Loenen-Abcoude 10/03/02
Voorthuizen-Barneveld 02/06/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Dat is het uitzicht in het leven van iedere christen: we mogen leven onder een open hemel en daarin, via Johannes, zicht hebben op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop God bij de mensen woont en er volkomen gemeenschap is tussen God en mensen. Dat uitzicht wil ik vanmorgen graag even bij het avondmaal betrekken.
Want we zitten hier zo meteen samen aan tafel om alvast een aperitief te nemen op het grote feest dat dan komt. Er wordt al iets zichtbaar van straks, en daar mogen we best bij stilstaan. Het visioen van God en mensen die samen leven beelden we aan de maaltijd van Christus samen uit. We steken samen de benen onder de tafel waaraan Christus de gastheer is. Zijn heil vieren we als broeders en zusters van één huisgezin met een geestelijke feestmaal. Daarin doen we alvast wat straks volkomen werkelijkheid zal zijn.
Denk er maar aan, bij de maaltijd, dat we bij God zelf aan tafel mogen zitten, bij God in al de volheid en levenskracht van zijn God-zijn. Al zien we nog niet Gods aangezicht, en al moeten we aan onze doop terugdenken om zijn naam op onze voorhoofden te zien staan, toch is het straks niet minder werkelijk dan het eens zal zijn: we zitten aan één tafel met de God van hemel en aarde, en Hij geeft ons zijn genade, zijn vrede, zijn vergeving, zijn levensvernieuwing, allemaal samen: Hij geeft ons de volkomen verzoening van al onze zonden.
We zijn niet maar onder elkaar hier in deze dienst. Dat zijn we nooit, gelukkig. Maar in het avondmaal wordt dat nog eens extra zichtbaar gemaakt. In een paar woorden en handelingen staat Christus voor ons: brood en wijn delen we als tekens van zijn leven voor ons leven. En als Christus er is, is zijn Geest nooit ver. Hij verbindt ons aan Jezus Christus onze Heer, en aan elkaar, en aan zijn Vader, die om Christus wil onze Vader wil zijn. God zelf, de Levende, Hij is er. Neem dan, eet en drink, gedenk en geloof: Hij wil bij ons wonen.
Ja, en wij zijn er, bij Hem. We zijn er zo als wij echt zijn, als mensen met lichaam en ziel, met huid en haar. Als we aan het avondmaal komen worden we daar nog eens extra bij bepaald. Je voelt jezelf zitten. Je proeft brood en wijn. Je voelt het brood en de beker. Je ruikt het. We zijn er helemaal bij. En dat is precies goed. Wees er maar gevoelig voor. Kijk maar door die open hemel, met Johannes mee, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde binnen. Daar zie je ons weer zitten, weer met een eigen lijf. We kunnen zien, voelen, ruiken, proeven, tasten, horen. Alles. Maar de tranen zijn van onze ogen afgeveegd en de pijn is voorbij, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.
Let er nog maar eens extra op hoe lijfelijk het in Openbaring bedoeld is: God zal ons niet maar troosten in onze gedachten. Hij zal niet maar de pijnlijke herinneringen van ons wegnemen. Hij bemoeit zich niet maar met onze ziel. Tranen, dood, rouw die je voelt in je lijf, geklaag, moeite, moeite waar je tegenaan loopt, lijfelijk, dat alles wordt weggedaan. Voel jezelf dan maar zitten hier, vanmorgen. Voel alles maar, zo echt als het is. En let dan op God, die hier ook is, en kijk zijn open hemel in: daar gaan we naar toe, zo waar als we hier zitten. Neem dan, eet en drink, voel en besef, proef en tast, gedenk en geloof: Hij wil bij ons wonen, de echte God bij echte mensen. Amen.