Heidelbergse Catechismus, zondag 13a

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Psalm 72,1.2
Psalm 72,10
lezen Galaten 4:1-7
Gezang 9
zondag 13a
Gezang 13,1.2
Liedboek gezang 26

Loenen-Abcoude 16/12/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Vanmorgen wil ik het graag eens met u over identificatie hebben, over je identificeren met iemand anders. Het is een grote deugd in onze samenleving, als je je kunt identificeren met iemand anders, die het moeilijk heeft, of zo. Dat betekent dan ongeveer zoiets als dat je je kunt verplaatsen in die ander, en je kunt voorstellen wat het is om in zijn of haar situatie te verkeren. Een beetje politicus moet ten minste zichzelf kunnen identificeren met de zwakken in de samenleving. Wie iets te zeggen heeft over de rechtelozen en de onderdrukten in ons wereld-dorp moet laten merken dat hij zich met hen kan identificeren, dat hij meeleeft en meevoelt met hen. Anders komt alles wat-ie zegt over als vage praat en theoretische bla.

Het grote anti-voorbeeld wat dit betreft is momenteel, geloof ik, minister Brinkhorst. Hij zegt van alles en neemt allerlei maatregelen die boeren, landbouwers en veehouders raken, maar veel mensen nemen hem niet echt serieus omdat hij zich niet lijkt te kunnen identificeren met zijn boeren. Hij zondigt tegen de grote wet in onze samenleving dat je betrokken moet zijn, authentiek betrokken moet zijn met waar je het over hebt. Hij is maar een enkel voorbeeld van wat ik bedoel. Het gaat om een veel algemener besef onder ons, Nederlanders, dat wie iets over anderen wil zeggen zich met die ander moet kunnen identificeren, zeker als wat-ie zegt die ander raakt. Een werkgever die niet laat merken dat-ie met z'n werknemers mee kan denken en mee kan voelen is een slechte baas. Een leraar moet zich kunnen identificeren met z'n leerlingen. En zo voort.

Aan allerlei dingen kun je merken dat deze ideeën ook in de kerk doorgedrongen zijn. Heel praktisch merk je het eraan dat een kerkenraad zich moet kunnen identificeren met de gemeente, en kunnen rekening houden met wat er aan gevoelens en ideeën in de gemeente leeft. Anders ligt een conflict om de hoek. Maar ook als je op andere dingen let, zie je dezelfde patronen terugkeren. Over God moet je zo spreken dat goed duidelijk is dat Hij ons begrijpt en met ons meeleeft. Als het over de Here Jezus gaat mag je vooral niet vergeten dat Hij met ons mee kan voelen, dat Hij naast ons staat en weet wat wij meemaken. Een paar jaar geleden was er een heel gedoe in de kerken omdat een dominee had gezegd dat Jezus leed wat wij nu lijden. In feite had die dominee gezegd wat heel veel mensen belangrijk vinden: dat Jezus zich moet kunnen identificeren met ons. En zo is er vast nog wel wat te verzinnen.


Intussen is het de moeite waard om eens even wat afstand te nemen en te kijken naar die hele ideeën-beweging van 'je kunnen identificeren met'. Dan zie je dat het bij dat 'zich kunnen identificeren met anderen' in onze samenleving eigenlijk om iets heel oppervlakkigs gaat. Zo'n politicus die zich identificeert met de zwakken in de samenleving hoeft zelf geen zwakke in de samenleving te wórden. Als hij maar laat merken dat hij rekening met hen houdt en iets wéét van wat er gebeurt. Brinkhorst's probleem is niet eens dat hij altijd maar verkeerde maatregelen neemt, maar vooral dat hij die niet goed verpakt. Niemand van ons kan zich werkelijk verplaatsen in mensen die honger hebben en die van de hand in de tand moeten leven. Dat hoeft ook niet, zolang je maar met deelneming en medelijden over hen spreekt en het zelf niet al te patserig breed laat hangen. Het gaat, kortom, vooral om meeleven en weten, of doen alsof je weet wat een ander moet doormaken.

En er is nog iets waaraan je kunt zien dat het bij dat 'je identificeren met een ander' al snel om iets oppervlakkigs gaat: je mag vooral geen kritiek hebben op die ander, met wie jij je identificeert. Je moet meeleven met, en je verplaatsen in die ander, maar je mag niet zeggen dat er met die ander iets mis is, of dat-ie toch echt iets verkeerds doet. Het moet allemaal zomaar gaan. We moeten ons aanpassen bij de ander, bij zijn of haar meningen en eigenaardigheden, anders klopt het niet, anders is het niet echt. De grote regel blijft dat je die zoveel miljoen Nederlanders niet de wetten voorschrijft, maar hen in hun waarde laat - of het nu een eigenwijze waarde is of niet.


