Loenen-Abcoude 26/08/01
Leiden 22/09/02
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Er hoort iets vreemds, iets raadselachtigs bij ons christenleven. We treffen het in het Nieuwe Testament regelmatig aan. Soms haast terloops, zoals in 2 Korintiërs 13:11: Overigens, broeders en zusters, weest blijde. Of in Filippenzen 3:1: Overigens, mijn broeders en zusters, verblijdt u in de Heer! Soms met zoveel woorden, als een opdracht, zoals in Filippenzen 4:4, of in 1 Tessalonicenzen 5:16: Verblijdt u in de Heer te allen tijde! Soms als een gave, een vrucht van de Heilige Geest: blijdschap, Galaten 5:22, een gave die meekomt met Gods koninkrijk, Romeinen 14:17: blijdschap. Telkens weer duikt het op, als iets dat bij het Evangelie, bij de blijde boodschap hoort, dat christenen uiteindelijk en ten diepste blijde mensen zijn.
Dat is best vreemd, en ook best raadselachtig. Tenminste, het gaat niet om de oppervlakkige blijdschap van mensen die eigenlijk niet echt leven, de blijdschap van de naïviteit. Het is ook niet de blijdschap van de roes, van met je hoofd in de wolken lopen. En het is zeker niet de blijdschap van de ontkenning, waarmee alle negatieve ervaring wordt weggeduwd. Het gaat om midden in het leven staan, met alle ups en downs van dien, en toch een bodem van dankbare blijdschap in je leven hebben, die sterker is dan wat je overkomt, sterker dan wat je gedaan hebt. Het is een blijdschap die overwint, oog in oog met heel andere dingen.
Dat is net het vreemde, het raadselachtige, dat christenen blij kunnen zijn terwijl daar in hun leven erg weinig reden voor lijkt te zijn. Zon oproep als: Wees altijd blij, uit Filippenzen, lijkt dan vreemd en naast het leven te staan. Zo vreemd, dat je haast vanzelf gaat denken: nou, dat is niet iets voor mij, om zo blij te kunnen zijn moet je niet een gewone, maar een erg bijzondere gelovige zijn. Ik ben regelmatig erg chagrijnig, of verdrietig, of bang; ik werk me tot zon blijdschap niet op. Ik ben maar gewoon, voor die raadselachtige, vreemde blijdschap moet God me eerst maar bijzonder maken: een diepe ervaring geven in mn leven of zo, dat ik extra gelovig word.
Toch zou zon reactie jammer zijn. Dan lijkt het net alsof die vreemde blijdschap van christenen iets is dat met ons, christenen, te maken heeft, uit ons voortkomt, of uit ons geloof. Maar dat is niet zo. Die vreemde, raadselachtige blijdschap hoort bij onze vreemde, raadselachtige God. Je hoeft echt geen bijzondere gelovige te worden voor je aan die blijdschap deel kunt krijgen. Gewoon geloven in deze bijzondere God is al genoeg.
Gewoon geloven in God, daarmee bedoel ik vanmorgen speciaal dat we met de levende God op een levende manier omgaan. Dat we aan Hem denken als aan Iemand die echt leeft en reageert, en dat we dus ook verwachten dat Hij in ons leven dingen doet en op ons reageert zoals bij Hem past. Dat zijn dingen die we wel weten, maar die soms niet voor ons leven. En dan leeft ook die vreemde blijdschap niet in ons. Die hoort nu net bij de lévende God, en verdwijnt als God eigenlijk een gegeven voor ons wordt, Iemand die vroeger eeuwige waarheden heeft afgegeven, die alleen maar zo blijven. Dan wordt God de schepper de laatste van wie we enige creativiteit of inventiviteit verwachten. Dan slaan we heel de bijbel plat met grote dogmas, van dat God toch altijd alles al wist en beslist naar een lang te voren opgesteld plan, dat nu afgewerkt wordt, en waar ons leven maar een radertje in vormt. Ja, dan merk je weinig van die blijdschap, want in zon God geloven, daar is eigenlijk niets aan: saai, statisch, doods.
De levende God is heel anders. Hij gaat echt met ons het leven door, Hij verzint er iets op, Hij is niet voor één gat te vangen, Hij heeft iets van de zee bij opkomende vloed, als iedere volgende golf verder het strand opkomt. Onweerstaanbaar wordt de vloedlijn bereikt, via wat voor omwegen dan ook. Juist zo heeft onze God een geschiedenis van onweerstaanbare creativiteit, die steeds een stap verder gaat dan we denken zouden.
