Loenen-Abcoude 29/03/98
de preek is incompleet bewaard gebleven
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Het komt goed uit dat we deze zondag vanmorgen eens in de lijdenstijd behandelen. In deze weken voor Goede Vrijdag en Pasen denken we bewust terug aan het lijden van onze Heer voor ons. Van alles wat wij geloven is dat toch wel de kern, de onze Here Jezus voor ons heeft willen lijden en sterven, dat Hij zijn leven heeft willen geven voor ons leven. Dat is heel teer en heel persoonlijk. Hier is geen sprake van een theorie, of van een algemene waarheid, waar je het al dan niet mee eens kunt zijn. Het gaat om iets heel anders: Iemand heeft voor ons geleden, Iemand is voor ons gestorven. Dat raakt ons helemaal, als de mensen die wij zijn.
Nu, als dat de kern is van ons christelijk geloof, dan kan het niet anders of die kern zegt alles over wat werkelijk christelijk geloven is, en wat niet. Zo'n vraag: wat is waar, wat is echt geloof?, zo'n vraag staat in de christelijke kerk onherroepelijk in het licht van het kruis. En het licht van het kruis is levend licht, beweeglijk als vuur. Soms smeult het in een warme gloed, soms slaat het uit in heldere vlammen, soms brand het gelijkmatig, soms slaat het als een bliksem in ons leven in en kan het ons verzengen: Iemand is voor mij... gestorven, en hoe...
In zulk licht wordt alles anders. Dan kan het nooit meer gaan om dat grote, vage, algemene geloof aan 'een' hogere macht, 'iets' aan gene zijde dat er voor zorgt dat alles toch weer op z'n pootjes terecht komt. Dan kan het nooit meer gaan om het geloof aan een of andere goddelijke kracht, een algemeen voorzienigheidsgeloof, een diepe 'grond in ons bestaan', of zo. Zo ziet geloven er misschien uit bij het licht van een eigen gemaakt menselijk looplampje, een soort zaklantaarn waarmee wij in het donker van het leven licht proberen te maken. Zo geloven talloze mensen om ons heen, maar christelijk geloof is dat niet en wordt het ook nooit. Christelijk geloof ontstaat pas in het licht van Christus' kruis.
In dat licht kan het ook nooit meer gaan om een levens-, een wereldbeschouwing; een mooi systeem waarin alles een plaats heeft, en waar je je rustig en veilig bij kunt voelen. Zo ziet geloven er misschien uit bij het neonlicht van de studeerkamer, maar niet bij het licht van het kruis. Wij leven helemaal niet in een wereld waar je je rustig en veilig in kunt voelen. Wie mooie theorieën verzint met antwoorden op alle vragen, die houdt zichzelf voor de gek. En wie zijn christelijk geloof daarvoor zou willen gebruiken, die komt bedrogen uit. Al bouw je een fantastische calvinistische wereldbeschouwing, vroeg of laat wordt die afgebrand door het vuur van het kruis. We mogen ons niet veilig en rustig voelen omdat alles klopt in ons systeem. We mogen ons veilig voelen omdat Iemand van ons houdt, zo veel van ons houdt, dat Hij zelfs in onze plaats wilde sterven.
Dat stempelt alles. Wie die vraag stelt: wat is waar, wat is echt christelijk geloof?, die ontdekt in het licht van Christus' kruis in ieder geval dit: Werkelijk geloven doe je met huid en haar. Dat is het moeilijke, maar het is ook het mooie. Laat dat vanmorgen het thema maar zijn: Werkelijk geloven doe je met huid en haar. Dat is het moeilijke, maar het is ook het mooie.
Eigenlijk opent zondag 7 daarmee, niet waar?, dat er op een heel eigen manier iets moeilijks aan het christelijk geloof is. Dat echt geloof iets met stellig weten en vast vertrouwen te maken heeft komt in zondag 7 pas op de tweede plaats. Op de eerste plaats staat iets heel anders: het geloof is dat wat scheiding maakt tussen mensen, omdat het verbinding legt met Jezus. Wie dat even tot zich door laat dringen stuit meteen op de diepste vragen. Waarom krijgen alle mensen eigenlijk niet het leven van God terug in Christus? Is God niet machtig, niet barmhartig genoeg om alle mensen het goede te geven? En als God wèl machtig, wèl barmhartig genoeg is, waarom nemen alle mensen zijn gave dan niet aan? Kennelijk is er iets aan de hand met christelijk geloof, iets waardoor het op diepe weerstanden stuit.