Wanneer we van hieruit het eerste vraag en antwoord van zondag 13 binnenlopen vallen in ieder geval twee dingen op, zeker in combinatie met een bijbelgedeelte als Galaten 4: allereerst, de Zoon van God zegt maar niet dat Hij met ons meeleeft, en zegt maar niet dat Hij zich identificeert met ons, maar doet dat werkelijk: Hij wordt een mens zoals wij, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet. Het gaat ook hier om identificatie, maar dan om een echt je identificeren met, dat je wordt wat een ander is om die ander te kunnen laten worden wat jij bent.

In de tweede plaats laat Hij ons maar niet wie wij zijn, laat Hij ons maar niet kritiekloos doorgaan met ons leventje, maar zet Hij een breuklijn in ons leven: slaven worden zonen, uit genade, totaal onverdiend; wat we volkomen verspeeld hadden en nooit uit onszelf zouden kunnen worden, mogen we worden door Hem: zonen en dochters van God. Dat de Zoon van God zich identificeert met ons, betekent voor Hemzelf een breuklijn: Hij wordt een mens. Maar het wil ook voor ons een breuk in ons leven worden, een breuk met ons oude bestaan van eigenwijze mensen, een overgang in een nieuw leven van kinderen van God.

Het heeft dus echt alles met elkaar te maken: wat Christus doet en waar Hij ons toe uitnodigt. Hij is de enige en natuurlijke Zoon van God, God uit God, Licht uit Licht. En Hij wordt een mens net als wij. Juist in deze tijd van het jaar, als we toch nadenken over zijn komst, over zijn geboren worden, over zijn liggen in een kribbe en niet in een luxe wieg, over zijn uitermate gewoon mens worden, mogen we ook wel eens nadenken over hoe ver dat gaat, dat Hij zich identificeert met ons. Hij wilde ons leven, ons mensen-leven, delen, niet maar in theorie, in gedachten, door een goddelijk inlevingsvermogen, maar echt, feitelijk. Dat gaat echt een heel stuk verder dan we van onze medemensen verwachten.

Jezus Christus, de enige echte Zoon van God, leeft maar niet met ons mee, maar Hij deelt echt in ons bestaan. Hij identificeert zich zó met ons dat Hij ons echt wórdt. Hij vóelt maar niet met ons mee, maar hij wórdt een mens. Hij lijdt dus maar niet wat wij lijden, maar veel meer: óók wat wij lijden, maar daar stopt het niet: ook dat wat al die anderen in de kerk van alle tijden en plaatsen lijden en meemaken. Hij deelt met ons op vreemde wijs, zo vreemd als alleen de eeuwige en natuurlijke Zoon van God delen kan. En zo intens dat alle gepraat over mensen die zich al dan niet kunnen identificeren met anderen, daar heel erg bleek en mager bij afsteekt.

En niet alleen met wat wij lijden, maar ook met wat wij doen identificeert Hij zich. Wat wij verkeerd doen, waar wij in mislukken, waarvan zegt Hij: dat is met Mij gebeurd, dat heb Ik verkeerd gedaan, daar ben Ik in mislukt. En wat wij goed doen, daarvan zegt Hij: dat heb Ik gedaan. Het waren goede werken die Ik geschapen heb, zo dat jullie die konden doen. Ik deel zo in jullie leven, dat jullie kunnen leven als kinderen van God, en niet maar als eigenwijze mensen. Hij identificeert zich zó met ons dat Hij echt doet wat wij moesten doen en is wie wij moesten zijn. Hij treedt in onze plaats. Dat is echt andere koek dan je zo om je heen kunt meemaken.


En het wil dan ook anders uitwerken dan wat zo om ons heen gebeurt. Want het is natuurlijk heel fijn dat mensen met ons meevoelen en hun boodschap zo verpakken dat wij die kunnen accepteren. Maar het helpt uiteindelijk niet veel. Je komt er op z'n best die grote drempel van ''t is rot maar het mot' mee over. Met meeleven en mee-gevoel koop je, als het er op aan komt, heel weinig. Heel anders als iemand echt jouw leven deelt. Dan kun je ook zijn leven delen. Als de Zoon van God mens wordt, dan kun jij, als mens, een zoon of dochter van God worden. En net zo echt als Hij mens wordt, kun jij kind van God worden.

