Heidelbergse Catechismus, zondag 8

Orde van dienst (Middelburg morgendienst)
Psalm 96,1
Psalm 96,2
lezen Johannes 17:20-26
Gezang 28
zondag 8
Gezang 29,1
avondmaalsviering
Gezang 4
Gezang 29,2
Gezang 29,3
Gezang 41

Loenen-Abcoude 07/11/93
Weesp-Nigtevecht 07/11/93
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Zo heeft God zich in zijn Woord geopenbaard: drie onderscheiden Personen, Vader, Zoon en Geest, die onderscheiden dingen doen, schepping, verlossing en heiliging, ze zijn samen de ene, ware en eeuwige God. Driemaal anders ontmoeten we onze God in de bijbel, en toch is Hij driemaal anders dezelfde. We leven in de schepping van God de Vader, de almachtige, die ons voorziet van alles wat wij nodig hebben. Wij staan in het evangelie oog in oog met Christus, gekomen om voor ons zijn leven te leiden, en Hij is God zelf, nog een keer God. We horen de verbazing meeklinken in de belijdenis van Thomas voor de opgestane Christus - en het is onze eigen verbazing! - Mijn Heer en mijn God! Hij is het zelf! En we merken de kracht van dat evangelie, hoe het ons persoonlijk raakt, hoe we gezocht en gevonden zijn, en we herkennen de Geest van Pinksteren daarin: nog een keer God, Hij is God zelf. Driemaal anders dezelfde. De God vol leven en gemeenschap.

Het is het grote, overrijke geheim van het christelijk geloof, dat wij maar niet omgaan met een eenvormige God, opgesloten in een eenzame eeuwigheid, maar met de levende en veelkleurige God, die leeft en beweegt in gemeenschap van liefde van eeuwigheid tot eeuwigheid. Dat is het volstrekt eigene van de God in wie wij geloven, dat Hij zich zó laat kennen in de bijbel: driemaal anders dezelfde. Daarom is het een belediging voor God als we over het christendom spreken als één van de drie monotheïstische godsdiensten, samen met jodendom en islam. Wij dienen de éne ware God die wij hebben leren kennen in drie Personen, samen de ene, ware en eeuwige God. Daar wordt God door getypeerd, zo is Hij, dat is wat je zou kunnen noemen zijn wezen. Gods wezen is levende gemeenschap in liefde van deze drie Personen.


Zondag 8 lijkt misschien op het eerste gezicht weinig met het avondmaal te maken te hebben dat wij zometeen zullen vieren. Misschien hebt u wel gedacht: kan-ie die catechismus nou zelfs niet één weekje laten rusten? Maar ik hoop dat de Schriftlezing van Johannes 17 u dan al op een paar andere gedachten heeft gebracht. Twee van de andere gedachten waarop Johannes 17 mij heeft gebracht wil ik u graag meegeven ter overdenking voor de viering van het avondmaal en voor ons leven met deze onze God.


In de eerste plaats bidt Christus voor ons, in vers 21, dat wij niet maar allen één mogen zijn, maar ook dat wij in de Vader en in zijn Zoon Jezus Christus mogen zijn. Ik zei net: Gods wezen is levende gemeenschap in liefde van deze drie Personen. Maar juist als we zo onze Heiland horen bidden beseffen we dat we dan toch nog te weinig gezegd hebben. Want die gemeenschap die God is is niet de gesloten gemeenschap van een in zichzelf gekeerde God, die hoog boven de wereld en ver weg van ons dagelijks leven zich over zichzelf verheugd in zijn eigen hemel. We zijn juist daarom zo gelukkig met onze God omdat Hij een gevende God is, die zich levendig bemoeit met ons eigen dagelijks leven, die in de Zoon, Jezus Christus, dat dagelijks leven van ons is binnengegaan en voor ons heeft geleid. De gemeenschap die God is is een open gemeenschap, waarvan de liefde ook tot anderen uitgaat en hen binnenhaalt. Gods wezen is niet alleen levende, maar ook gevende gemeenschap in liefde van deze drie Personen. Juist als drieënige God is onze God een open, ons opzoekende God. Wij, weglopers van de Vader worden opgezocht in ons eigen mensenleven door de Zoon, en alles wat Hij voor ons gedaan en geleden heeft, het wordt in ons eigen persoonlijke leven gebracht door de Geest, die ons ieder persoonlijk verbindt aan Christus, en via Hem aan de Vader. In woord en water, brood en wijn, mogen we het persoonlijk horen, proeven, voelen en zien: God heeft ons liefgehad, zoals Hij zichzelf heeft liefgehad. Neem, eet, gedenk en geloof, dat wij in de Vader en in zijn Zoon Jezus Christus zijn. Gods eigen wezen: gevende gemeenschap in liefde van deze drie Personen.


In de tweede plaats bidt Christus in de verzen 21 en 22 voor ons, dat wij onderling één zullen zijn, zoals de Vader in de Zoon en de Zoon in de Vader is. God drieënig heeft ons opgezocht en ons door zijn Geest in Christus aan zijn hart gesloten. Dat is de bron van heel ons leven: Christus in ons. Door Hem worden we binnengehaald in de gemeenschap in liefde die onze God is. Dat is blijkbaar volstrekt vormend voor de manier waarop wij elkaar mogen zien en moeten benaderen. Gods eigen wezen is ook vormende gemeenschap in liefde van Vader, Zoon en Geest. Zo treffen wij elkaar aan de avondmaalstafel: als mensen die dankzij God drieënig samen mogen leven als gemeenschap in liefde. We drinken uit één beker en eten van één brood, allemaal verschillende mensen, samen tot gemeenschap gevormd naar het beeld van God drieënig. Neem, eet, gedenk en geloof, dat wij in Christus één zijn. En wat daar nog aan ontbreekt, werk er aan, in het besef dat Christus voor ons gebeden heeft, dat wij allen één zouden zijn, zoals de Vader in de Zoon en de Zoon in de Vader. Gods eigen wezen: vormende gemeenschap in liefde van deze drie Personen.


Want wij geloven allen in één God, die zich in zijn Woord geopenbaard heeft als Vader, Zoon en Geest. Deze drie onderscheiden Personen zijn de ene, ware en eeuwige God: levende, gevende, vormende gemeenschap in liefde van Vader, Zoon en Geest, open en overvloeiende in liefde voor ons en voor allen die in Hem geloven, van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.


<<<