Loenen-Abcoude 24/05/98
Bodegraven 09/09/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Het heeft dus iets met elkaar te maken: Hemelvaart en deze zondag 11. Dat de Here Jezus niet alleen Jezus heet, maar ook Jezus is: redder, verlosser, volkomen verlosser, wijst terug naar iets van vroeger èn wijst omhoog, naar de hemel waar de Here Jezus priester is voor altijd. Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten, hebben we gelezen in Hebreeën. Juist daarom is de Here Jezus de perfecte, de volmaakte redder, omdat Hij leeft in de hemel bij God, en voor altijd priester is.
Dat is goed om te bedenken iedere keer als we deze naam, Jezus, noemen. Want daar gaat het om bij een naam, nietwaar: om het noemen ervan. We bidden: Heer, Jezus, red ons. We zingen: Lof zij U, Christus, onze Heer. We bidden: Hoor, trouwe Vader, ons gebed, in Christus Jezus die ons redt. We belijden: Heer, Jezus, U verlost ons, bij niemand anders is er enig behoud te zoeken of te vinden. Pas als zo, telkens weer, Jezus' naam genoemd wordt, wordt ze goed gebruikt. Nu, iedere keer als wij bidden 'om Jezus' wil' of iets dergelijks, iedere keer als wij zijn naam inderdaad noemen, dan hoort Hij ons. Hij is niet maar onze verlosser omdat Hij eens geleefd heeft hier op aarde en toen voor onze zonden gestorven is, Hij is onze verlosser omdat Hij nu leeft bij God en voor ons pleiten kan.
Als we zeggen: ik geloof in Jezus Christus de Verlosser, dan bedoelen we maar niet: ik geloof dat Jezus mij eens verlost heeft aan het kruis, en nu weg is gegaan om later nog eens de hele kosmos te verlossen bij zijn wederkomst op de wolken, nee, als we geloven in Jezus, geloven we in Hem die gezegd heeft: Ik ben met u, om u te verlossen, Ik ben bezig om u te redden. Dan hebben we het over onze levende Heer, die altijd leeft om voor ons te pleiten. Daarom kan Hij ook volkomen redden wie door Hem tot God gaan.
Daarmee ben ik direct bij dat ene kleine woordje dat ik vanmorgen bij deze zondag 11 eens naar voren wil halen: het woordje verlost: Omdat Hij ons verlost van al onze zonden. Dat is een tegenwoordige tijd. Er staat niet dat de Zoon van God Jezus genoemd wordt omdat Hij ons verlost heeft, aan het kruis of zo, en die verlossing is nu voorbij. Nee, Hij verlost ons. Daar is Hij nu mee bezig. Dat Hij ons gekocht heeft met zijn kostbaar bloed, door zijn leven te geven voor het onze, dat is nog maar het begin van onze verlossing. Hij heeft als een volmaakte priester zijn offer gebracht, eens voor altijd. Maar met het brengen van dat offer was zijn verlossingswerk niet klaar. Tot op de dag van vandaag is Hij er mee bezig, continu en heel intensief. Hij pleit voor ons bij God, Hij werkt aan ons, leidt ons leven, vormt ons en kneedt ons door zijn Geest. Mensen moeten niet alleen gekocht worden, ze moeten ook geroepen worden, en bij het geloof behouden worden, ze moeten het ook volhouden tot op de laatste dag. En ook daarom heet de Zoon van God Jezus, omdat Hij daar mee bezig is: Hij verlost ons.
Nu, als ik het vanmorgen voor elkaar kan krijgen dat u bij het horen van die goede naam Jezus weer meteen denkt aan onze levende Heer, zoals Hij voor ons aan het werk is bij God, ben ik al heel tevreden. Jezus, Hij leeft om ons te verlossen. Twee dingen ga ik daarvan naar voren halen: dat geloof is ons een bemoediging en een aansporing. Jezus, Hij leeft om ons te verlossen: dat geloof is ons een bemoediging en een aansporing.
Jezus, Verlosser, door deze naam wordt de Persoon en het werk van de Here Jezus volstrekt getypeerd. Zijn eigennaam is tegelijk zijn meest eigen naam. Alle andere namen zijn daarmee vergeleken slechts achter-namen. Nergens is Jezus meer mee bezig dan met onze verlossing. Tegen de achtergrond van onze zondige werkelijkheid krijgt dat een enorme bemoedigende diepte. Want als wij onszelf hebben leren zien in onze vrije val van zonde en dood, bij God vandaan, weg, de duisternis in, verloren in toenemende zonde, groeiende schuld en doorgaande verwoesting, zien we ook hoezeer we Hem nodig hebben.
