Heidelbergse Catechismus, zondag 9

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 9,1.7.8
Psalm 119,34.35
lezen Jesaja 40
Liedboek gezang 103
zondag 9
Psalm 145,3.4
Psalm 125

Loenen-Abcoude 17/10/99

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vorige week ging het er over, dat niet God de Vader de ene, ware en eeuwige God is, maar dat Vader, Zoon en Geest samen die ene, ware en eeuwige God zijn. En het ging er om dat deze lévende God ons welkom heet in zijn gemeenschap. Wie haar of zijn leven toevertrouwt aan deze God, mag samen met Jezus, de Zoon, delen in het eeuwig goddelijk leven in liefde. Als Hij ons leert bidden, leert Hij ons tegen zijn Vader onze Vader te zeggen. Als Hij ons zijn Geest geeft, leert die Geest ons van harte en van binnen uit Vader te zeggen tegen Jezus' Vader. We worden welkom geheten en binnen geroepen in de gemeenschap die de ene, ware en eeuwige God samen is.

Het is opvallend dat de catechismus precies op een zelfde manier verder gaat met zondag 9. Het gaat maar niet over 'God' in het algemeen, het gaat niet over God 'de' Vader, die de Vader van alle schepselen kan heten omdat Hij alles gemaakt heeft, het gaat niet over een of andere ene, ware en eeuwige God de Vader, maar heel speciaal over die éne Vader, de eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus. Net zo goed als de Here Jezus ons leert bidden van binnen uit de goddelijk gemeenschap, zo leert de catechismus ons hier geloven van binnen uit Gods drieënig leven.

Net zo goed als ik het vorige week bij dat bidden kon uitbeelden in die figuur dat, als de Here Jezus ons leert bidden, Hij als het ware de arm om ons heen slaat, ons meeneemt naar zijn Vader, en dan leert zeggen: onze Vader, zo doet de catechismus hier ook: hij leert ons aan Jezus' hand mee te gaan naar zijn Vader en dan eerbiedig te belijden: mijn God en mijn Vader, ik vertrouw mijn leven aan U toe. 'Niemand komt tot de Vader dan door Mij.' Die woorden van de Here Jezus uit Johannes 14:6 hebben deze zondag gevormd, ook al wordt het vers er niet eens onder genoemd.

Dit is kennelijk de weg waarop wij werkelijk de Schepper van hemel en aarde ontmoeten kunnen, de lévende God en niet een beeld van Hem. We moesten er vanmorgen maar even verder over nadenken: In Jezus' naam zijn wij welkom bij God de Schepper -- wat een wonder, -- wat een troost, -- wat een leven.


Wat een wonder. Daar moeten we vooral mee beginnen. Want ik weet natuurlijk niet hoe het bij u zit, maar over het algemeen zie ik er nogal tegen op om mensen onder ogen te komen van wie ik iets kapot gemaakt heb. Had je een fiets geleend, niet goed uitgekeken, en verdraaid, hoe moest je nu die fiets weer teruggeven, met een slag in het wiel en wie weet ook een slag in het frame? Als jij een ander echt verdriet hebt gedaan, door je ruzies en je gezeur, dan ís het niet makkelijk en vanzelfsprekend om langs te gaan. 'Foutje, bedankt' -- zeg je dan niet.

Toch staan we wel zo maar met zo'n makkelijke en vanzelfsprekende houding op de stoep bij God: 'Heer, U bent machtig en sterk, U hebt alles gemaakt, zorgt U ook voor ons. Geef ons ons dagelijks brood, en het beleg er op, en ook een auto om boodschappen te doen en een goed pensioen voor later, waardevast, ook voor in de hemel. Om-jezus-wil-amen.' Adam en Eva verstopten zich tenminste nog voor God, toen Hij wandelde in de tuin, in de avondkoelte. Wij hebben daar, voor we het weten, helemaal geen last meer van. We zijn gewend tussen de puinhopen te leven, als er weer wat instort zeggen we: o ja, sorry, vergeef ons, foutje. En verder verwachten we van God dat Hij ons uitnemend verzorgt (recht op zorg, toch?). Daar vertrouwen we op, want Hij is toch onze Vader? En Hij schijnt nogal wat te kunnen ook.

Het lijkt me verstandig ons door die goeie ouwe catechismus er aan te laten herinneren dat een en ander zo vanzelfsprekend niet is. In de persoon van Jezus Christus, onze Heer, moet God zelf ons binnen halen en welkom heten, vóór we werkelijk recht en reden hebben om te zeggen: 'ik geloof in God de Vader, de almachtige, de Schepper'. Hoe zouden wij het anders durven zeggen: wij horen bij Hem, Hij is onze Vader en wij zijn zijn Kinderen? Wij, in onze wereld en met ons leven? We hebben het wel over de God die de oceanen hand voor hand vol geschept heeft en de stof voor de hemelkoepel tussen duim en pink afgemeten heeft. De bergen, waar wij voor stil vallen, pasten in zijn maatbeker. Denk je even in hoe een insect zich verhoudt tot jou, vergroot dat nog een flink aantal keren, en er begint iets te komen van onze verhouding tot God.

