Heidelbergse Catechismus, zondag 13b

Orde van dienst (Kampen morgendienst)
Gezang 7,1-3
Gezang 7,4-6
lezen Jesaja 9:1-6
Liedboek gezang 135
zondag 13b
Psalm 72,6-9
Liedboek gezang 140

Loenen-Abcoude 23/12/01

<<<


Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,


Drie keer hebben we de afgelopen weken de Here Jezus ons een vraag horen stellen: wat wil je aan Mij kwijt, wat kan Ik van je overnemen? De vraag van Jezus, onze Redder. Wat kan Ik voor jou doen, wat kan Ik jou geven? De vraag van Christus, onze Middelaar. Waar kan Ik jou in laten delen, wat wil jij samen met Mij? De vraag van Gods eigen Zoon. Vanmorgen dan voor het laatst zo'n vraag, de vraag van onze Heer: wat wil jij voor Mij doen? wat wil jij voor Mij laten?


Ik stop gelijk even. Want ik heb iets vreemds gezegd, en daar mogen we niet aan voorbij gaan. De vraag van onze Heer - aan ons, aan u, aan mij. Normaal stellen heren geen vragen. Ze geven bevelen, opdrachten. Heer ben je als je iets over iemand te zeggen hebt. Heer was je vroeger over je slaven en slavinnen. En als je tegen hen zei: ga, doe dit, dan hadden ze dat te doen. Heer ben je, als je de baas bent. Als er dan al vragen gesteld worden, dan kritische vragen: waarom heb jij niet gedaan wat ik je had opgedragen? Deze Heer, Jezus, is een vreemde heer. Hij is in ons midden als één die dient. En Hij vraagt ons: wat wil jij voor Mij doen?

Het komt me voor dat we hier stuiten op zo ongeveer het meest vreemde, merkwaardige en averechtse van het christelijk geloof. Een Heer die geen bevelen geeft, maar vragen stelt. Terwijl alle normale heren horigen hebben, en bij alle gewone heren gehoorzaamheid hoort, gaat het Jezus kennelijk om iets anders, iets diepers. Hij wil niet onze gehoorzaamheid, Hij wil ons zelf. Hij wil ons niet als slaven, maar als geliefden.

Dat is iets wat maar heel moeilijk echt tot ons doordringt, en waar me maar moeilijk aan wennen kunnen. Het zit heel diep binnen in ons, te verwachten dat ook Jezus bevelen geeft, en ons er op in te stellen dat ook Hij vooral gehoorzaamd wil worden. En we weten ook de nodige bijbelplaatsen wel te vinden die daarbij passen. Of heeft Paulus het niet over zichzelf als slaaf van Jezus Christus? En heeft Jezus zelf niet opgedragen om alle volken het evangelie te brengen en hen te leren onderhouden al wat Hij geboden heeft? En de tien geboden dan, die we net nog weer gehoord hebben? En zegt Hij ook niet: dit is mijn gebod, dat jullie elkaar liefhebben?

Ja, inderdaad, dat is allemaal zo. Maar kijk dan vooral even waar het over gaat: dit is het gebod dat wij van Hem, van Jezus, ontvangen hebben, dat wij elkaar liefhebben. En dat doe je niet op commando. Dat doe je alleen uit jezelf, omdat je ontdekt hebt dat jij zelf de geliefde van Jezus bent. Dit is zijn gebod, dat betekent in het geheel van het evangelie: dit is waar Jezus op doelt als Hij ons vraagt: wat wil jij voor Mij doen, voor Mij laten? Als Hij het ons gebiedt is dat een raadselspreuk, die ons aan het denken wil zetten over onszelf: wat wil ik voor Hem doen, laten?


Juist omdat we het altijd zo anders gewend zijn moeten we er op letten hoe we hier de bijbel lezen en de catechismus begrijpen. Heel makkelijk lezen we antwoord 34 alsof er stond: we noemen Jezus onze Heer, omdat Hij ons met zijn kostbaar bloed gekocht heeft en ons zo tot zijn eigendom gemaakt heeft. We zijn gekocht, we zijn nu van Hem. Nu heeft Hij het over ons voor het zeggen. We moeten nu Hem gehoorzamen.

