Loenen-Abcoude 25/11/01
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
In de preek van vanmiddag wil ik u vooral een dubbele vraag voorleggen, om zelf over na te denken. Ik ga die vraag/vragen stellen, en wat toelichten, en dat is het dan wel zo ongeveer.
Stelt u zich voor: u loopt straks uit de kerk rustig naar de auto en rijdt naar huis. Daar staat u nog eens rustig voor het raam en denkt na over de dienst. Plotseling staat Iemand naast u en legt zijn hand op uw schouder. 'Schrik niet', zegt Hij, 'Ik ben Jezus, jouw Verlosser, wat kan Ik voor je doen? Waar kan Ik jou van verlossen? Wat kan Ik van je overnemen? Wat wil je aan Mij kwijt?' Nee, dat is niet maar inbeelding. Het is het evangelie van Jezus zelf dat even concreet voor je wordt. En wat ga je dan zeggen?
Even zonder dat voorstellingsvermogen van ons: Jezus, onze Verlosser, in Wie wij geloven, waar moet Hij ons eigenlijk van verlossen? En - want dat komt meteen met die vraag mee - waar mag Hij ons vooral niet van verlossen? Dat is de dubbele vraag die ik eens in ons midden wil neerleggen. Wat willen wij eigenlijk aan Hem kwijt - en wat niet? Waar moet Hij ons van bevrijden - en waar niet van?
Ik stel die vragen omdat ze opgesloten zitten in zondag 11, maar wel zo goed opgesloten dat we ze zomaar niet meer horen. Jezus verlost ons van onze zonden. Bij Hem is behoud en welvaart. In Hem hebben wij alles wat voor ons behoud nodig is. Dat is allemaal heel mooi, heel fijn - en heel vaag. Wat bedoelen we dan eigenlijk? Bedoelen we nog wel iets? Of gaat het ook voor ons besef alleen maar om vaagheden, om iets dat het bij Jezus uiteindelijk allemaal wel goed zal komen, of zo? Waar gaat het eigenlijk om, hier? Wat bedoelen wij, als we dit nazeggen? Waarmee gáán wij naar Jezus om ons ervan te laten verlossen - en waarmee niet? Ook die mogelijkheid bestaat, en zit opgesloten in zondag 11: je kunt Jezus je Verlosser noemen, Hem roemen met de mond, maar intussen met heel veel niet naar Hem gaan, niet alles in Hem hebben.
Daarom maar eens terug naar die veel concretere vraag: waar moet Jezus jou eigenlijk van verlossen - en waar niet van? Ja, om een beetje eerlijk te blijven naar onszelf en naar onze Heer toe - dat laatste hoort er steeds wel bij: - en waar niet van? We hebben net het bekendste voorbeeld gelezen van iemand die zich best door Jezus wilde laten helpen en verlossen: verlossen van onzekerheid, van twijfel, van de vraag of hij het eigenlijk wel goed deed -, maar die bij Jezus zelf stuitte op dat éne waar hij zich never de nooit niet van wilde laten bevrijden: van z'n rijkdom, van z'n bezit. Gebruik die rijke jongeman maar even als spiegel: hebben wij ook zoiets, wat we maar liever niet kwijt willen?
Pas als je dit soort vragen zo concreet en gedetailleerd mogelijk aan jezelf stelt komt er beweging en leven in deze zondag. Al onze zonden, al ons behoud, al onze welvaart, dat zal allemaal best. Ze roepen het beeld op van mensen als drenkelingen die in de een of andere put liggen te verdrinken, van een Redder die een touw of een reddingsboei naar ons toegooit, of die desnoods zelf naar ons afdaalt en ons uit het water haalt en weer in de ruimte zet. Prachtig, fijn, opluchting, wat fijn dat we Jezus hebben. - Tot we eens gaan kijken in wat voor water en in wat voor put we eigenlijk liggen. Als onze put nu eens het geldpakhuis van oom Dagobert is en ons water glinsterende muntjes en knisperende biljetten. Willen we dan nog zo graag gered worden?