En als dat nu nog alles was. We hebben het wel over de God die alles prachtig heeft gemaakt. Die het refrein laat zingen: en God zag hoe goed het was. We hebben het over de God die Adam en Eva boetseerde, zijn tuin plantte, en zie, het was allemaal zeer goed. Kijk dan eens even rond in de wereld, in je eigen leven. Eerlijk. Die mooie wereld is kapot, is een ruïne, waaraan je nog kunt zien hoe mooi het eens geweest moet zijn. En je eigen leven, natuurlijk er is allerlei moois in, maar ook schade, beschadiging, littekens en wonden. En gelukkig is er goeds in, dankzij Gods genade, maar ook allerlei kwaad. En wij zouden, als zulke mensen, levend in zo'n wereld, vrolijk de God onder ogen komen die alles goed gemaakt heeft, en zeggen: ja, bij U horen wij, ja, we zien het: we hebben wel wat van U, U moet onze Vader zijn? Wie zo binnenloopt bij God, ontmoet alleen maar die cherub met zijn blikkerend zwaard.

Nee, zelf, op onszelf hebben we bij de God die ons heeft gemaakt niets te zoeken. We vinden bij Hem de dood. Hij verteert ons in zijn grootheid, zijn heiligheid. Tegenover Hem vóelen we ons niet alleen mislukt, maar zíjn we het ook: dodelijk mislukt. Ik kan me ergens nog voorstellen ook dat mensen de meest dwaze en onvoorstelbare theorieën over oer-vuurwerk en evolutie verzinnen om deze God uit de buurt te blijven. Alleen, werkelijk alleen als Jezus zelf ons meeneemt naar zijn Vader, en als Hij ook nog heel dicht bij ons in de buurt blijft, kunnen wij de moed verzamelen om te zeggen: 'ik geloof in God de Vader, de almachtige, de Schepper.' Alleen als Hij ons introduceert, en ons leert spreken: 'Kijk maar: mijn Vader. Zeggen jullie ook maar: onze Vader', alleen dan betekent het iets. Dan betekent het een wonder, en ook een eindeloze troost.


Want dan alleen kunnen we met ons geloof in God de Vader, de almachtige, de Schepper, midden in dit leven staan, eerlijk, zonder de ogen dicht te doen voor wat eng en griezelig is, en zonder te vluchten in mythes en sprookjes. Want het is een sprookje te denken dat de schepping goed is, en de natuur wel in orde. En het is een mythe, een kracht van dwaling, te denken dat het dus eigenlijk goed met mensen zou moeten kunnen gaan, te denken dat als wij maar wat beter met elkaar omgingen het allemaal zou moeten lukken op aarde. Wij leven niet in een goede schepping en er staan meer hoofdstukken dan Genesis 1 in de bijbel.

Natuurlijk, de natuur is prachtig. Het is heerlijk om te genieten van prachtige herfstdagen als de afgelopen week. Kijk eens goed naar je lichaam, hoe mooi het in elkaar zit. Geef je ogen de kost: mensen, dieren, planten, hele ecosystemen, de indrukwekkende samenhang van het heelal. Alles roept het uit: hier is over nagedacht. -- Maar de natuur is ook ontzettend, vernietigend, wreed, meedogenloos. De natuur haar gang laten gaan, dat kunnen alleen naïeve mensen adviseren. En mensen die niet uit de bijbel al begrepen hebben dat het dan uiteindelijk woestijn wordt, woestenij, in wat voor vorm dan ook. Er is ook een vloek over de aarde, een vloek van de Maker zelf.

Ná Genesis 1 spreekt de bijbel over de schepping niet als dat wat blijft, maar als het vergankelijke, dat wat vergaat, wat bezig is de vergaan en te verslijten, te verdwijnen. Dat grote total loss van de kosmos gaat niet spontaan voorbij als wij maar vroom denken aan de goede God die het allemaal gemaakt heeft. Want het is niet meer zoals Hij het gemaakt heeft.

En juist daarom hebben we de troost van het geloof in de Schepper zo nodig. Wie anders dan Hij kàn zeggen: 'Ga mijn volk troosten, spreek het moed in: Ik kom er aan.'? Hoe zouden wij anders ook maar iets kunnen zeggen op die ondergangsstemming die diep in onze cultuur verborgen zit? Wat anders zit er achter heel veel uitbundig gefeest en verkwistende luxe, dan een besef dat de wereld volgens doem-scenario draait? Diep in onze westerse cultuur wroet de angst, dat het zo niet veel langer goed kan gaan. En het raakt ook ons: wie van ons rekent er nu, diep in z'n hart, nog op, dat onze kinderen en kleinkinderen nóg in vrede en betrekkelijke voorspoed zullen kunnen leven?

