Loenen-Abcoude 21/11/99
Bodegraven 04/06/00
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Eigenlijk zit er een heel aardige opbouw in de namen van de Here Jezus in de Twaalf Artikelen: Jezus, Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer. Als we het over 'Jezus' hebben, denken we tenslotte haast vanzelf aan de Man die daar rond het jaar dertig in Palestina rondging. Heel concreet komt Hij voor ons te staan als de Genezer van zieken en gehandicapten en de Redder van zondaren. Jezus, dat is in de eerste plaats de mens die naast ons staat, die we zouden kunnen hebben ontmoet.
'Christus' betekent dan vervolgens: Gezalfde. En zoveel weten we wel van de gewoontes en gebruiken uit die oude tijd, dat we ons dan realiseren dat een Gezalfde iemand met een opdracht is. Jezus was dus niet zomaar een willekeurig mens, een man uit zoveel, nee, Hij had een speciale opdracht. Hij deed wat Hij deed dus ook niet zomaar, toevallig, nee, er zat iets achter, een bedoeling. En zo is het ook, en blijkt het ook: Hij deed wat Hij deed voor ons.
En dan brengt de belijdenis ons nog een stap verder, dieper misschien: deze Jezus was niet zomaar iemand, en ook niet zomaar iemand met een opdracht, nee, Hij is werkelijk de eigen Zoon van God. Onze redding, dat wat Hij voor ons deed, komt dus werkelijk bij God zelf vandaan, het spreekt niet maar van wat toevalligheden, maar van de liefde van Gods eigen hart. En zo, dan tenslotte, zo is Hij onze Heer, die Ene die het helemaal over ons te zeggen heeft.
Dat is een bepaalde opbouw, nietwaar? We beginnen niet met Hem onze Heer te noemen, die ene die zeggenschap over ons heeft, nee, we noemen Hem eerst Jezus, de mens naast ons, die ons hart veroverd heeft. We noemen Hem ook niet eerst Gods Zoon, beginnen niet met het geheim van zijn Persoon, dat waarin Hij meer en anders is dan wij, maar juist met het concrete van zijn Persoon, waarin Hij net zo is als wij. We beginnen ook niet met Hem Christus, gezalfde te noemen: we denken niet vanuit de opdracht, maar vanuit de ontmoeting.
Hoe langer ik hierover nadacht, hoe meer ik eigenlijk tevreden werd met deze opbouw. Jezus staat niet meteen voor ons als onze Heer. Dan zouden we kunnen denken dat Hij een Heer was als zoveel aardse heren: alleen maar uit op eigen macht en zeggenschap. Hij staat ook niet meteen voor ons in de verbluffende macht van zijn Zoonschap. Hij heeft juist de heerlijkheid van zijn God zijn afgelegd om ons nabij te zijn en op te zoeken in onze ellende. En Hij weigert ook om functionaris, om uitvoerder alleen te zijn. Hij wil allereerst concreet Jezus voor ons zijn: de mens die ons liefheeft, toegankelijk, bereikbaar, naast ons. Hij laat zich aanspreken als Zoon van David, als Jezus, als mens, en heeft op menselijke manier iets te zeggen en te doen.
Pas als we er vervolgens over nadenken ontdekken we dat Hij alles ook op zo'n goddelijke manier doet, dat Hij onmogelijk alleen maar mens kan zijn. Maar eerst is hier steeds de ontmoeting, de bereikbaarheid, de tastbaarheid. Juist zo is Hij werkelijk onze Redder ten voeten uit. Hij is die Redder die je langs kunt horen komen als je blind bent, en die je aan kunt roepen: Jezus, heb medelijden met mij! Hij is die Redder die langs jouw verstopplekje in je leven loopt en je aanspreekt: kom vlug naar buiten, want vandaag moet Ik bij jou te gast zijn.
Daarom is het goed om, nu we vanmiddag weer eens met zondag 11 te beginnen, ons die opbouw in de Twaalf Artikelen te realiseren. Laten we er eens op letten hoe Jezus onze Redder van dichtbij is. Zo is Hij toegankelijk voor ons, en zo spreekt Hij ons aan.
Jezus, dat richt ons allereerst op de concrete mens, de man die rondging in Palestina, genezende en goed doende. Als we die blikrichting volgen, kan ons opvallen hoe toegankelijk Jezus eigenlijk voor ons wil zijn. Hij is een Redder die midden tussen de mensen staat en gaat. Hij laat zich aanraken en aanspreken. Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij! Hij is geen redder die zich door een cordon van lijfwachten en getrouwe leerlingen laat afschermen op zijn toch van Galilea naar Jeruzalem, geen redder die eigenlijk zich boven het volk verheven voelt. Nee, Hij staat met twee benen op hun eigen begane grond, en als iemand Hem aanspreekt, luistert Hij.
Dat mogen we ons best een goed indenken. Want ik heb zo wel eens de indruk dat wij ons Jezus vooral heel verheven voorstellen. Hij was mens, ja, maar Hij was de perfecte mens, eigenlijk heel anders dan wij. Wat moeten wij, mislukkelingen, zoeken bij die perfecte mens? Zouden we Hem wel aanspreken met al die dagelijkse problemen en probleempjes van ons leven? Oké, we komen bij Hem met onze zonden, de grote dingen, want, zo hebben we gehoord, daar is Hij voor. Maar dan gaan we maar weer. Want wat moet Jezus nu met onze irritatie over die collega van ons? Wat heeft Jezus er nu aan om te delen in de spanningen in ons huwelijk? Hij is het die zijn volk verlost van zijn zonden. Maar de rest, voor de rest is Hij eigenlijk niet gewoon genoeg. En daarom gaan we daarmee naar onze hulpverleners, dokters, organisatieadviseurs, ambtsdragers, instanties en loketten, of anders lossen we het zelf wel op. Toch? Ziet u, dat we midden in zondag 11, tweede vraag en antwoord zitten?
