Heidelbergse Catechismus, zondag 8

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 113,1.2
Psalm 118,1.10
lezen Johannes 17
Gezang 6,2
Zondag 8
Gezang 35,3
Liedboek gezang 96

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 118,1.10
lezen Johannes 17
zondag 8
Gezang 6,2
Gezang 35,3
Gezang 35,2
Liedboek gezang 95

Loenen-Abcoude 10/10/99
Mijdrecht 03/09/00
Oegstgeest 11/02/00

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Deze drie onderscheiden Personen, God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, zijn de ene, ware en eeuwige God. Het staat er zo maar. Het staat in een belijdenis, dus het zal wel waar zijn. Het is ook al heel oud, om zo over God te praten, misschien wel achttienhonderd jaar. Alle christenen doen het, en dus doen wij het ook. Maar zou het ook maar één moment verschil uitmaken voor u, voor jou, als het nu eens allemaal onzin bleek, een grote vergissing van de kerk? Zou u er wakker van liggen, als het grote eerbiedwaardige trinitarische dogma van de kerk niet meer bleek te zijn dan een variant op het bekende gedichtje:


Ik zit mij achter vensterglas

onnoemelijk te vervelen.

Ik wou dat ik twee hondjes was,

dan konden we samen spelen.


Wat zou er voor u, voor jou, veranderen als de Joden, en de Jehova's Getuigen, en de Unitariërs, en de Moslims en al die anderen gelijk hadden op dit punt? Als ik zo eens rond kijk en luister in de kerk, rondkijk naar ons leven, luister naar ons bidden, naar ons onderling gesprek, dan denk ik wel eens: er zou helemaal niets veranderen.

'God' is nu voor ons toch ook gewoon 'God de Vader'? Een soort helemaal uitvergrote, machtige, rechtvaardige, oude en wijze koning. Jezus is zijn Zoon, de vriendelijke prins, die er voor zorgt dat de koning niet boos meer op ons is. En verder zal het wel net zo zijn als bij ons: als onze vader een mens is, zijn wij het ook. Dus als Jezus' Vader God is, dan is Hij het ook. Maar toch minder. Een prins is maar een prins. De echte koning is God de Vader. En die is heel machtig en ongrijpbaar en heeft allerlei mogelijkheden om ons en de wereld te beïnvloeden. Er gaat een soort kracht van Hem uit, dat is de Heilige Geest. Maar Hij is zo ongrijpbaar als de wind. Vast goddelijk, maar zo vreemd dat het niet helemaal echt voor ons wordt. De echte God is en blijft God de Vader.

Als we bidden, zeggen we: onze Vader, die in de hemel is. In ons leven vragen we ons af: wat heeft God geboden? wat zijn de wetten van de grote Koning? wat wil God dat ik doe? En die God is natuurlijk God de Vader, Hij is de éne, ware en eeuwige God. Verder denken we er maar niet teveel over na. We hóren die ene vreemde zin in de geloofsbelijdenis van Nicea niet eens, in ieder geval denken we er niet aan om ze in praktijk te brengen: de Heilige Geest samen met de Vader en de Zoon aanbidden en verheerlijken.


Hoe zou dat toch komen? Aan de ene kant staan we hier voor het grote oude dogma van de kerk. Alle christenen zeggen in theorie: ja, dat is vreselijk belangrijk. Als je dit niet gelooft kun je niet zalig worden. Dan heb je een heel andere god, een afgod. Aan de andere kant speelt die hele grote belangrijke waarheid in de praktijk nauwelijks een rol in ons leven. Wat zit daar achter?


Ja, dat weet ik natuurlijk ook niet. Je kunt iets vermoeden: de onbegrijpelijkheid, de karikatuur die er vaak van gemaakt wordt, de ruzie die er om gemaakt is. Maar eigenlijk vermoed ik nog iets heel anders. Soms denk ik wel eens dat wij gewoon liever niet hebben dat God te dichtbij komt. God de Vader, hoog in de hemel, als de ene, ware en eeuwige God, dat is nog wel zo veilig ook. God is in de hemel, maar wij, wij zijn op aarde. En hier gaan wij graag onze eigen gang. En dát wordt nu juist nogal moeilijk, als niet maar God de Vader, daar ver weg, de ene, ware en eeuwige God is, maar als God de Vader en God de Zoon en God de Heilige Geest samen de ene, ware en eeuwige God zijn. Dan is God plotseling ook die arm om je schouder, die arm met die pols met dat litteken, en die stem die zegt, van vlakbij: kom maar, ik weet dat het niet goed met je gaat, je bent welkom bij ons. Dan is God plotseling ook die stem in jezelf, die zegt: kom maar, je bent welkom bij ons. Ja, en zeg dan nog eens: laat me met rust.