Maar dat staat er niet. Er staat dat Hij ons vrijgekocht heeft, en uit alle macht van de duivel verlost, en dat Hij ons zó tot zijn eigendom heeft gemaakt. Vrij-gekocht, niet om opnieuw slaven te wezen, nu van Jezus, en meer niet. Maar echt vrij gekocht, echt verlost. Onder Jezus de Heer leven vrije mensen. Als Jezus verschijnt komt er een bevrijdingsdag als op Midjansdag. De dreunende soldatenlaarzen worden verbrand; de met bloed bevlekte mantels worden de prooi van het vuur. We staan voor de Wijze bestuurder, de Goddelijke held, de Eeuwige vader, de Vredevorst. Hij is de enige Heer die niet verslaaft, maar in vrijheid zet, en in die vrijheid ons vraagt: wat wil jij voor Mij doen? Jezus is de enige Heer die je alleen kunt gehoorzamen door uit je zelf dingen te doen.

Zo hoort dat bij zijn eigendom. Want wat betekent dat bij Jezus? Je hoeft maar een heel klein beetje thuis te zijn in die goede oude catechismus van ons, om je te herinneren dat dat in ieder geval onze enige troost in leven en sterven betekent, dat wat ons rust geeft, dat wat ons echt de ruimte geeft, dat wat ons laat opademen: zondag 1. En als je wat meer thuis bent in diezelfde goede oude catechismus zou je te binnen kunnen schieten dat in zondag 28 wordt gezegd dat wij zo met Christus verbonden zijn dat wij vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente kunnen heten. Bij Jezus gaat het hier uiteindelijk niet om het eigendom zijn van de slaaf bij een meester, maar om het eigendom zijn van man en vrouw: dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees. Bij deze Heer zijn we geen slaven maar geliefden. Daarom: Hij bewaart mij nu zo, Hij geeft mij zekerheid, Hij maakt mij van harte bereid, voortaan voor Hem te leven - zondag 1. En daarmee staan we meteen weer voor die vraag: jo, wat wil jij voor Mij doen, wat wil jij voor Mij laten?


En dat is bij Jezus dus echt een open vraag. Een echte vraag die ons aan het denken wil zetten over ons zelf. Ook daar moeten we niet aan voorbij gaan. Zo gemakkelijk horen we zo'n vraag uit Jezus' mond anders. Het is maar net wat we er aan vooral laten gaan. Aan wat voor soort Heer je denkt. Als je denkt aan een heer bij wie je eerst een lange rij hoort van jij moet dit, jij mag dat niet, doe dat, laat dit, een lange lijst met huisregels, en dan de vraag hoort: nou, wat wil jij nu voor Mij doen, voor Mij laten? Dan wordt het iets van: kies maar waar jij je vandaag aan wilt houden, kies maar welke taak in de slavenhuishouding jij vandaag wilt doen.

Of als je er een verhaal aan vooraf laat gaan van de grote, sterke, machtige koning, die iedereen overwint, die Heer is, en dat kun je wel zien ook, en die dan bij ons komt, of, beter nog, ons voor zich laat komen, en ons vraagt: zo, en wat wil jij nu voor mij doen? Dan wordt het uiteindelijk een dreigement. Je geeft je leven aan mij of ik sla je dood. Laten we ons juist in deze tijd herinneren dat Jezus echt zo'n heer niet is. Echt niet. Hij wil niet eens gehoorzaamd worden omdat wij anders niet in de hemel zouden komen. Hij komt bij ons niet als een grote en sterke vorst, maar als een kind, een kind dat wijs bestuurder, goddelijke held, eeuwige vader en vredevorst is, maar niet met geweld, maar met recht en gerechtigheid. Hij zegt niet tegen ons: je geeft je leven aan Mij of Ik maak je dood. Hij zei al tegen ons: jo, kijk es goed naar jezelf, je bent bezig hartstikke dood te gaan aan al dat kwaad, die ellende, Ik geef mijn leven voor jou. Hij zei al tegen ons: jo, kijk es hoe je er aan toe bent: verslaafd aan van alles en nog wat, de duivel heeft je in zijn macht, Ik geef mijn leven voor jou.


