Loenen-Abcoude 28/11/99
Zeist 30/04/00
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Wij geloven in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer. Vorige week zagen we, dat we in Jezus in de eerste plaats de mens ontmoeten, die naast ons staat, de man die we in levenden lijven zouden kunnen hebben ontmoet. Het Evangelie brengt Hem bij ons thuis, de man die goede woorden sprak en goede daden deed, toegankelijk voor mensen die Hem aanspreken: Jezus! Zoon van David!, maar ook zelf ons aansprekend, van dichtbij: Vandaag moet Ik bij jou te gast zijn!
Vanmiddag laat de catechismus ons verder over Hem nadenken. En dat is goed. Want die man die daar rondging door de heuvels van Judea en Galilea was niet maar, en is niet maar 'toevallig' daar: een speling der natuur, een aansprekende uitzondering onder de mens. Hij was daar met een missie, expres, gezonden, gestuurd, met een opdracht. En dat is maar niet iets wat wij, of wat de kerk achteraf uit zijn leven geconcludeerd heeft. Hij heeft het er telkens zelf bij gezegd. Wie Jezus ontmoet, ontmoet een man met een missie.
Dat kon je destijds heel direct merken: anders dan Johannes de Doper trok Jezus het land door om te preken en te genezen. Johannes de Doper liet de mensen naar zich toe komen, Jezus komt zelf naar de mensen toe. Wie Jezus ontmoet, ontmoet een man onderweg. Hij is een trekker, een trekker met een doel: uiteindelijk is Hij van het begin af aan op weg naar Jeruzalem, en van Jeruzalem uit op weg naar de einden van de aarde. Jezus blijft niet. Vroeg of laat gaat Hij weer verder. Wie bij Hem horen wil, moet Hem volgen.
Dat is het beeld dat Jezus zelf in het Evangelie zelf oproept bij zijn Messias, zijn Christus zijn, het beeld van de gezondene, de man met een opdracht, de man onderweg naar de vervulling van zijn opdracht. Jezus is niet de wijze, die ergens woont en raadt geeft wie bij Hem komt. Hij is niet maar de genezer bij wie jij terecht kunt als jij dat wilt. Hij is ook maar niet een zwerver als Boeddha, die wel trekt, maar eigenlijk ook blijft, omdat dichtbij en ver af eigenlijk niet bestaan, en alle plaatsen om het even zijn. Bij de Christus hoort de beweging naar een doel toe, een tocht naar die ene plaats, Jeruzalem, een tocht naar een bepaald doel, een tocht naar u en naar mij toe, omdat het zijn opdracht is om juist ons te vinden. Wie Jezus ontmoet als de Christus, ontmoet Hem in een stoet mensen, en het blijkt dat die juist op weg was naar ons zelf toe, met het doel om ons mee te nemen, om ons te laten volgen.
Als u dat beeld meeneemt vanmiddag hebt u de hele preek meegenomen. Zoals bij Jezus hoort dat Hij voor ons toegankelijk is, en ons direct aanspreekt, zo hoort bij Christus, dat Hij ons zoekt en vindt en zelf ook laat zoeken en vinden, ons laat delen in zijn opdracht, zijn gaan naar zijn gegeven doel. Bij Christus hoort altijd iets van: Ja, jou moest Ik juist hebben. Kom op, ga mee, doe mee met ons.
Twee dingen ga ik daar verder in de preek even bij naar voren halen, namelijk dat het gaat om een delen van ons in zijn opdracht, in zijn gaan naar zijn doel, en dat het gaat om een delen van ons in zijn opdracht, zijn doel wordt ook ons gegeven doel. Het gaat me, kortom, vanmiddag eens om die formulering in zondag 12, dat wij door het geloof deel krijgen aan Christus' zalving.