Want stel nu eens dat het inderdaad zo was, dat Jezus ons verlost had van ons kwaad, van alles wat we tot op vanmorgen aan zonden gedaan hebben, en meer niet. Dat zou onontwijkbaar betekenen dat nu wij weer aan de beurt zijn. Er zou dan geen ontkomen aan zijn. Ons kwaad van gisteren, daarvan wil Jezus ons wel verlossen, maar dan moeten wij ons zelf verder maar redden. Dan moeten wij nu dankbaar zijn en uit dankbaarheid het goede doen. Nou, ik weet niet hoe het u vergaat, maar ik zou daar niet optimistisch van worden. Alleen redt ik dat niet. Als er een moment komt dat 'nu ik' aan de beurt ben, dan is alles verloren. Precies daartegenover is het een eindeloze bemoediging dat Jezus leeft om ons te verlossen. Er komt geen moment van 'en nu wij, mensen'. Het blijft altijd Jezus die ons redt.
Juist als het om onze verlossing gaat, hebben we er eindeloos belang bij dat we ons te binnen brengen dat Jezus 'met ons' is om ons te verlossen. Dat geeft hoop en bemoediging. Kom op, je hoeft niet altijd onder te liggen in de strijd tegen je eigen zonden. Kom op, zelfs als je weer toegegeven hebt aan je drift of aan je driften, als je weer het kwade gedaan hebt, kwaad gesproken of gedacht, zelfs dan is niet alles verloren: Hij is er bij en Hij leeft om ons te verlossen. Midden uit ons kwaad mag ons gebed opklinken tot Hem, tot Jezus. En waar wij onszelf ook terugvinden, we vinden ook Hem, onze levende Redder vlakbij.
Als Jezus ons werkelijk verlost, tegenwoordige tijd, als Jezus bij ons is, leeft, en machtig is om ons te helpen, dan betekent dat heel direct dat christenen nooit hun leven alleen, op eigen houtje hoeven te leiden. En dát bemoedigt, eindeloos. Het betekent dat wij, wat ons ook overkomt, er nooit alleen voor staan. Zullen wij het volhouden als christenen te leven? Alleen nooit. Maar samen met Jezus? Natuurlijk. Hij is er toch? Hij is bezig met ons. Zullen wij het leven aankunnen, met het lijden dat óns daarin raakt? Alleen? Zonder bitter te worden? Of gefrustreerd? Maar samen met Jezus? Als we altijd kunnen zeggen: wat ben ik blij dat U er bent? Als we altijd weer kunnen bidden: Heer, draag me, steun me, in mijn pijn, mijn verdriet, mijn zorgen? Zullen we de verleidingen het hoofd kunnen bieden, weerstand kunnen geven aan de zonde? Wij? In onze zwakheid? Alleen? Maar wij staan er niet alleen voor: Jezus leeft om ons te verlossen.
Ziet u, zo ontstaat werkelijk christelijk leven: leven met de Here Jezus, dag in dag uit, vanuit dat besef dat Hij leeft om ons te verlossen, dat Hij bezig met ons is, zich met ons bemoeit. Dat is veel meer dan leven uit de vergeving van je zonden. Dat is het ook, maar zo gemakkelijk wordt dat een leven vanuit de gedachte dat Jezus ons verlost heeft en dat nu wij aan de beurt zijn. Maar wij komen in het christelijk geloof niet aan de beurt, niet alleen, niet zelfstandig. Gelukkig niet. De moed zou je in de schoenen zakken. Als Jezus ooit, zolang wij hier leven, op zou houden voor ons in te springen, ons te helpen en te leiden - nooit zou onze redding volkomen kunnen worden, nooit zou Hij ons volkomen kunnen behouden. Nu redt Hij ons totaal en compleet, omdat Hij ons vasthoudt ons leven lang.
Dat is tegelijk ook een sterke aansporing. Jezus is een naam om te noemen. 'Hij zal zijn volk redden van hun zonden', 'Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te zoeken, maar zondaars', dat is een aanzoek, een liefdesverklaring, een keus, een oproep. De naam 'Jezus' is Gods liefdesverklaring voor ons, zondaren. Hij geeft ons die naam om te noemen, Hij geeft ons die Persoon met deze naam om aan te roepen, een leven lang. Hij spreekt in deze naam tot ons van hart tot hart. Is Jahwe de naam van Gods Persoon, Jezus is de naam van Gods hart. Gebruiken wij de naam Jezus, dan spreken wij tot Gods hart. Verlossing! Liefde! Zo wil God met ons omgaan, zo wil Hij dat wij Hem aanroepen: in de naam Jezus. Hij wil geen zakelijke verhoudingen met ons, maar hartelijke, een liefdesrelatie, een allesomvattende liefdesrelatie, want Hij is onze Verlosser, die héél ons leven verlost.