Zo is dat maar net. Maar, we moeten leren ook naar die weerstanden te kijken bij het licht van het kruis. Dat is niet vanzelfsprekend. Heel gemakkelijk kijken we ook wat dit betreft naar ons geloof niet vanuit Christus en zijn lijden voor ons, maar vanuit onszelf, vanuit onze eigen menselijke gedachten. En dan ziet alles er heel anders uit. Er is een hemelsbreed verschil tussen de belichting van het kruis en het neonlicht van menselijke analyse.
Want is dit eigenlijk niet heel oneerlijk? Spreekt het niet van een diepe goddelijke willekeur? In de catechismus van het algemeen menselijk denken zou zo'n vraag en antwoord 20 toch heel anders moeten luiden? Als het geloof dan scheiding moet maken, zou het er toch tenminste om moeten gaan, dat sommige mensen voor God kiezen en daar ook naar leven, en andere niet. Krijgen dan alle mensen door Christus het heil terug? Nee, maar alleen zij die door waar geloof voor God kiezen en veel goede daden doen. Dat valt te begrijpen. Dat past binnen onze ideeën van eerlijkheid: het goede belonen en het kwade straffen. Maar nu, zoals het er nu staat in zondag 7, kan zo'n moordenaar aan het kruis op een koopje de hemel binnen, en kunnen nette en fatsoenlijke mensen zomaar buiten staan.
Dat is een hele diepe ergernis die hoort bij het christelijk geloof: vanuit ons eigen denken van eerlijkheid en goed en kwaad heeft het iets willekeurigs. Toch is dat niet de echte, de werkelijke weerstand. Die zie je pas bij het licht van het kruis. Pas als het oplicht in je leven dat er echt Iemand voor jou geleden heeft en gestorven is, pas dan zie je wat er echt aan de hand is. Jezus sterft in onze plaats. Dat betekent: zó erg is het er dus met ons aan toe. Of wij als mensen meer of minder goed leven is een verschil dat volledig wegvalt bij dit grote verschil van leven en dood. Hoe net en fatsoenlijk je ook leeft, toch heb je ook je leven verzondigd en je eigen mensenrechten verspeeld. Heel dat humanistische gevoel van eigenwaarde, ons zelf-bewustzijn, wordt weggebrand in het vuur van het kruis. Hier gaat het maar niet om een aanvulling op ons in principe goede leven, hier gaat het maar niet om de correctie van wat fouten van onze kant, hier gaat het om een alles-of-niets dat heel ons bestaan raakt. Iemand is voor ons gestorven, heeft in onze plaats pijn geleden en de dood ondergaan. Dat raakt je met huid en haar. Dat vraagt om totale overgave of totale afwijzing.
En dát maakt nu juist scheiding tussen mensen. Het is de vraag of je je eigen leven, je eigen bestaan wilt behouden - en dan zul je het verliezen - of dat je je eigen leven wilt verliezen aan Christus - en dan zul je het vinden. Ziet u, zo, vanuit het kruis gezien, zien die weerstanden er heel anders uit. Het zijn niet meer de weerstanden van goddelijke willekeur, maar de weerstanden van menselijke eigenwijsheid, van menselijk zelf-bewustzijn en van menselijke eigendunk.
Dat is een hele diepe tegenstelling die op alle mogelijke manieren terugkomt bij werkelijk christelijk geloof. Je zou historisch kunnen zeggen: het is de tegenstelling tussen het humanisme en de reformatie. Maar je kunt het ook persoonlijker zeggen: het is de tegenstelling tussen een deel van jezelf buiten schot houden voor God, tenminste een deel van je leven in eigen hand houden, én je leven totaal, met huid en haar overgeven aan God.
Op een heel eigen manier komt diezelfde tegenstelling aan het licht in de omgang met de bijbel. Daar wil ik wat meer over zeggen, omdat bij voorbaat duidelijk is dat echt christelijk geloof alles met de bijbel te maken heeft. Waar geloof gaat op een heel eigen manier met de bijbel om, heel anders dan mensen gewoon met een boek omgaan. Ook hier maakt het alles uit bij welk licht we te werk gaan. Lezen we de bijbel bij het neonlicht van onze eigen analyses en ons eigen begrip, of lezen we de bijbel bij het vlammende licht van het kruis?