Een delen van ons in zijn opdracht. Om dat iets duidelijker te kunnen maken hebben we vanmiddag dat gedeelte uit Lukas gelezen over wat er gebeurde in die synagoge in Nazaret. Daar vertelt Jezus zelf wat zijn opdracht is en hoe Hij die vervullen kan: De Geest van de Here is op Hem, om aan armen het evangelie te brengen, aan gevangenen vrijlating te verkondigen en aan blinden dat zij zullen zien, bevrijding en vrede moet Hij brengen. Dat is een heel omvattende opdracht, waar allerlei elementen in zitten. Zondag 12 haalt een aantal elementen daarvan naar voren aan de hand van een intussen beroemde drieslag, die eigenlijk van de hand van Calvijn is, die van profeet, priester en koning. Maar je kunt ook nog andere dingen onderscheiden en ook heel anders onderscheiden. Je kunt bijvoorbeeld ook onderscheiden tussen wat Christus van die opdracht zelf, bij zijn leven op aarde, heeft volbracht, en wat Hij later, tot op de dag van vandaag, van die opdracht volbrengt door de dienst van anderen.
Lang niet alle armen heeft Christus zelf het evangelie verkondigd, lang niet alle gehandicapten heeft Hij zelf genezen, lang niet alle geknechten heeft Hij zelf vrij gelaten, en zo voort. Heel duidelijk laat Hij het zelf zijn stadsgenoten merken, dat juist deze omvattende opdracht Hem nog ver, heel ver buiten Israël zal brengen. Dat Hij dat voor het allergrootste deel niet bij zijn leven op aarde doet, doet er niets van af dat het toch bij zijn opdracht hoort. We mogen ons best eens realiseren dat de bekende zendingsopdracht uit de laatste verzen van Matteüs: ga heen, verkondigt alle volken, hoort bij de opdracht van de Messias, de Christus. Hij vervult die nu door middel van zijn kerk. Je zou kunnen zeggen dat de taak van de Messias zo omvattend is, en de kracht van de Geest waarin Hij die taak volbrengt zo groot is, dat zij uit zijn leven op aarde overlopen in het leven van de kerk.
Wij hebben deel aan zijn zalving, als christenen, dat geeft ons deel aan Hem en aan zijn messiaanse taak. Op een andere manier kan de bijbel dat voor onze aandacht plaatsen als hij spreekt over de kerk als het lichaam van Christus. Hij is het hoofd, wij de lichaamsdelen. Ja, en dat betekent dat het hoofd door de lichaamsdelen werken kan, dat Hij ons beweegt als wij bewegen, dat Hij ons bezielt en door ons werkt.
Ik denk wel eens dat wij veel te weinig de troost en de bemoediging naar ons toehalen die daarin ligt opgesloten. Als Jezus ons vindt, en ons oproept Hem te volgen, dan laat Hij ons niet alleen of in groepjes achter Hem aan hobbelen, nee, Hij verbindt ons heel nauw aan zichzelf. Hij geeft ons deel aan zijn eigen Geest, om door ons zijn messiaanse doel te kunnen bereiken. Het verbaast van hieruit gezien niet meer dat Hij zijn leerlingen dan ook groot gezag geeft. Wie Jezus' Evangelie doorgeeft, doet dat met Christus' gezag. Wie u ontvangt, ontvangt Mij, zegt Hij dan. En wat jullie op aarde binden is gebonden in de hemel.
Ik zou zo zeggen, laten we ons daar eens wat meer door laten bemoedigen en vormen. Als wij met elkaar praten over ons leven als christenen, als wij met anderen spreken over ons geloof, als wij ons leven bewust als christenen leiden willen, dan doen wij dat niet op eigen kracht en gezag, dan hebben we het niet maar over ons povere mensengeloof en onze eigen krakkemikkerige kerkje. Christus wil ons gebruiken bij zijn messiaanse werk, gebruiken om elkaar op te bouwen, om anderen te bereiken, om een evangelie van vrede en bevrijding onder de mensen te brengen en vorm te geven. Dat is geen hobby, daar staat een opdracht van de Eeuwige achter, en daar werkt Christus als ons Hoofd in ons, zijn lichaamsdelen, zijn werk in uit.
