Heidelbergse Catechismus, zondag 9

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Psalm 118,1.5
lezen Psalm 33
Psalm 33,4.5.8
Zondag 9
Gezang 4
Liedboek gezang 30,1.5.6.7

Loenen-Abcoude 21/10/01
Nieuwegein 23/06/02

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Twee weken terug ging het over mank gaan, bij zondag 8. Vanmiddag moeten we het over littekens hebben, bij zondag 9. Want vijf dichtgegroeide, genezen wonden vormen de basis van ons geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. En ze vormen de enige basis. Niemand kan zeggen: Ik geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, dan door Jezus Christus, zijn Zoon, onze Heer. En zeker niemand kan het volhouden te zeggen: Ik geloof in God de Vader, dan wie leeft uit het lijden van de Zoon. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij. Ons geloof in God de Vader draagt voor altijd de stigmata van de Zoon.


Waarom? Waarom kunnen we niet 'gewoon' geloven in God de Schepper? Waarom lukt het christenen niet om mee te doen in dat grote algemene voorzienigheidsgeloof, zo van: er is iets tussen hemel en aarde en dat iets zorgt voor ons? Uiteindelijk denk ik, omdat je, als je als christen rondkijkt in de wereld en in je leven, altijd op de een of andere manier het geluid kunt horen van een hamer die spijkers inslaat in hout. Als je kijkt naar de regelmatige gang van de seizoenen, het dag in dag uit doorgaan van leven en levensvernieuwing op aarde, dan kun je als christen je oren niet sluiten voor het geluid van de hamer van Noach die spijkers inslaat in zijn ark. Als je kijkt naar het prachtige èn naar het huiveringwekkende van het leven op aarde, dan mag je als christen je oren niet dichtstoppen voor het geluid van de hamer van die soldaat die Jezus kruisigde. Dat geluid weerklinkt de eeuwen door, tot in het nieuwe leven, waar het Lam staat als geslacht.

En dat geluid hamert het ons in: niets is minder vanzelfsprekend dan dat God de Vader, de Schepper, de Almachtige, onze Vader is. Niets is minder vanzelfsprekend dan dat Hij voor ons zorgt. Niets is minder vanzelfsprekend dan dat onze wereld nog steeds haar rondjes om de zon trekt, dat er leven is, vrolijkheid, kleur en licht.

En nog eens extra worden we daarbij bepaald, wanneer we van ons geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, niet bewaren voor de mooie momenten en de stille ogenblikken in ons bestaan, maar er midden in het leven mee gaan staan. Want met die woorden zeggen we dat we ons leven toevertrouwen aan die God die hemel en aarde en al wat er in is uit niets heeft geschapen. En als refrein klinkt het in Genesis 1: en God zag hoe goed het was. En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Maar wat een afstand is er tussen de goede schepping van toen en ons verloren bestaan van vandaag! We staan nu oog in oog met de val en de vloek en de chaos en de afbraak. De schepping is aan de vergankelijkheid prijsgegeven.

Ja, de natuur is prachtig, nog steeds. Hoe kunnen we genieten van de prachtige herfstdagen van de afgelopen week. Maar de natuur is ook ontzettend en vernietigend, wreed en sadistisch. En minstens zo dubbelzinnig is de geschiedenis. Er is vooruitgang, er is winst die niemand kwijt wil. Maar er is ook een lange misdadencatalogus, waar dagelijks nieuwe nummers aan worden toegevoegd. De stille wreedheid van de natuur, wordt alleen overtroffen door de luidruchtige wreedheid van mensen, van mensen zoals u en ik.

Midden in deze werkelijkheid belijden dat je gelooft in God de Vader, de Schepper, dat is bepaald niet vanzelfsprekend. Wij, slechte mensen, durven zeggen dat we bij de goede Schepper horen, dat Hij onze Vader is en wij zijn kinderen. Wij durven genieten van het goede, zonder onze ogen te sluiten voor het kwaad. Wij durven als mismaakte mensen een volmaakte nieuwe wereld te verwachten, zonder onze kapotte wereld in de steek te laten. Dat is een totaal niet vanzelfsprekend geloof.


Zo, tegenover val en vloek, geloven in de goede Schepper die van ons, gevallen en gevloekte mensen toch de Vader wil zijn, dat kan alleen als we tegelijk het oog gericht houden op het kruis. Het geluid van de hamer op de heuvel Golgota brengt ons dan de boodschap van het Evangelie: midden in onze werkelijkheid heeft de Vader ons in Christus opgezocht. Alleen als we heel dicht bij dat kruis van Christus blijven kunnen we met vreugde ons geloof in de Vader belijden.

