote wolk van getuigen, en ze sporen ons aan, ons des te meer op Jezus Christus te richten, alles van Hem te verwachten. Teken er je eigen gezichten maar bij in, dichtbij en veraf. Al wil je tot Adam en Eva gaan. Zij niet zonder ons, wij niet zonder hen. Probeer het maar.
Als de kerk samenkomt en avondmaal viert dan is er niet maar een groepje mensen in een klein zaaltje dat wat dingen samen doet en zegt. Wie niet maar aan die tekens van brood en wijn blijft hangen, maar kijkt naar wat ze betekenen, wie dus kijkt naar Jezus Christus, de voorganger, de voltooier van ons geloof, die ziet in zijn spoor talloze anderen die ons zijn voorgegaan. We horen bij elkaar. Gods volk is één volk, één lichaam, één Geest, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader, die alles in allen wil zijn. Ik heb jou nodig, jij hebt mij nodig, samen gaan we Gods koninkrijk binnen. Amen.