Heidelbergse Catechismus, zondag 13

Orde van dienst (Kampen middagdienst)
Gezang 13,1.2
lezen Johannes 13:1-17
Gezang 15,1
Zondag 13
Gezang 18
Gezang 21,3
Gezang 19

Loenen-Abcoude 14/06/98
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Waarom spreek ik u eigenlijk zo aan? Nou ja, dat is goede gereformeerde traditie. Zoals het avondmaalsformulier al leert, dat zegt: Geliefden in de Heer, nu de Heer ons aan zijn tafel gevoed heeft ... Maar deze traditie is heel diep gevuld. Zo leert de Here Jezus ons naar elkaar te kijken, als mensen die Hij liefheeft en die Hij ons daarom geeft om lief te hebben. Hij neemt ons als het ware mee in zijn liefde. En in geloof in Hem behandelen wij dan ook elkaar zo, als geliefden.

Alles begint daarbij met de liefde van de Here Jezus voor ons. Ik heb collega's die dat benadrukken. Zij zeggen iets als 'geliefde gemeente van Christus', of 'broeders en zusters, geliefd door onze Heer, Jezus Christus'. Dat is natuurlijk prima. Ik houd er meer van om mezelf in dit soort woorden in te sluiten, en daarom zult u mij dergelijk formuleringen nooit horen gebruiken. Maar dat neemt niet weg dat voor ons allemaal heel ons leven als christenen begint bij het diepe feit dat Jezus Christus van ons houdt.

Dat haal ik vanmiddag eens speciaal naar voren omdat het m.i. precies het punt is waar het in zondag 13 om gaat. Het is de unieke liefde van de unieke Zoon van God, die Hem tekent als onze Heer, en die maakt dat wij Hem willen dienen en prijzen tot in eeuwigheid als onze Heer. Het is diezelfde unieke liefde van Christus voor ons die het antwoord is op de anders raadselachtige combinatie van vrij zijn en dienen die in deze zondag naar voren komt.


Ik weet niet of het u opgevallen is, maar ik bleef bij de voorbereiding echt even haken achter de combinatie van de twee antwoorden van deze zondag. In het eerste wordt gezegd: dankzij Christus zijn wij uit genade tot Gods kinderen aangenomen. En Gods kinderen zijn betekent eindeloze vrijheid, ruimte van leven en adem halen onder een open hemel. Het doet denken aan Luthers grote stelling: een christenmens is een vrij heer over alle dingen en niemand onderdanig. Maar het tweede antwoord loopt uit op ons eigendom-zijn van Christus, op dienen, op overgave. Het doet denken aan Luthers even grote stelling, geschreven als tweede aan de eerste gelijk: een christenmens is een dienstbare knecht van alle dingen en iedereen onderdanig.

Vrij zijn en dienen. Bijna net zo scherp als eens Luther beide naast elkaar plaatste in zijn boekje over de vrijheid van de christenmens, staan ze hier naast elkaar in zondag 13. Dat wij Gods kinderen zijn, komt op precies hetzelfde neer als dat Christus Jezus onze Heer is.

Daar valt alleen iets van te verstaan en iets van te leven als we beginnen bij de unieke liefde van de Here Jezus voor ons. Dan zien we dat het een overloopt in het ander. Dan blijven we ook in het spoor van de catechismus zelf, die hier vrij zijn en dienen zomaar naast elkaar zet, en zelf ook de verbinding legt via de unieke liefde van Christus.


Het een loopt over in het ander, zei ik. Dat kun je zien in zondag 13 als je je afvraagt hoe dat eigenlijk gegaan is, dat wij om Christus' wil tot Gods kinderen zijn aangenomen. Daar kan toch wel niet anders op geantwoord worden dan door met antwoord 34 te zeggen: doordat diezelfde Christus ons met zijn kostbaar bloed van al onze zonden vrijgekocht en uit alle macht van de duivel verlost heeft. En omgekeerd: als we ons afvragen: waarom is Christus' bloed eigenlijk zo kostbaar? Dan zit er niets anders op dan om terug te gaan naar antwoord 33 en te zeggen: omdat dit het bloed was van de eeuwige en natuurlijke Zoon van God zelf.