Zonder de verzoening in Christus hebben wij niets aan het geloof in de Schepper. Wat levert het ons op onder de indruk te raken van het heelal als we ons er verloren en schuldig in voelen? Van de schoonheid in de natuur kunnen we pas genieten als we ons er met recht thuis kunnen voelen. Zonder dat Christus ons leert wie de Vader is, hebben wij niets aan het geloof in de Onderhouder van de geschiedenis. In heel de dubbelzinnige en tegenstrijdige werkelijkheid kunnen wij ons pas redden als Christus ons heeft leren onderscheiden tussen goed en kwaad en kunnen wij pas overleven als Hij ons daarbij helpt. Wanneer wij toch zeggen: ik geloof in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde, als mijn God en mijn Vader, dan kunnen wij dat dankzij het wonder van de verzoening in Christus. Paulus noemt dit met nadruk een mysterie, een geheimenis, een wonderlijk iets waarvoor je wel God zelf moet zijn om het te verzinnen. Dat wij tot God kunnen zeggen: Onze Vader die in de hemel woont, dat rust op Christus' lijden voor ons: om zijn Zoon Christus. De littekens van Christus vormen de enige basis voor de belijdenis van ons geloof in God de Vader.


Hij is de eeuwige Vader van onze Heer Jezus Christus, die zelf de opdracht tot dat grote werk van de verzoening heeft gegeven. Hij is de God die daarin volmaakt is dat Hij zijn liefde en zorg doet uitgaan tot bozen en goeden - en dat niet vrijblijvend, maar met een bepaalde bedoeling. Wij hebben, als zondige, kapotte, mismaakte mensen niet te maken met een volmaakte God, die ons er als zodanig alleen maar telkens weer aan herinnert dat wij, als die zondige, kapotte en mismaakte mensen die we zijn, toch echt goed geschapen zijn. Dat zou slechts zout in onze wonden betekenen en een openscheuren van de littekens die we in het leven hebben opgelopen. Nee, wij hebben te maken met de eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus, die bozen en goeden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen levensmogelijkheden geeft, met de bedoeling dat wij onze toevlucht zouden zoeken in de lichtkring onder het kruis. Daar is zijn volmaakte Zoon voor ons, mismaakte mensen, gebroken. Hij is tot in eeuwigheid het Lam dat staat als geslacht. Zijn littekens blijven tot in eeuwigheid om onze wonden volmaakt te genezen en onze littekens weg te nemen. Alleen zo is de herinnering aan de volmaaktheid van het begin - Wij geloven in God de Vader, de almachtige, Schepper van hemel en aarde - midden in de mismaaktheid van het heden een belofte van de volmaaktheid die komt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde, ze zullen uit het kruishout gesneden zijn.


Is God om zijn Zoon Christus onze God en Vader, dan mogen we ons ook in Christus aan Hem als onze Vader toevertrouwen. Ook dat vertrouwen op Hem als onze Vader is niet vanzelfsprekend. We vertrouwen Hem midden in het leven van nu, mèt de val en de vloek en de chaos en de afbraak, ook in ons eigen leven. God neemt ons niet uit het leven weg als christenen. Midden in het leven van hier voorziet Hij ons van alles wat we nodig hebben voor lichaam en ziel. Hij houdt niet alle kwaad bij ons vandaan - dit moeitevol leven -, maar Hij laat het - als kwaad - meewerken ten goede.

Dat zijn woorden. En we weten allemaal, de één beter en scherper dan de ander, hoe moeilijk het kan zijn ze in ons eigen leven uit te spreken als we midden in de moeiten zitten. Dat God ons zal voorzien van alles wat wij nodig hebben is gemakkelijk gezegd als het ons goed gaat. Dat Hij het kwaad voor ons doet meewerken ten goede, dat kunnen we vaak wel zeggen als we terugkijken op moeilijke periodes in ons leven. Maar als alles je zeer doet aan je lichaam, of ieder woord je raakt in je ziel, dan te vertrouwen en je met al die pijn toe te vertrouwen aan de zorg van God, dat is niet niks. Toch bestaat het, toch gebeurt het, toch is het mogelijk.

