1 Petrus 1:13-21

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 101,1
Psalm 99,6-8
lezen + tekst 1 Petrus 1:13-21
Liedboek Gezang 21,1.3.4
avondmaalsviering
Gezang 4
lezen 1 Petrus 1:22-25, zingen Gezang 19,1
lezen 1 Petrus 2:1-10, zingen Gezang 19,3
Liedboek Gezang 21,5-7

Loenen-Abcoude 07/03/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Dit is een mooie passage om even bij stil te staan voor we straks het avondmaal vieren. Petrus roept ons op tot hetzelfde als waartoe ook het avondmaal ons oproept. Laten we de tekst maar eens langs lopen.


Petrus begint met nuchterheid en welbewuste hoop. Wees nuchter, houd je hoofd koel, vestig je hoop volkomen op de genade die Jezus Christus je komt geven.


Dat hoort ook bij een gereformeerde avondmaalsviering: geen rare fratsen, geen afgoderij met een stukje brood of een slokje wijn, maar, zoals we straks weer zullen zeggen: je hart op Jezus Christus in de hemel richten. Hij is onze blijdschap en onze hoop. Geen aparte sfeer-verhalen dus bij het avondmaal. We hoeven niet te zweven naar de tafel, we hoeven ons ook niet extra ernstig aan te stellen, alsof dit nu het toppunt van heiligheid was. Avondmaal vieren is niet bijzonderder en heiliger dan het geloven van alle dag. We doen nog eens apart, als een bevestiging en als een belijdenis, wat we, als het goed is, alle dagen doen: ons concentreren op Jezus Christus, onze Heer in de hemel, die wij uit de hemel verwachten.


In alle nuchterheid haalt Petrus ook voor ons naar voren waar het in de blijdschap van het geloof en in de blijdschap van het avondmaal om gaat: om de ontzaglijke genade die ons gebracht wordt bij de openbaring van Jezus Christus, bij zijn wederkomst in heerlijkheid. Het mooie daarvan is dat díe blijdschap ons allemaal samenbindt. Want in het heden gaat het met ons allemaal verschillend. De een is blij, omdat het hem of haar goed gaat, de ander leeft met gemengde gevoelens, een derde zit diep in de put. Dat mag je allemaal meenemen naar de avondmaalstafel. We zijn daar niet maar blij omdat het ons nú goed gaat, we zijn daar samen blij omdat het ons eens volmaakt goed zal gaan, omdat we gered worden. Het avondmaal smaakt naar meer. Het spreekt ons ook van meer. Wie bij Jezus hoort mag beseffen: waar Hij is, daar zullen wij komen, als ik bij Hem hoor, vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente, dan zal Hij mij ook metterdaad bij zich halen. Wie zich concentreert op Jezus Christus, onze Heer in de hemel, concentreert zich op zijn toekomst, op zijn hoop.


Daar wordt nu niet alles goed van, en prettig. Daarom moet je je bij het avondmaal ook niet aanstellen alsof dat wel zo was. Je mag nuchter blijven. Maar alles komt er wel door in een ander perspectief te staan. Ons geloof blijkt tegelijk hoop op God. En die hoop brengt zijn eigen blijdschap met zich mee.


Petrus gaat verder met een aansporing tot toewijding. En ook dat past bij het avondmaal. Dat is één grote aansporing tot toewijding van ons leven aan God en aan onze Heer. Het past ook heel goed bij waar we het net over hadden: bij dat besef waar wij heen op weg zijn. We zijn op weg naar de nieuwe wereld, waar gerechtigheid woont. We zijn op weg naar een ontmoeting met de God van liefde, reinheid en overgave, de God van eerlijkheid en van het serieus nemen van wat mensen doen en bedoelen. Dat is alles bij elkaar één grote aansporing om nu al een leven te leiden dat daarbij past. God is heilig. Hij laat niet met zich sollen en met zich spotten. Hij neemt ons leven zo serieus dat Hij er zelfs het leven van zijn Zoon voor over heeft, om het te redden.