Dat is precies wat je proeven kunt hier in zondag 6. Antwoord 19 heeft ook zoiets van de zee bij opkomende vloed. In telkens nieuwe aanlopen zet God zijn goede boodschap in ons leven, steeds een stuk verder ons bestaan in, tot we onszelf terugvinden aan de vloedlijn van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Onweerstaanbaar komt zijn genade op, overspoelend, overvloedig. We hebben iets gelezen van Paulus verbluft zijn daarover: de zonde is de wereld binnen gekomen, ja de zonde is met de wet in menigte uitgebroken. Maar net als je zou denken dat nu toch alles kapot is, dat er nu niets meer aan te doen is, dan duikt de genade van God op in de ene mens, Jezus Christus, en die blijkt veel meer te zijn. Dát is typerend voor de levende God. Zo is Hij.
Laten we daar dan ook goed op letten. Want je kunt je ook verkijken op dat antwoord 19. Dan lijkt het net alsof God dat heilig evangelie helemaal uitgewerkt heeft afgekondigd in het paradijs, er verder eigenlijk niets meer aan gedaan heeft dan het door laten vertellen en af laten beelden, tot Hij in Christus deed wat Hij beloofd had. Dan is de geschiedenis er uit die God toch echt met mensen gegaan is. En die geschiedenis hoort bij God.
Hij heeft niet de tovenaar willen zijn, die in zijn almacht met grote machtswoorden werkt die alles in één keer beslissen. Hij wil de God zijn die in zijn almacht met mensen een geschiedenis gaat, echt gaat. Je ziet Hem in de bijbel haast tastend zijn gang gaan. Juist dat maakt Hem zo ongelooflijk levend en de bijbel zon spannend boek. Na de zondeval op de aardbodem gaat Hij met mensen aan het werk, op weg naar een nog heel vaag doel, vol strijd en tegenwerking. Hij stelt vijandschap tussen de mensen en de Satan en belooft dat de mensen zullen overwinnen, uiteindelijk. Maar hoe dat zal gaan, blijkt nog nergens uit. Dat wordt duidelijk in de loop van de geschiedenis. Eerst zegt God nog tegen Kaïn dat hij weerstand moet bieden aan de Satan, dat hij moet heersen over hem. Maar Kaïn wil dat niet. En ook verder blijkt dat wat mensen verzinnen altijd weer iets slechts is. Mensen blijken niet los vertrouwd, zonder Gods nabijheid en geboden. Ook de zondvloed helpt niet. Met schoonmaken zal het niet gaan. Mensen worden van binnen uit weer vies.
Dan begint God opnieuw, in een nieuwe schepping, met Abram. Hij gaat zelf mee, verbindt mensen aan zich, geeft hen een eigen land, wijst hen de goede weg in allerlei geboden en aanwijzingen. Opnieuw gaan God en mensen op weg naar een goede toekomst, waarin het goed gaat tussen hen, waarin mensen echt leven kunnen met God en met elkaar. Hij laat mensen nu niet meer zelf iets opbouwen, maar geeft hen eerst alles. Maar ook dat blijkt niet te werken. Mensen brengen zelfs de dankbaarheid niet op. De wet zorgt er bij mensen voor dat ze alleen maar meer kwaad gaan verzinnen. Alles wat zo mooi had kunnen zijn, eindigt in de puinhoop van een ballingschap. Hoeveel kansen God in de tussentijd ook aan zijn volk geeft om met Hem opnieuw te beginnen, het helpt niet.
Nog een keer schept God dan een heel nieuw begin, nu alles omvattend in Christus Jezus. Hij schept zelfs onze goede daden in Hem. God zelf maakt het helemaal goed, ja Hij herstelt niet maar wat vroeger kapot ging, maar maakt alles mooier en groter dan ooit. Hij begint niet maar opnieuw met Israël, Hij laat deze verzoening aan alle mensen uitdelen. En Hij begint niet maar opnieuw met onze schepping, onze werkelijkheid, nee, Hij legt de lat hoger: de laatste golven van zijn almacht gaan de vloedlijn van een nieuwe schepping bereiken. En om er voor te zorgen dat mensen daar ook echt komen geeft Hij ook nog zijn Heilige Geest, die dat grote vervulde Evangelie van Christus helemaal ons eigen, hoogstpersoonlijke hart binnen brengt. In eindeloze creativiteit weet God mensen te vinden, te bereiken, te raken.