Het een loopt over in het ander, en dat blijft dan ook zo. Vrij zijn en dienen, dat hoort voor iedere christen onlosmakelijk bij elkaar, omdat het voor Gods eigen Zoon zo onlosmakelijk bij elkaar hoorde, dat Hij kwam om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen, en zó onze Heer is geworden.


Dat neemt allemaal niet weg dat vrij zijn en dienen voor mensen een lastig te hanteren combinatie is. Er zwerven rondom deze zondag dan ook allerlei misverstanden. Er is het misverstand dat je als kind van God nu wel zelf kunt uitmaken wat goed en slecht is en je eigen weg vinden. Dat komt onder ons niet zo veel voor, dus ik ben zo vrij daar aan voorbij te gaan. Een ander misverstand komt wel zo veel voor, dus daar zal ik aandacht aan geven. Vrij zijn en dienen is iets anders dan vrij zijn en gehoorzaam zijn. Dat Christus onze Heer is, is iets anders dan dat wij zijn slaven zijn.

Christus heet geen Heer omdat Hij ons als tweedehands slaven van een ander, laten we zeggen van de duivel, heeft overgenomen. Dat zou niet meer inhouden dan dat wij van de ene naar de andere eigenaar zouden zijn overgegaan, van een slechte naar een goede meester. Als dat de bedoeling zou zijn had er in de Bijbel en in de Twaalf Artikelen een heel ander woord moeten staan dan er nu staat. Als wij Christus onze Heer noemen, noemen we Hem niet onze slavenheer, onze despoot, maar onze Kurios, onze machtige, overmachtige bevrijder. De catechismus zegt ook niet, dat wij Hem onze Heer noemen omdat Hij ons gekocht heeft, maar omdat Hij ons vrijgekocht en verlost heeft.

Dat betekent bepaald iets anders dan dat wij nu voortaan aan de Here Jezus gehoorzaam moeten zijn. Vrij zijn en gehoorzaam zijn, dat is echt een onmogelijke combinatie. Maar daar gaat het de Here Jezus dan ook niet om. Gehoorzaamheid is voor mensen een minderwaardige categorie. Gehoorzaamheid raakt in principe alleen de buitenkant van ons leven. Waar het om gehoorzaamheid gaat zie je dan ook altijd een dubbele moraal ontstaan. Als je maar gehoorzaam bent, als je maar doet wat je gezegd wordt, mag je er verder over denken wat je wilt. Hoe meer wij als christenen over gehoorzaamheid praten des te groter wordt het gevaar dat dit dubbele ook in ons christelijk leven binnensluipt. En voor we het weten voelen we het dan als een bevrijding als er eens niemand in de buurt is die ons kent en we lekker onze eigen zin kunnen doen. Voor we het weten voelen we ons geloof dan als een last van allemaal dingen die we nu eenmaal moeten doen, maar die we eigenlijk, als je het ons zelf vraagt, helemaal niet willen. Als je vrij was, zou je het anders doen.

En dat is nu net het verschil met dienen. Dat is nu net het verschil tussen een valse Christus als heer die ons tot slaven zou maken en de echte Christus die ons vrijkoopt en verlost. Want dienen komt van binnenuit. Als je iemand dient, dan wil je dat ook zelf. Voor werkelijk dienen moet je juist vrij zijn. Nu zo'n Heer wil de Here Jezus voor ons zijn, een Heer die ons vrij maakt, in de ruimte plaatst, kinderen van God maakt, en dan zegt: volg Mij. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u doet wat Ik u gedaan heb. Dat is iets heel anders dan: gehoorzaam mij, Ik geef jullie de opdracht om net te doen als Ik. Volg Mij, dat is het grote woord dat hoort bij déze Heer. Volg Mij uit je zelf. Niet omdat Ik het zeg, maar omdat Ik het ben.

Dat is echt iets heel anders dan gehoorzaamheid. Dat kun je ook zien aan de reactie als mensen niet volgen. Heel bekend is het verhaal van die rijke jongeling. De Here Jezus had gezegd: verkoop al je bezit en volg Mij. Dat kun je bij deze zondag 13 niet herhalen zonder te bedenken dat Hij inderdaad de unieke Zoon van God is, die al zijn heerlijkheid metterdaad hád opgegeven om mensen te dienen. Volg Mij is hier heel diep: door Mij als de unieke Zoon van God te volgen zul je ook zelf een kind van God blijken. Het een loopt hier over in het ander. Maar goed. Die rijke jongeling volgt niet. Als het hier om gehoorzaamheid zou gaan, dan zou dé reactie van de Here Jezus niet anders hebben kunnen zijn dan boosheid: je wilt niet, maar je moet! Maar nu blijkt het om iets heel anders te gaan. Jezus keek hem aan, en zei: wat is het voor rijken toch moeilijk het koninkrijk binnen te gaan. Nu is Jezus' reactie niet die van boosheid, maar die van verdriet, die van: jongen, het had gekund, maar je hebt niet gewild.