Niet alleen omdat ellende zonder dat vertrouwen pas echt erg wordt. Wie zijn lichaam naar de knoppen ziet gaan en steeds meer deuren naar de toekomst zich ziet sluiten, en zich niet kan overgeven aan God de Vader, de Schepper, die leven geeft ook door de dood heen, die is er pas echt beroerd aan toe. Wie, juist in de afbraak, niet kan zeggen dat het lijden van het heden niet opweegt tegen de heerlijkheid van de toekomst, die sterft een ellendige dood. Maar vertrouwen op God de Vader is vooral bestand tegen pijn en moeite en verdriet, omdat het gegrond is op het lijden en de opstanding van Christus. Juist hier mogen we beseffen dat ons geloof in God de Vader de littekens van de Zoon draagt. Hoe zal Hij die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? Je bent juist in ellende en in lijden niet alleen. Als de pijn klopt en het bloed bonst in je oren, klinkt daarin ook weer die hamerslag mee die op Golgota de spijkers inslaat. Christus is met je, naast je, onder je. Van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer, van die liefde zal niets ons scheiden.

Hoeveel vragen er hier ook te stellen zijn, God geeft ons reden ons leven, met alle moeite en zorg incluis, toe te vertrouwen aan Hem, juist omdat Hij onze Vader is om zijn Zoon Christus. We kunnen er op vertrouwen dat Hij werkelijk weet wat wij nodig hebben. Niet alleen omdat Hij de Schepper is - ook dat - maar vooral ook omdat Hij ons eerst zijn eigen Zoon gegeven heeft. Hij zal ons vervolgens echt niet verloren laten gaan, maar integendeel alle dingen schenken.


Dat geeft gelijk de kleur van dat vertrouwen aan. In Christus heeft God ons immers opgezocht in ons verloren bestaan - dat bestaan dat Hij ons goed had gegeven. Dat wij dat goede bestaan verloren hebben, is niet Gods schuld, maar de onze. De schepping was goed, totdat de breuk van de zonde er in kwam, van onze zonde. Om een eisend vertrouwen zal het dus niet kunnen gaan. Niet wij maken uit wat wij voor lichaam en ziel nodig hebben, maar God. Het zal om een geduldig vertrouwen moeten gaan, dat met open ogen in de wereld staat. Geduldig, want wie oog heeft voor het geduld dat God voor ons heeft opgebracht, wie oog heeft voor de moeite die wij Hem hebben gekost, wie oog heeft voor het wonder dat Hij ons, toen wij nog zondaren waren, in Christus heeft opgezocht en met zichzelf verzoend, die zal, als kind van deze Vader ook zelf geduld kunnen opbrengen, moeite kunnen doen voor anderen, lijden kunnen doorstaan van anderen. Pas wie zijn vijanden liefheeft en bidt voor wie hem vervolgen die heeft werkelijk begrepen wat het wonder van zijn kindschap van God te betekenen heeft. Zijn geloof in God de Vader en zijn vertrouwen op zijn zorg draagt dan ook inderdaad de littekens van de grote Zoon van deze Vader, die aan het kruis voor zijn moordenaars gebeden heeft: Vader, vergeef het hun. Een knecht is niet meer dan zijn meester.

Geduldig vertrouwen, maar dan ook geduldig vertrouwen. Inderdaad, wij staan met ons geloof in de Vader werkelijk midden in de wereld, een wereld die nog steeds prachtig kan zijn, ons diepe vreugde en genot kan geven, maar een wereld ook die vaak genoeg pijn doet, omdat er zegen en vloek, bozen en goeden, rechtvaardigen en onrechtvaardigen in wonen. Maar midden in die wereld verwachten wij het goede van God, de Vader, die alles goed heeft gemaakt, en die nog steeds alle goede dingen geeft, we krijgen ze stuk voor stuk van Hem. Midden in die wereld verwachten wij ook de kracht en het uithoudingsvermogen van God, de Vader, die ons met goddelijke kracht en uithoudingsvermogen heeft opgezocht in zijn Zoon. En nog meer mensen zoekt Hij. Hij laat er zijn zon dagelijks voor opgaan en schenkt er permanent zijn verzorging voor. Totdat de tijd van het zoeken voorbij is en de aarde van alle goddelozen rein zal worden. Zo waar als er nu een Lam in de hemel staat als geslacht, zo waar is, midden in de mismaaktheid van het heden de belofte van de volmaaktheid die komt: Zie, Ik maak alle dingen nieuw.


De goede wereld van de Schepper is nu een gevallen wereld. Maar omdat die Schepper de eeuwige Vader van onze Heer, Jezus Christus is, staat er midden in die gevallen wereld een kruis. Wie daar zijn toevlucht zoekt die mag met vreugde belijden: Ik geloof in God, de Vader, de almachtige, Schepper van de hemel en de aarde. Want Hij die alles goed heeft gemaakt, wie niets uit de hand gelopen is, die het goede is blijven geven en zal blijven geven, Hij die alle dingen nieuw maakt, Hij is onze Vader om Christus, zijn Zoon. Niemand komt tot de Vader, dan door Hem. Maar door Hem dan ook werkelijk, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.


<<<