Als we de bijbel lezen bij het neutrale licht van ons eigen weten en onze eigen wetenschap, dan lezen we hem als een boek waar wij een en ander uit zouden kunnen leren. Misschien wel heel belangrijke dingen, zoals een antwoord op de vraag hoe wij in de hemel zouden kunnen komen, een antwoord op de vraag hoe wij moeten leven. Zo lazen de humanisten uit de reformatietijd de bijbel. Ze wilden betere zeden, een bruikbaar handboek voor christelijk leven. Erasmus schreef zo zijn handboekje voor de soldaat van Christus. En zo lezen nog veel mensen de bijbel: als een leesboek vol inspirerende verhalen. En als wij niet uitkijken lezen ook wij zomaar de bijbel op deze manier. Dan gaat het ons er vooral om er achter te komen hoe de dingen zitten, hoe ze gegaan zijn, en hoe wij nu ons leven moeten leiden. Dan gebruiken we de bijbel als een gegevensboek, gegevens over de schepping tegenover de evolutie, gegevens over de plaats van de overheid en onze opstelling in de samenleving, gegevens over de kerk, over de inrichting van de eredienst, gegevens over dit en over dat.
Maar als we eerlijk worden en tot bezinning komen, valt de bijbel zo eigenlijk best tegen. Je kunt je best doen om je leven in te richten aan de hand van allerlei geboden van God die je uit de bijbel leest, maar telkens weer kom je daar niet mee uit. Telkens weer moet je die geboden zelf toepassen en er een heel concrete vorm aan geven. Telkens weer duiken er dingen op in je leven waar je je bij afvraagt: wat wil God nu? En dat is maar één voorbeeld. Als gegevensboek, als leesboek, als leerboek wil het niet echt met de bijbel. Je houdt je vragen en allerlei problemen lijken alleen maar van plaats te verschuiven.
Pas bij het licht van het kruis gaat de bijbel werkelijk functioneren, werkelijk leven. Het vuur van het kruis doorgloeit de hele bijbel. Daar ging het de reformatoren om. Luther kwam niet naar de bijbel met de vraag: leer mij wat ik moet doen. Hij kwam naar de bijbel met een diepe gewetensnood, met een diep gevoel van tekortschieten, en hij wilde maar geen informatie van God over hoe de dingen in elkaar zaten, maar hij wilde de eigen stem van God horen, die stem van God die zei: Ik houd van je, zondaar of niet. En toen kregen die paar woorden over de gerechtigheid van God plotseling de klank en het volume van een donderslag. Als een steekvlam trof het evangelie van het kruis hem. En sinds die tijd las hij de bijbel anders. En hij heeft geprobeerd dat aan ons allemaal te leren.
In ieder geval de schrijvers van de catechismus hèbben dat van hem geleerd. Waar geloof noemen zij niet een stellig weten dat alles wat in de bijbel staat waar is. Dat zal allemaal best, maar daar gaat het hen niet om. Het gaat hen om de levende stem van God zelf, die ons er in aanspreekt op onszelf. Wat God in de bijbel openbaart, dat moeten we voor betrouwbaar houden. Dat heeft die heel persoonlijke lading van het kruis. Je moet het voor betrouwbaar houden dat jij zelf je leven moet verliezen om het te winnen. Je moet het voor betrouwbaar houden dat jij zelf, ondanks heel je verzondigd leven, het kunt vinden bij de Here Jezus.
Dan lees je de bijbel op een nieuwe manier. Niet maar om er achter te komen hoe de dingen gingen of hoe ze moeten gaan. In de geschiedenis van Abraham sta je nu voor de vragen van je eigen geloof. In de geschiedenis van David ontmoet je je eigen zonden en tekorten. In de geschiedenis van Israël ontdek je je eigen eigenwijsheid en verharding. De wet is niet maar alleen wegwijzer voor je leven, maar veel eerder nog de blikopener voor je ziel, die je diepste drijfveren blootlegt.
Dat raakt ons met huid en haar. Het blijkt in alles te gaan om dingen die God ons, heel persoonlijk, belooft. Dát moet een christen geloven. Wie de bijbel van kaft tot kaft gelooft, die is nog maar halverwege. De kans is aanwezig dat-ie er uiteindelijk nog niets van begrepen heeft. Petrus geloofde ook de bijbel van kaft tot kaft hoor. Maar toen het er op aankwam mocht God het verhoeden dat de Here Jezus zou lijden en sterven voor hem. Zo kunnen ook wij geloven van kaft tot kaft, maar toch niet bereid zijn om onszelf met huid en haar aan Jezus over te geven. Dan is het allemaal niks waard en levert het ons ook niks op.
Het is het vuur van het kruis dat zindert door de bijbel. Pas bij dat licht zien we wat werkelijk geloven is. Overgave met huid en haar aan deze Jezus, die voor ons geleden heeft en gestorven is. Maar dan gaat alles ook open.
Allerlei vragen blijven.
De diepste vragen blijven juist: goed en kwaad.
Geborgen bij Christus, die voor ons is geboren, geleden, gekruisigd, opgestaan, opgevaren, wederkomt.
Alles omvattend, met huid en haar.
De preek is incompleet bewaard gebleven