Zo is de levende God die zich ons in de bijbel geeft. Hij is de God die niet voor één gat gevangen zit, de God die er iets op verzint. Hij is de God die als wij alles kapot maken er iets nieuws van maakt dat mooier is dan het oude. Hij is degene die als wij ons huis afbreken ons er een paleis voor terug geeft. Hij is de God die als wij ons leven verzondigen ons een genade geeft die nog veel meer is dan die zonde. Hij is de God die het er niet bij laat zitten. Hij is de God die zijn doel bereikt, niet maar omdat Hij dat nu eenmaal in almacht vastgesteld heeft, maar omdat Hij dat in creativiteit bereikt, al doende, al levende.
Gewoon geloven in deze God betekent in je omgang met Hem erop letten dat Hij zo is. Verwachten dat Hij zo in je leven staat, aan het werk is, reageert. Hoe meer dat tot je doordringt, des te meer reden tot blijdschap ontdek je in je leven. Wat er verder ook gebeurt of wat je verder ook gedaan hebt.
Hij is de God die ons in zijn laatste overweldigende nieuwe begin onze Heer Jezus Christus gegeven heeft, tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en tot een volkomen verlossing. Let er dan ook hier op hoe levend dat is. God geeft ons de Here Jezus niet als een alles omvattende toverspreuk. Hij plaatst ons met Hem niet in één keer op de nieuwe aarde. Nee, Hij geeft ons Hem en in de omgang met Hem leert Hij ons, vormt Hij ons, maakt Hij ons nieuw. Met Hem leer je de weg in je leven vinden. In verbondenheid met Hem word je wijs. Al Gods geboden krijg je van Jezus nog eens nieuw terug, Hij zet je op een goed spoor, telkens weer opnieuw, in telkens weer een nieuwe aanloop, als een nieuwe golf aan het strand, vormt Hij ons ons leven door.
Let er op hoe levend dat is. God geeft ons Jezus maar niet als rechtvaardigheid in één keer, alleen maar als een spreuk over ons leven, lang geleden uitgesproken. Telkens weer mag je de stem van genade en verzoening nieuw over je leven horen. Juist als je stuk zit, of als je denkt: nu is alles kapot, dit komt niet meer goed, of als je denkt: wat is mijn leven mislukt, juist dan mag je telkens weer tot je door laten dringen dat de genade van die ene mens, Jezus Christus, veel meer overvloedig is dan jouw kwaad. Als de zonde groot is, zijn verzoening is groter. Hoe hoog het zandkasteel van ons kwaad ook wordt, de zee van zijn genade spoelt het weg.
Veel meer zullen wij, die de overvloed van genade en van de gave van de gerechtigheid ontvangen, leven en als koningen heersen door die ene, Jezus Christus. Dat is niet maar toekomst-muziek. Dat veel meer mag je nu al zien in je eigen leven. God geeft ons zijn zoon tot heiliging. Zijn kracht is sterker dan ons niet kunnen, zijn liefde wordt in telkens nieuwe aanlopen ons te machtig. Waar de zonde toeneemt mag je zien dat de genade meer dan overvloedig wordt. Dat is typisch God, de levende God. Hij gaat door tot aan de volkomen verlossing toe. Dat wil geleefd, beleefd worden, nu al. Niet omdat we die volkomen verlossing al hebben, maar omdat we zien hoe onweerstaanbaar Gods genade overvloedig wordt, op weg naar de vloedlijn van de nieuwe schepping.
Dat zien legt een bodem van blijdschap in je leven. Daar hoef je zelf echt niet bijzonder voor te zijn. Het is juist God die bijzonder is. Hij zal er iets op vinden, ook in jouw leven. Hoe je ook geblokkeerd wordt, wat je ook vasthoudt en beklemt, samen met God ga je er uit komen. Je hoeft je er echt niet toe op te werken. De levende God is er zelf voor naar je toe gekomen. Hoe het zal gaan? Wij weten het niet. Wat we weten mogen is dat we te maken hebben met God zelf, de schepper, onnavolgbaar creatief. Hij is de God die zich nog nooit heeft laten klem zetten, die altijd weer een uitweg gevonden heeft. Hoe groot het kwaad, hoe groot de ellende ook is, Hij heeft nog altijd meer gekund, meer dan overvloedig. Kijk dan maar terug, helemaal naar het begin, toen het begon met een klein golfje over vrouwenzaad en slangenzaad. En volgt de golven maar, de bijbel door, telkens weer nieuw, telkens weer verrassend, telkens weer meer. En kijk dan maar naar voren, naar die vloedlijn die God zelf voor ons getekend heeft: daar gaat het heen, naar een nieuwe schepping. Door die zee van genade mag je je laten meenemen. Meer dan overvloedig. Amen.