Daarbij hoort een leven in ontzag voor God. Dat is niet een los leven, waarbij wij eenvoudig onze eigen zin doen en onze eigen begeerten volgen, en dan God de rommel in ons leven laten opruimen en voor de schade laten opdraaien. Dat is niet een leven waarbij wij luchtig doen over ons kwaad en net doen alsof het allemaal niet erg is. Want het is wel erg, en dat zien, dat proeven we meteen in het avondmaal: het heeft Jezus’ leven gekost. Maar het is ook niet een leven van ernst en zorgen en van boekhoudersnauwgezetheid. Wees gehoorzame kinderen, zegt Petrus, dat is iets anders dan: wees gehoorzame slaven. Laten we niet vergeten dat we ook ontzag moeten hebben voor Gods redding van ons leven in Christus. Wie altijd maar denkt aan wat er allemaal is misgegaan en kan misgaan in zijn leven komt nooit toe aan werkelijk ontzag voor God. Er gaan ook echt dingen goed in het leven van gelovigen. Petrus gaat die heiliging van ons leven in het vervolg van zijn brief dan ook heel positief uitwerken. We zullen er straks aan tafel een stuk van lezen. En in het formulier zal ook dit goede in ons leven, dat ontzag voor God afdwingt, uitgesproken worden: we hebben berouw, we begeren te strijden en te leven.


Hier zet Petrus ons eerst nog even stil bij de Here Jezus. Net als het avondmaal straks leert hij ons, ons te concentreren op Hem. Laat juist dát tot je doordringen, nu, straks en steeds: we zijn gekocht met zijn kostbaar bloed. Dat heeft God altijd gewild. Petrus zegt: Hij was van te voren gekend, van vóór de schepping af. Nu is Hij geopenbaard ter wille van ons. In Jezus staan we voor het hart van God, het diepste wat in Hem leeft. En dat diepste blijkt zijn liefde voor slechte mensen te zijn, een liefde die het kostbaar leven van zijn Zoon over heeft voor ons. Wie daarbij nog in zonden léven wil, die krijgt zijn brood niet weg en verslikt zich in de wijn. Tegelijk is je de Here Jezus voor ogen stellen in zijn overgave voor ons, veel meer dan een aansporing om goed te leven. Dan zouden we uiteindelijk in de goede voornemens blijven hangen. Petrus wil verder. Hij wil uitkomen bij een geloof dat tegelijk hoop is op God.


Daarmee zijn we weer terug bij het begin. Petrus noemt nu de opstanding en de heerlijkheid die God aan Christus heeft gegeven. Het gaat hem er om dat we in Jezus werkelijk onze toekomst zien. Het gaat niet maar om wat vergeving van zonden, het gaat niet maar over een goed leven nu. Het gaat om in Jezus onze eigen toekomstige heerlijkheid zien, en in zijn opstanding onze eigen opstanding proeven. Juist om de zekerheid van die toekomst aan te geven heeft Petrus het over de kostbaarheid van het leven van dit Lam, heeft hij het over het diepste wat in Gods hart leeft. Dit evangelie is geen losse flodder. Dit reikt werkelijk tot op de nieuwe aarde. Zo meteen gaat hij het zeggen: dit blijft tot in eeuwigheid, het evangelie van Jezus Christus, dat u verkondigd is.


Zo staat ons leven, zo staan ook onze goede voornemens, in het kader van onze hoop. Dat helpt om nuchter te zijn. Wij gaan met onze goede werken niet de hemel op aarde brengen. Het gaat niet volmaakt worden door ons. Maar omdat de hemel op aarde komt door God, daarom gáán wij alvast voor goed leven. Dat is de goede volgorde. Wat wij zometeen proeven, als wij ons op Jezus Christus richten, is dat de hemel op aarde gaat komen. Dit brood en deze wijn smaakt naar meer. Laten we dan nuchter zijn, en geloven, en ons verheugen in Christus. Amen.


<<<