Jezus is Jezus omdat Hij ons verlost van al onze zonden. Prachtig. Wat bedoelt u dan? Waar denk je dan aan? Wat is dat, zo'n zonde? Daar moeten we allemaal voor onszelf een antwoord op vinden. Niemand van ons kan het voor een ander doen. Ik geef een voorbeeld: stel je merkt bij jezelf dat je een makkelijke leugenaar bent, voor je het weet flans je een verzonnen verhaal in elkaar om je gezicht ergens te redden of je uit een lastige situatie te helpen. Meestal werkt dat prima, zolang je het tenminste niet te erg maakt. En als het je een tijdje lukt wordt het zomaar een deel van je leven. Het is makkelijk, komt goed uit, en het oordeel van God is nog ver.
Dan komt Jezus en zegt: jo, Ik ben Jezus, jouw Verlosser, wat wil je aan Mij kwijt? Ik verlos je van al je zonden, geef maar op. En dan sta je daar onder meer met die leugens en die leugenachtigheid in je handen. Wil je dat kwijt? Ja? En dan dus straks niet weer een snel leugentje om bestwil? Want dat zou betekenen dat je die zonde stiekem toch houden wilt, nietwaar? Daarom die dubbele vraag: wat wilt u wel kwijt? Wat niet? Denk aan uw eigen leven, aan uw eigen zonden. Dit was maar een voorbeeld. Het gaat om de vraag aan u zelf, aan jou.
Hoever laten wij dat gaan? Ik neem een ander voorbeeld: stel, je merkt bij jezelf dat het je niet lukt om op een goede manier met je televisie om te gaan. Als-ie eenmaal aanstaat blijft-ie aan, en je ziet ook allerlei dingen die niet goed voor je zijn. Gelukkig heb je daar nog last van. Dus als Jezus komt en je vraagt: jo, wat wil jij aan Mij kwijt?, dan weet je wel wat: Heer, verlos me van m'n zwakheid, leer me om niet het gemakkelijke en het afstompende te kiezen. Maar Hij reageert en zegt wat je bij jezelf ook wel vaker had gedacht: Als je volmaakt wilt zijn, doe die televisie dan gewoon weg, ga je tijd aan anderen besteden en volg Mij. Wat zou je doen? Terneergeslagen weggaan, omdat er nog zoveel programma's zijn die je wilt zien?
Het is maar een voorbeeld. Het gaat me ook niet om dat voorbeeld, maar om de vraag: waarvan wilt u eigenlijk dat Jezus u verlost? - en waarvan niet? En het gaat me er om dat wij deze dubbele vraag voor onszelf concreet maken. Willen we verlost worden van onze drift, van onze driften, van onze slapheid, van ons kortaf zijn en ruzie maken, van onze inhaligheid, van onze zelfbescherming, van onze handigheidjes, van ons bedrog, van ons onszelf zo belangrijk vinden, van onze onbeheerstheid, van...? Of willen we eigenlijk niet verlost worden van dat alles? Heer, verlos me van mijn bedrog, maar laat me mijn zwart werken - want wat moet ik anders? Heer, verlos me van mijn pijn, maar laat me mijn boosheid - want ik heb toch gelijk? Heer, verlos me van mijn rotopmerkingen, maar laat die joker nog even uit mijn buurt blijven?
Hoe concreter we onszelf deze vragen stellen, des te meer blijkt dat die put waarin wij liggen te verdrinken voor ons niet zomaar een put met water en zuigende modder is. Het water is troebel ja, maar er drijven ook allerlei kostbaarheden in, en er is genoeg van allerlei wrakhout om ons een leven lang drijvende te houden. En zodra we in de gaten krijgen dat wij alleen maar in ons nakende nakie door Jezus uit die put gehaald kunnen worden, dat wij echt alles in Hem moeten hebben, dan gaat het er allemaal heel anders uitzien. Dan is dit er nog en dat, wat we hebben - en houden willen. Als Jezus ons verlost van al onze zonden, als Hij alles van ons overnemen wil, als blijkt dat zijn vraag: jo, Ik ben je Redder, wat wil je aan mij kwijt? Wat kan Ik van je overnemen? - als blijkt dat die vraag uiteindelijk betekent dat wij ons tot onder de huid staan uit te kleden voor Hem om door Hem gered te worden, en droog gewreven en opnieuw, helemaal opnieuw aangekleed te worden - wat willen we dan?