Laten we vanmorgen God eens dichtbij laten komen, dicht bij ons hart. We mogen Hem ontmoeten als Vader, Zoon en Geest, samen de ene, ware en eeuwige God, en Hem ons horen toeroepen: jullie zijn welkom bij God, dat was altijd al zo, dat blijft toch zo, dat blijft altijd zo.


Je bent welkom bij ons. Dat zei ik expres zo, daarnet. Want dat hoort helemaal bij God als de drieënige. Wat daarmee bedoeld wordt staat heel precies in zondag 8: deze drie onderscheiden Personen zijn (samen) de ene, ware en eeuwige God. 'God' dat is niet de Vader. En 'God' dat is ook niet iets wat Vader, Zoon en Geest gemeenschappelijk hebben, een soortbegrip, zoals 'mens' wijst op wat wij gemeenschappelijk hebben, terwijl wij toch heel verschillende mensen blijven. Nee, 'God' dat is de levende gemeenschap in liefde van Vader, Zoon en Geest.

Zo hebben mensen God ontmoet. Er wordt over verteld in de bijbel. 'Mijn Heer en mijn God' -- 'U bent het zelf!' En het bleek, dat de Vader naar zijn Zoon verwees, en de Zoon naar zijn Vader, en dat de Geest de Zoon leidde en dat de Zoon zijn Geest uitzond, en dat de Vader de Geest uitstortte en dat de Geest de Vader bekend maakte bij de mensen. Ze treden als één God op, blijken alles gemeenschappelijk te hebben, samen te zijn, te werken en te delen. En in die ontmoeting is de mensen duidelijk gemaakt: wij zijn welkom bij God. Hij is geen gesloten gemeenschap van leven en liefde, maar een open gemeenschap, waarin plaats is voor anderen.

En daar gaat het God ook om, dat Hij zijn leven delen wil, ook met de mensen. Dat mensen welkom zijn bij Hem. Daar ging het Hem altijd al om. Dat is volstrekt typerend voor de God van de bijbel, dat Hij al in het paradijs zijn levensboom delen wil, in eerste instantie vrij toegankelijk maakt voor de mensen. Nee, God had dat niet nodig. Hij was niet eenzaam. Hij wil uit eigen vrije wil met ons omgaan in een echt volwaardige relatie. En als je terugkijkt vanuit het geheel van de bijbel zie je God zelf, Vader, Zoon en Geest, samen bezig om alles mooi en goed te maken. Omdat hier vooral de Vader op de voorgrond treedt wordt de schepping meestal aan Hem toegeschreven, maar het is een gezamenlijk project.

En het doelt op ons. God drieënig is de God bij wie wij welkom zijn, en altijd al waren. Het gaat om onze schepping, zegt Zondag 8. Een alleen maar hoge en verheven God verbinden we met de schepping. Maar hier gaat het om de God die ook dichtbij is, heel dichtbij. Hier gaat het over een God die Adam en Eva eigenhandig boetseert, die ook ons heeft gebouwd, daar waar geen mens het ooit aanschouwt, en over een God die ons zijn Geest als levensadem inblaast. Samen is Hij God, samen wil Hij ons. We zijn welkom bij Hem, altijd al.


En dat blijft toch zo. Ook al zijn wij van God weg gelopen, en keren we ons nog steeds van Hem af, in Jezus komt God zelf ons opzoeken, terug roepen, verzoenen en opnieuw welkom heten bij God. Omdat bij dit grote werk van de verlossing vooral de Zoon op de voorgrond treedt, wordt het meestal aan Hem toegeschreven, maar ook dit is een gezamenlijk project. Hij is gezonden door de Vader, gedragen door de Geest. En Hij komt niet maar wat fouten aan ons repareren, zodat wij weer goed functioneren kunnen, nee, Hij komt ons opnieuw in Gods gemeenschap binnen nodigen.