Nee, het gaat niet om vrij zijn en gehoorzamen, het gaat om vrijheid en dienen, vrijheid en volgen, volgen déze Heer. Paulus zegt dan: wij hebben geen geest van slavernij ontvangen, om opnieuw te vrezen, maar de geest van het zoonschap (Rom. 8). En alles ontspringt hier aan Christus' eigen diepe liefde voor ons. Nooit zullen mensen in staat zijn elkaar werkelijk te dienen, als hun de ogen niet zijn geopend voor de grote liefde van de unieke Zoon van God. Die leert ook ons liefhebben. Er is hier het diepe geheim van het liefde leer je door geliefd te worden, ook in Johannes 13: Indien nu Ik, jullie Heer en Meester, jullie de voeten gewassen heb, nu moeten jullie ook elkaar de voeten wassen. Dat is goddelijke liefde, eindeloos meer dan menselijke liefde. Wij zouden zeggen: Nu Ik jullie voeten gewassen heb, nu moeten jullie ook mijn voeten wassen. Maar dát is niet de geest van het zoonschap.

Wie ziet, werkelijk ziet, hoe Christus ons tot Gods kinderen heeft gemaakt, die kan niet anders dan Hem daarin volgen. Die wordt vrij gemaakt om nu ook zelf lief te hebben. Dat niet te doen, dat is vragen om de reactie, nee, niet die van boosheid, maar die van verdriet: jongen, het had gekund, maar je hebt niet gewild.


Er is een diepe ernst in die woorden, een ernst die hoort bij het volgen van Jezus. Dit is de ernst die in het nieuwe testament de toon zet voor het laatste oordeel op de jongste dag. En nog één keer, dat is een heel andere ernst dan die bij gehoorzamen hoort. Nergens merk je duidelijker hoe diep het denken vanuit gehoorzaamheid ons christelijk denken heeft misvormd dan aan hoe veel mensen denken over het laatste oordeel. Dan zullen de ongehoorzame mensen worden gestraft en de gehoorzame mensen worden beloond. Ja ja. Een bruin leven in de hemel voor de gehoorzame types en een langzaam roosterende marteling in de hel voor de ongehoorzame types. En dat zou dan goddelijke gerechtigheid zijn.

Maar de Heer die dan oordeelt is intussen geen ander dan de Heer die we kennen als Jezus Christus, de unieke Zoon van God, die zijn kostbaar bloed gegeven heeft voor mensen. Wie de toon van zijn oordeel wil beluisteren, die kan de diepte ervan proeven in zijn huilen over Jeruzalem: Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen als een hen haar kuikens, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. U hebt niet willen volgen, ga dan ook maar. Het had gekund, maar u hebt niet gewild.


Het had gekund, want de Zoon van God zelf heeft niet maar de voeten van zijn discipelen gewassen, Hij heeft zijn leven gegeven als losprijs voor allen. Het had gekund, niemand heeft de smoes van te zeggen: ja, ik was dood in zonden en misdaden en ik kón niet lopen, ik kón niet volgen, want nóg klinkt zijn stem in onze oren: Sta op en wandel. Sta op, volg Mij. Hij is de Heer, overmachtig in zijn liefde. Het kan, vrijheid en dienen, want wij zijn om Christus' wil tot Gods kinderen aangenomen. Het kostbaar bloed van de Zoon van God zelf heeft ons in de ruimte geplaatst. Kind van God zijn en Hém dienen, het is hetzelfde. Nou, als u dit nu weet, zalig bent u als u het doet. Dat zegt onze Heer, Jezus Christus, hier in Johannes. Hij zal het nog zeggen op de laatste dag. Wie Hem volgt, zal nooit teleurgesteld worden. Amen.


<<<