Wat wilt u, wat wil jij eigenlijk kwijt aan Jezus? Waar willen we van verlost worden - en waar niet van? Ja, daar moeten we echt over nadenken, zelf. We hebben er niks aan om wat dit betreft allerlei meningen over anderen te hebben. Voor ideeën over 'zij daar' hebben we echt geen tijd. Lees dus ook vooral vraag en antwoord 30 voor uzelf in de 'wij-vorm': Geloven wij dan wel in de enige Verlosser Jezus als we ons behoud en welvaart bij de heiligen, bij onszelf of ergens anders zoeken? Nee, maar wij verloochenen met de daad... Daar hebben we voorlopig onze handen meer dan vol aan.
Waar moet Jezus u, jou, mij van verlossen? En waar mag Hij zich niet mee bemoeien? Stel de vragen aan uzelf, en deze zondag begint op eigen manier te leven. Hoe concreter je dat doet, des te meer komen de woorden tot leven, des te meer komen ze voor je te staan, des te meer ook grijpen ze je naar de keel en snoeren je de adem af. Welke concrete zonde wil ik kwijt? Welke wil ik graag houden? Heer, maar als ik er nog zoveel houden wil, wie kan dan gered worden? Laten we onszelf niet voor de gek houden. Het evangelie is werkelijk adembenemend. Sommige zonden laten we pas los als we bijna helemaal gewurgd zijn en we slap worden omdat we geen lucht meer krijgen. Van allerlei kwaad komen we pas los als de Heer ons echt hard aangepakt heeft. Van sommige dingen moet Jezus ons los scheuren.
Ook daarom stel ik deze vragen, om u en mij de kans te geven dat eens onder ogen te zien. Wat geven we zo weg aan Jezus, zo uit handen, waar willen we meteen van verlost worden - en waar niet van, liever niet, persé niet? Zie dat onder ogen, eerlijk. Wat je aan kwaad en troep nog niet kwijt wilt, dat moet ook nog. Daar wordt aan gewerkt. Want Hij is Jezus, onze Verlosser, die ons redt van al onze zonden. En wat bij ons onmogelijk is, dat is mogelijk bij God.
Als je dat ergens zien kunt, dan is het aan Jezus zelf. Hij roept niet van afstand: Hé daar, Ik ben Jezus, je redder, gooi maar op wat je kwijt wilt, ruim de put waar je in zit maar op door er uit te gooien wat je hindert, dan zorg Ik er hierboven wel verder voor. Nee, Hij spreekt ons van dichtbij aan: Jezus, mens onder de mensen, voor wie wij ons helemaal uit kunnen kleden, alles afleggen en uit handen geven, omdat Hij vlak naast ons naakt aan een kruis gehangen heeft. Hij is als een met ons kwaad zwaarbeladen kameel door het oog van de naald van de dood gegaan, en wat onmogelijk was bij ons, bleek mogelijk bij God: Hij leeft en spreekt ons aan, van dichtbij: jo, wat wil jij kwijt? Wat kan Ik voor jou meedragen, waar kan Ik jouw leven van verlossen?
En stel dan die vraag nog maar eens, voor uzelf, voor jou zelf, oog in oog met Hem. Waar wil je van af? Geef het Hem. Waar wil je niet van af, persé niet, nog niet, misschien niet? Kijk Hem nog eens aan: alleen zo als Hij daar hing komt jij de put van je leven uit. Met alles wat je meer vasthoudt zink je onherroepelijk eens naar de bodem. Laat het los. Geef het Hem. Hij is Jezus, de Verlosser, de Redder, en niemand anders. En in het evangelie spreekt hij ons aan, mij, u, jou: jo, wat wil je kwijt? Geef het maar.
Wat gaan we dan zeggen? Wat gaan we dan doen? Laten we ook dat zeggen en dat doen, wat voor ons misschien wel onmogelijk is. Het is mogelijk bij God. Amen.