Juist dat Jezus Christus zo echt mens wordt geeft ons het echte recht om zonen en dochters van God te zijn. Het legt de reële vraag in ons leven: jo, waar wil jij met Mij in delen? Waar wil jij in je leven van genieten? Juist omdat Hij niet maar met ons meevoelt, maar echt ons wórdt, krijgen deze vragen hun eigen lading. Je bént dus niet meer slaaf, maar zoon, maar dochter. Je bént vrijgekocht, gebruik die vrijheid dan ook. Dat kan echt. Dat is niet maar doen alsof.

Dat is nu net het verschil met al die andere mensen die zich met ons identificeren. Als je in de purée zit, leven ze je met je mee. Dat is fijn, maar jij zit nog steeds in de purée en zij niet. Jij hebt een probleem en zij niet, of in ieder geval niet net als jij. Als je klem zit, of verslaafd bent aan iets, of ergens geen uitweg in weet, geven ze je tips, reiken ze je woorden aan, geven ze je meer grip op je situatie, maar vervolgens moet jij toch zelf je keuzes maken en het zware werk doen. De enige echte Zoon van God wórdt ons, verplaatst zich maar niet in de geest in ons, maar echt, en geeft je iets om te gebruiken, om in te zetten, doet het zware werk voor je, gaat hartstikke helemaal dood in jouw plaats aan alles waar jij aan bezig bent te sterven om jou te laten leven als kind van God, en dat mag je dan ook doen: leven als kind van God.


Inderdaad, dat betekent nu net dat Hij je niet met rust laat in allerlei slechte dingen. Het betekent dat Hij je niet maar laat, maar dat Hij in je leven ingrijpt. Dan nog gewoon doorgaan met leven zoals je uit jezelf altijd al wilde leven betekent dat je metterdaad aangeeft dat jij in ieder geval niet in zijn leven wilt delen, dat jij je in geen geval met Hem wil identificeren. Maar dat zou uitermate dom zijn. Hij geeft je het echte recht om zoon of dochter van God te zijn. Niet maar om te doen alsof, maar om het echt te zijn. Hij geeft je de echte kans om te breken met alles wat je klem zet en te pakken neemt. Hij geeft je de ruimte om niet een slaaf te zijn, niet van God en niet van de duivel, maar om vrij te zijn, een kind, een erfgenaam. De kans om echt te leven, zelf en vrij. Die kans laten liggen is absoluut zonde. Als kind van God aangenomen worden, kind van God te zijn, niet maar te heten en te doen alsof, en alle kansen en mogelijkheden die daarbij horen niet te benutten, dat is echt een gemiste kans. Jezus Christus deelt met ons, echt en helemaal, om ons echt en helemaal met Hem te laten delen. Nou, wat wil je dan?


Ja, ik weet wel wat ik uit mezelf wil. Ik wil Iemand die zich op zo'n manier met mij identificeert dat ik zelf niets meer hoef. Dat ik gewoon kan blijven wie ik ben. Ik wil iemand die me naar de mond praat. Ik wil Iemand die zegt: jo, dat maakt allemaal niet uit, het komt allemaal wel goed, ook als jij het er allemaal bij laat zitten. Ik wil Iemand die zegt: ik begrijp het dat jij al die goede dingen niet kunt. Maar intussen zit ik kan dan in de troep. En wat heb ik dan aan Iemand die me over de bol aait?

Jezus Christus staat voor ons als Iemand die ons niet maar over de bol aait, maar ons echt de kans geeft om te leven. Hij is de eeuwige en natuurlijk Zoon van God. Maar Hij heeft het lef gehad om mens te worden zo als wij, om ons zonen en dochters van God te maken. Hij heeft zich met ons geïdentificeerd zoals niemand anders om ons de echte kans te geven ons met Hem te identificeren zoals met niemand anders, en te genieten van een echt kindschap van God. Wat we nooit verdiend hadden geeft Hij ons, wat we nooit zouden kunnen doen geeft Hij ons, wie we uit onszelf nooit hadden kunnen zijn, maakt Hij ons: kinderen van God. Nou, wat willen we dan? Als Hij zich zó met ons identificeert, waar willen we dan met Hem in delen? Neem dan vanmorgen díe vraag maar mee naar huis: waar kan Christus de Zoon jou in laten delen? Amen.


<<<