Dat geeft uiteindelijk de lading aan de onderdelen van antwoord 32: omdat Christus ons deel geeft aan zijn Geest en aan zijn messiaanse taak tilt Hij ons boven onszelf uit en werkt Hij in ons uit dat wij Hem belijden, onszelf geven in zijn dienst en leven in koninklijke vrijheid van de zonde. Als daar niks van terecht komt in ons leven, dan is dat maar om één reden: dat wij ons zelfstandig opstellen tegenover Christus en ons afsluiten voor zijn invloed op ons. Als daar wel iets van terecht komt in ons leven, dan is dat ook weer maar om één reden: dat Hij iets uitwerkt in ons. Laten we het maar bedenken: Bij Christus hoort altijd iets van: Ja, jou moest Ik juist hebben. Kom op, ga mee, doe mee met ons.
Goed, het tweede nog even. Doe mee, waaraan? Juist aan zijn opdracht dus, die van Lucas 4:18 en 19. Dat brengt onherroepelijk beweging in ons leven, ook in ons kerkelijk leven. Er zit hier, lijkt me, iets heel confronterends in Lucas 4. In eerste instantie reageren Jezus' stadsgenoten heel enthousiast op zijn woorden. Maar zodra Hij laat merken dat Hij nog veel verder moet, dat Hij zelfs wel eens naar de heidenen zou kunnen gaan, worden ze boos. Kennelijk hadden ze die mooie woorden over evangelie en bevrijding, genezing en vrede alleen maar op zichzelf betrokken: dat was voor Israël, voor het uitverkoren volk. Dat egoïsme signaleert Jezus in vers 23: doe al die wonderen ook hier. En dat wilde Hij persé niet. Hij moest nog veel verder, en laat zich niet inkapselen in een clubje.
Eigenlijk lijken wij best wel op die Nazareners, nietwaar? We hebben er niet zoveel moeite mee om het evangelie voor onszelf te houden. We zijn in staat om al die dingen van Zondag 12 ook rustig alleen maar binnen de kerk te praktiseren. We praten toch onderling, op vereniging en zo, over ons geloof? We dienen elkaar toch? We knokken toch zelf en met elkaar tegen de zonde? En als iemand zegt dat dat nog nergens op lijkt, en dat we nog problemen met Jezus gaan krijgen omdat we al die andere mensen rustig in hun heidendom laten voortsudderen, worden we boos en voelen we ons bedreigd.
Alle beelden die de bijbel gebruikt voor de kerk zijn beweeglijke beelden. Een lichaam dat leeft. Een huis dat gebouwd wordt. Een kudde die trekt. Het is allemaal afgeleid van die feitelijke situatie daar in Israël bij Jezus' leven op aarde: de kerk als die stoet mensen, die andere mensen aanspreekt: kom op, ga mee, jou moeten we net hebben. Dat is de kerk die hoort bij de Christus. Niet de besloten vereniging, niet het genootschap met bestuur en leden, niet de club voor interne religieuze opbouw.
Ik weet niet hoe u dat allemaal ervaart, maar mij bekruipt soms iets van huiver als ik dit ingrijpende verschil zie tussen onze kerken en de kerk van Christus. Ik geloof niet aan donderpreken à la u moet evangeliseren en dat soort kreten meer die alleen maar meer verlammen. Maar wat hebben we meer beweging naar buiten toe nodig, werkelijk oog voor andere mensen. We moesten er maar eens goed over nadenken. En heel expres ons herinneren hoe wij zelf ons geluk in Christus alleen maar hebben gevonden omdat er anderen waren, leden van zijn lichaam, die ons hebben gezocht en gevonden met zijn evangelie.
Christus staat voor ons, als de gezondene, de man met een missie, om aan armen het evangelie te brengen, aan gevangenen vrijlating, aan blinden te kunnen zien, om kapotgeslagen mensen te laten heengaan in bevrijding en vrede. Juist zo stapt Hij ook op ons toe, ook vanmiddag weer: Jou moest ik juist hebben, jou met jouw gaven en mogelijkheden, kom op, doe mee. Ik geef jou een nieuw doel in je leven, een nieuwe reden voor je bestaan: in woord en daad en volharding mijn evangelie van bevrijding uit-dragen. Amen.