Zakelijke verhoudingen, daar kun je er zoveel tegelijk van hebben. Je maakt afspraken met die en me die over dit en dat. Je zet gelden uit over verschillende personen en instellingen. Dat is geen punt. Dat hoort bij zakelijke verhoudingen. Maar bij zo'n allesomvattende liefdesverhouding kan dat niet. Tegen Jezus 'mijn Verlosser' zeggen en ondertussen zelf 'diefje met verlos' spelen met andere mensen en instanties, dat is net zo'n bedrog als tegen je vrouw 'mijn vrouw' zeggen en ondertussen er ook nog andere vrouwen op na houden. De Zoon van God 'Jezus' noemen en verder nooit of bijna nooit bidden en verder je eigen gang gaan is trouwens ook zo'n bedrog, het is als iemand je vriend noemen en hem verder in de steek laten. Goed, dat zijn dingen die we allemaal best weten. Het 'één van beide' van antwoord 30 is één van de bekendste stukje uit de catechismus. Tegelijk moeten we elkaar daar steeds weer op wijzen. Het is de nieuwtestamentische variant van het eerste gebod: Ik ben Jahwe, uw God, die u uit het land Egypte uit het diensthuis geleid heb, u zult geen andere goden naast Mij hebben. Ik ben Jezus, uw Verlosser, die u van al uw zonden en ellende volkomen verlost heb, u zult geen andere verlossers naast Mij hebben.
Wanneer we ons afvragen hoe het komt, dat we daar zoveel moeite mee hebben, stuiten we dan onder meer niet op het punt dat we telkens weer vergeten dat Jezus leeft en bij ons is om ons te verlossen. We verbinden dat verlosser-zijn van Hem nog wel met onze zonden, en ons kwaad, maar daar staan we niet een hele dag bij stil. Ons leven van alledag draait veel meer om werken en eten en drinken en gezelligheid en ontspanning. En wat heeft de Here Jezus daar nu mee te maken? Wij moeten toch zèlf werken, zelf onze examens maken, zèlf onze afwas doen, zelf zorgen voor de nodige ontspanning op zijn tijd?
Het is niet voor niets dat in vraag 30 naast het woord 'behoud' ook het woord 'welvaart' opduikt. Net zo min als wij andere goden naast Jahwe nodig hebben voor onze zonden, hebben wij daarvoor andere verlossers naast Jezus nodig. Nee, wij willen dat ons leven prettiger zal worden, en we verwachten daarvoor het een en ander méér van onszelf of van anderen, dan van de Here Jezus. Voor onze ziel zorgt Hij uitstekend, maar we vinden dat Hij niet goed genoeg voor ons leven zorgt. Daarom zorgen we daar zelf wel voor. Dat begint al met het snoep dat je pikt van je moeder, omdat je vindt dat je er niet genoeg van krijgt. Het vindt zijn logisch vervolg in bijgewerkte aangiften en verzwegen inkomsten, in niet willen geven aan anderen, omdat je vindt dat je zelf niet genoeg hebt. Onze toekomst ná dit leven is bij de Here Jezus veilig, maar we vinden dat Hij ons voor onze toekomst hier teveel in het onzekere laat. Daarom nemen we voorzorgsmaatregelen en lezen stiekem horoscopen en toekomstvoorspellingen, ook al zeggen we dat we er niet aan geloven. Maar het is allemaal bedrog van onze enige Verlosser Jezus, en we weten het.
Willen we de kracht vinden om met dat bedrog te breken, dan is er één weg: dan moeten we ons concentreren op Hem, onze redder: Ik ben Jezus, uw Verlosser, Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Dan moeten wij ons Gods aanzoek, Gods liefdesverklaring in de naam van zijn Zoon weer te binnen brengen. Dan moeten wij ons de inhoud herinneren van de naam die wij noemen. Wie in die naam Gods hart hoort noemen, die zal het vergaan als die man die een schat vond in een akker. Van blijdschap ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht die akker. Nu hij eenmaal die schat gezien had was het niet meer dan vanzelfsprekend dat hij alles verkocht wat hij had om die te kunnen verkrijgen. Zo vergaat het ons in het koninkrijk van God. Wie Gods liefde heeft gezien in zijn Zoon Jezus, in wie alles is dat voor ons behoud nodig is, die doet er alles voor om deze Verlosser zijn Verlosser te laten zijn. En mocht u die inhoud van de naam vergeten zijn en u schamen over het bedrog dat u gepleegd hebt tegenover uw enige Verlosser, aarzel dan niet om zijn naam toch te noemen, bewust en expres, bewust ook daarvan dat zijn naam bedoeld is om door zondaars gebruikt te worden, een leven lang.
Want hier ligt werkelijk het hele evangelie in één naam en de vrucht van het evangelie in het gebruik van die naam. God zelf leert ons deze naam noemen, bewust en weloverwogen: Jezus, want Verlosser wil Hij voor ons wezen, Verlosser moet Hij voor ons zijn. En dit is zo vast als de wereld: al wie de naam van de Heer aanroept, zal behouden worden. Amen.