En misschien hoeven we dáár inderdaad niet op te rekenen. We leven tenslotte in een wereld mèt verdrukking en benauwdheid, mèt vervolging en honger, mèt naaktheid en gevaar, en de dood. Waarom zou dat ons voorbij gaan? Er bestaat geen algemene voorzienigheid die er voor zorgt dat alles op zijn pootjes terecht komt. Alleen de levende God bestaat hier, en Hij is gekomen, zoals Hij gezegd heeft, midden in dat leven van ons, in de Persoon van Jezus Christus, onze Heer. En Hij heeft zijn arm om ons heen geslagen en ons mee genomen naar zijn Vader. Kijk maar goed, zegt Hij, kijk maar hoe machtig en levend Hij is. Hij wordt niet moe, Hij raakt niet uitgeput. Er is geen eind aan zijn energie. En Hij werkt altijd aan jullie verlossing, net als Ik. Kom maar, zeg Me maar na: mijn Vader, onze Vader die in de hemel woont.


Broeders en zusters, Wie ontmoeten we dan? Ontmoeten we dan alleen maar de Schepper, de machtige van eens? Ontmoeten we dan een God die alleen maar eens wijs en machtig was, die nagedacht heeft over alles, en die nu de boel eens uit zijn hemel bekijkt? Ontmoeten we dan een zorgzaam type, die er garant voor staat dat alles blijft zoals het is? Juist als we zien hoe we alleen in Jezus' naam en aan zijn hand welkom zijn bij de Schepper, kunnen we ook leren beseffen dat we hier werkelijk de lévende God ontmoeten, de God die bezig is, die beraadslaagt, die overlegt, en die zijn besluiten uitvoert. De God die altijd werkt. Wie met Jezus bij zijn Vader komt ontdekt vanzelf dat de Schepper al lang de Herschepper geworden is. En wat een leven ontmoeten we dan, een leven dat werkt en doelgericht is.

Ja, we ontmoeten de God die eens overlegd heeft met zichzelf: hoe gaan we dat doen, die mens scheppen? Ja, hij moet iets van Ons hebben: verantwoordelijkheid, liefde, gemeenschap. Maar we ontmoeten ook de God die zijn Zoon gestuurd heeft om mens te worden en eerstgeborene van de hele schepping te zijn, en dat betekent ook: vertegenwoordiger van ons allen. De oudste is in de bijbel steeds het hoofd, de vertegenwoordiger, degene die de anderen meenemen kan. Ja, we ontmoeten de God die eens zijn Geest liet uitgaan over de ongevormde aarde, en nog telkens weer zijn Geest uitzendt en alles herleeft weer. Maar we ontmoeten ook de God die de Geest van zijn Zoon uitzendt in onze harten, door wie wij zelf 'Vader' gaan zeggen tegen Hem. We ontmoeten de God die eens heeft gezegd: 'kijk eens hoe goed het is', en een dag lang feest heeft gevierd. Maar het is dezelfde God die ook gezegd heeft: 'kijk, Ik maak alle dingen nieuw.'

En die ontmoeting wil heel ons verdere leven stempelen. Wij vertrouwen niet op een God die alles zal laten zoals het is, en dáárom ons alles geeft wat we voor lichaam en ziel nodig hebben. Nee, we leren bidden: onze Vader, uw naam, uw wil, uw koninkrijk. We vertrouwen niet op een God die ervoor zorgen zal dat alles weer goed komt, en dáárom kwaad voor ons doet meewerken ten goede. Dat betékent niet: hoe slecht je het nu ook hebt, alles zal hier toch weer goed komen, eens zul je je hier weer goed voelen. Misschien ga je wel dood aan je ziekte, kom je niet meer uit je depressie, en krijg je nooit meer passend werk hier. Van heel veel zien we hier de zin nooit en blijkt het effect pas later, als Gods naam volmaakt geheiligd wordt en zijn wil gebeurt in zijn koninkrijk.

Wij vertrouwen op de Vader van onze Heer, Jezus Christus, de lévende God, de werkende God, de God onderweg. En juist wie ziet hoe wij bij Hem binnen komen, geïntroduceerd door zijn eigen Zoon: kom maar, zeg maar: mijn Vader, onze Vader, die ziet ook in wat voor gemeenschap van onvergankelijk leven hij hier binnengeleid wordt: wie zal ons scheiden van de liefde van God die is in Christus Jezus, onze Heer? Dat is dezelfde liefde als die tussen Vader en Zoon, eeuwig en sterker dan de dood.

Daarom begint en eindigt Jesaja 40 juist zo: het begint met troost, niet met romantische verhaaltjes over goedheid en pracht, en over hoe mooi het allemaal is. En het eindigt met hoop en moed, midden in dit leven. Ook vandaag vieren we weer het nieuwe leven van Jezus, de Zoon, Gods liefde, sterker dan de dood. In die gemeenschap vinden we steeds weer nieuwe kracht. Amen.


<<<