We zouden er, denk ik, goed aan doen, ons nog meer Jezus concreet voor te stellen zoals Hij rondging op aarde. Dat Hij nu in de hemel is, betekent niet dat dit nu allemaal niet meer telt, dat Hij nu alleen nog de verheven Zoon van God is, die zich wel met wat anders bezig houdt dan met ons leven. Hij is juist in de hemel om zich met ons bezig te houden, om voor ons allemaal toegankelijk te zijn, zonder dat wij nog hoeven te dringen of in bomen te klimmen zoals Zacheüs. Als wij nu roepen: Jezus, help mij! is Hij nooit te ver om ons te horen. En de zaak waarvoor we hulp zoeken is nooit te klein of te gewoon. Hij heeft ervaring met mensenleven en weet dat het van kleinigheden en simpele verzoekingen aan elkaar hangt.
Als ik zo vrij mag zijn om een kleine tip te geven voor de rest van de zondag: maak even een momentje vrij om rustig artikel 26 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis door te lezen, en laat het rustig tot je doordringen. Daar vind je het slag op slag: Jezus' mens zijn maakt Hem eindeloos toegankelijk voor ons en in Hem wordt God net zo eindeloos toegankelijk als Hij. Die anders vaak stijve geloofsbelijdenis wordt in dit artikel tot een indringende preek, die ik hier niet ga proberen te verbeteren.
En er is nog iets, hier. Als we ons Jezus zo concreet in proberen te denken, ontdekken we ook dat Hij ons van vlakbij aanspreekt. Ik vindt wat dit betreft dat verhaal van Zacheüs nog altijd heel treffend. Hij wilde Jezus wel eens zien, staat er. Zo'n heilbegerig gelovige was de man niet, eerder een geldbegerig ongelovige. Hij zat behoorlijk vast in zijn positie en in zijn rijkdom. Maar Hij wilde die Jezus wel eens zien. En dus klom hij in die vijgenboom. Hij had er ongetwijfeld op gerekend dat Jezus rustig door zou lopen, bezig met van alles en nog wat. Maar Jezus stopt, kijkt omhoog en spreekt hem aan: Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik bij jou te gast zijn.
Hij stapt gewoon Zacheüs' leven binnen, zonder kloppen en zonder vooraf netjes toestemming te vragen. En Hij doet dat als mens. Hij doet een appèl op Zacheüs: laat me bij jou logeren, en laat merken dat Hij belangstelling voor Zacheüs heeft, dat Hij hem ziet als een ander, en niet alleen maar als die tollenaar en die zondaar. Hier is niet de Koning, die beslag legt en gebruik maakt van alles wat van zijn onderdanen is. Hier is de mens die te gast wil zijn. Hier is Jezus.
En hier is Hij heel concreet, te concreet om te vervluchtigen en te vergeestelijken. Laten we daar goed op letten. Dat houdt je weerbaar tegen die vage praat over Jezus die in je hart moet komen wonen, en zo. Jezus is niet geïnteresseerd in hartjes en zieltjes. Hij houdt van mènsen. Als wij dus na Golgota, Pasen en Hemelvaart dit lezen, kan het om niets anders gaan dan dat die heel concrete Jezus ook in ons leven te gast wil zijn, die man van vlees en bloed, die dat allemaal voor ons gedaan heeft, dat Hij een appèl op ons doet om Hem welkom te heten in ons léven, en niet maar in ons hart.
Hoe dat dan verder met ons zit en met ons gaat, het zal best eindeloos verschillen van Zacheüs. Misschien zitten wij wel vooral vast in onze gekwetstheid, of in ons werk, of in al onze grote plannen, of in het fantastische gevoel van nodig te zijn en betekenis te hebben voor anderen, of, nou ja, noem maar iets. Maar wie hier in de kerk zit, vanmiddag, die wil tenminste Jezus wel eens zien. En dan kan het dus ook zomaar gebeuren, zoals nu, dat Hij je aanspreekt. Ik heb er opdracht toe in zijn naam u te zeggen: broeder, zuster, vandaag wil Ik bij u te gast zijn.
En weer: dan staan we niet alleen voor de Koning, die beslag legt, maar voor de mens, die een appèl doet, die belangstelling voor ons heeft, die óns zoekt. Hij spreekt ons van dichtbij aan, van zo dichtbij dat we Hem lief kunnen krijgen en ons leven voortaan naar Hem richten. Dat kan, want Hij staat naast ons en wil naast ons gaan. Of wij dan ook eens de helft van ons bezit aan de armen moeten geven? Misschien. Dat ontdek je vanzelf als je werkelijk met Hem verder door het leven gaat.
Laten we er maar eens wat tijd aan besteden vandaag, met ons in te denken hoe Jezus redder van dichtbij is. Hoe toegankelijk Hij is voor ons, met heel ons leven, tot in de laatste details toe. En ook hoe Hij ons aanspreekt, gewoon van vlakbij, naast ons. Niet uit de hoogte, van afstand, maar gewoon van heel dichtbij. Hoe meer we daar op letten, des te meer kunnen we Hem lief krijgen, en des te meer gaat zijn naam glanzen in ons leven: Jezus! Redder! Amen.