Als er iets is wat ons uit Jezus' gebed in Johannes 17 duidelijk kan worden dan is het dat, dat Hij gekomen is om ons op te halen en mee te nemen Gods gemeenschap binnen. Nergens blijkt dat verder, geloof ik, duidelijker, dan in het gebed dat Hij ons leerde. We zijn de gevoeligheid daarvoor helaas verloren, en nemen het Onze Vader als een vanzelfsprekendheid. Maar vóór de Here Jezus werd zo niet gebeden. En Jezus zelf bad zo ook niet. Hij zegt: Vader, heilige Vader, mijn Vader. Hij spreekt als de eniggeboren Zoon, God uit God, Licht uit Licht: mijn Vader. Als zijn leerlingen Hem dan vragen: Heer, leer ons bidden, zegt Jezus als het ware: goed, kom maar hier bij Mij staan, naast Mij, en Hij doet zijn armen om hen heen, en zegt het hen (en ons) voor: onze Vader die in de hemel woont. Dat gebed wordt niet afgesloten met een 'om Jezus' wil'. Dat hoeft ook niet. Dat zit al opgesloten in het 'onze Vader'. Dit gebed spreekt vanuit de gemeenschap die God zelf is. Het gaat er van uit dat wij één zijn met Jezus, de Zoon, en nu ook helemaal één willen zijn met zijn Vader: uw Naam, uw wil, uw koninkrijk.

Daar zit heel dat eindeloze wonder in opgesloten dat wij toch welkom blijven bij God. Wij, mensen die onze eigen gang gaan en onszelf handhaven, wij worden door God zelf opgehaald en welkom geheten in zijn gemeenschap. Dat zou voor altijd ongelooflijk zijn als het niet God zelf was die ons op kwam halen. Hij wil contact met ons, een echte, volwassen relatie van vertrouwen en overgave. Hij verzoent ons kwaad en neemt ons daarin serieus. Hij bouwt van de grond af alles opnieuw op en neemt ons daarin mee.


En Hij houdt ons daarin vast. Want wij blijven voor altijd welkom bij God. En dat ligt niet aan ons. Zodra er hier iets aan ons gaat liggen verliezen we alle houvast. Zelfs Gods nabijheid in Jezus Christus blijkt vaak genoeg nog ruimte te laten om Hem van ons af te schudden. We bidden met Hem mee: Onze Vader, maar richten ons op onze eigen naam, onze eigen wil en ons eigen koninkrijkje. Vertrouwen dat we welkom blijven bij God rust in het wonder van die derde stem in ons leven, de stem van de Geest van God zelf, die in ons roept: Vader! uw Naam, uw Wil, uw Koninkrijk. In Hem ontmoeten wij het diepste van God, wat in Gods hart leeft, wat Hem bezielt en drijft: goedheid, medelijden, eerlijkheid, rechtvaardigheid, liefde in één woord, en Hij wil er ook ons mee bezielen en drijven, ons metterdaad opnemen in de gemeenschap die Hij is.


Broeders en zusters, laten we eens teruggaan naar die vraag van het begin: wat zou er veranderen voor u, voor jou, als dit allemaal nu eens niet waar was, als de levende God toch alleen maar de éne eenvormige machtige God was? Als er niets zou veranderen, als dit allemaal niets betékent in uw leven, dan moet er, denk ik, nog heel wat veranderen. Dan kènt u God nog niet.

En ik denk inderdaad dat wij samen hier nog heel veel te leren hebben. Want déze God, samen de ene, ware en eeuwige God, gaat het altijd om gemeenschap, open gemeenschap van God en mensen. Iedere afgod die alleen maar één is, interesseert gemeenschap niets. Kijk maar naar Jodendom, Islam, Jehova's Getuigen, enzovoort. Daar gaat het tenslotte alleen maar om functioneren, om geboden. En voor de goed functionerende mensen verschijnt een hemel waar het ook niet gaat om gemeenschap, maar om genieten. Vaak genoeg lijkt het meer een duur bordeel, à la het oude Walhalla. En wat zit ook ons dat in het bloed. Gemeenschap, ons leven werkelijk delen, met God en met elkaar, dat bevalt ons maar matig. Wij willen zelf verwend worden. Nog steeds dringt maar matig tot ons door hoe eenzaam je daar van wordt en hoe vervelend het is. Soms denk ik wel eens: het zou me niet verbazen als God nog eens iedereen zijn eigen gewenste hemel geven zal. En kijk, waar Hij niet is, en waar zijn gemeenschap niet alles bepaalt, daar zal het de hel blijken.


De ware God is anders, wil iets anders. Hij wil ons laten delen in zijn gemeenschap. Hij heet ons welkom bij zichzelf. Altijd al, toch nog, voor altijd. Alles wat we daarvan leren, nu al leren, en nu al in praktijk brengen in echt contact met God en met elkaar, dat zal een begin blijken van het eeuwige leven. Laten we het maar bedenken: we mogen het oefenen, iedere keer als we zo bidden, naast Jezus, de Zoon: onze Vader in de hemel, uw Naam, uw Wil, uw Koninkrijk; en we mogen het horen, in onszelf: Abba, Vader. En het woord van de Here Jezus zal in ons eigen leven in vervulling gaan: De glorie die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven, opdat ze één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en U in Mij. Amen.


<<<