Wat wil jij voor Mij doen? Wat wil jij voor Mij laten? Dat is echt de vraag van onze Heer, en die komt ná die andere drie vragen. Eerst komt Hij bij ons als Jezus, als Redder, en als Christus, als Middelaar, en als Zoon van God. Wat wil je aan Me kwijt? Geef maar op. Wat wil je van me krijgen? Zeg het maar. Waar wil je met Mij in delen? Noem maar op. Dan is het pas tijd voor die laatste vraag: wat wil jij voor Mij doen, laten? Eerst worden we echt bevrijd en in vrijheid gezet. Niet in namaak-vrijheid, niet in een speeltuin met een hoog hek, of een stad met een hoge muur er om, waar overal wetten en regels aan de muur hangen, en waar intussen iedereen tegen je zegt dat je toch maar blij mag zijn dat je zo vrij mag zijn. Maar echt vrij, in de ruimte van de schepping zelf, waar alles ons geoorloofd is, geen onreine dieren, geen mensen te vies om van te houden. Geen slaven, maar geliefden.

En dan vraagt Hij ons: jo, wat wil jij voor Mij doen? Dan kun je je realiseren dat wel alles geoorloofd is, maar niet alles nuttig, en dat je je door niets meer wilt laten knechten. En dan kun je je realiseren Wie dit eigenlijk aan ons vraagt, en kan het helemaal echt en eerlijk vanuit jezelf groeien, dat je zegt en steeds meer zegt: Heer, ik wil alles voor U doen, Heer, neem alles, Heer, hier ben ik, zend me waar U wilt. Heer, U bent mijn leven, zonder U ben ik al zowat dood. Dat moet niet. Je bent geen slaaf. Dat wil je dan. Je bent geliefde, je bent vrij.


Ja maar ik wil dat helemaal niet. Of ik wil dat soms wel, in een vrome bui. Of ik wil dat nog wel eens, als ik oud ben en van het leven genoten heb. Ik wil helemaal geen Heer, ook niet deze. - Zo, dan heb je wel een probleem. Nee, niet eens meteen een probleem met Jezus. Hij is niet zo snel boos als wij, en zegt niet: luisteren of anders zwaait er wat. Nee, dan heb je zelf een probleem. Dan ben je verslaafd, dan doe je slechte dingen, dingen die slecht zijn voor anderen en voor jezelf. Dan ben je hartstikke dood aan het gaan, kapot. Dan heb je Jezus ook die eerdere vragen voor niks laten stellen aan jou. Dan was er van alles wat jij niet aan Hem kwijt wilde, wat je je niet door Hem wilde laten geven, waar je niet in wilde delen. Dan heb je niet het lef gehad Jezus Christus Gods enige Zoon van jou te laten houden. Dan ben je nog in de macht van de duivel, en die houdt zeker niet van je.

Wat wil jij voor Mij doen? Wat wil jij voor Mij laten? Zo vraagt onze Heer, onze geliefde, vlees van ons vlees, been van ons gebeente, mens onder de mensen, geboren, in een voederbak gelegd, gekruisigd. - Ja Heer, ik wil van alles voor U doen, maar het lukt me niet. Ik blijf steeds steken. Ik doe toch weer wat ik niet wil. - Heel goed, blijf proberen, en vergeet niet wie Ik ben: Jezus Christus Gods enige Zoon. Luister ook goed naar m'n andere vragen: wat wil je aan Me kwijt, wat wil je van Me krijgen, waar wil je met Me in delen? Die vragen eerst, steeds weer eerst. Echt beantwoorden, echt doen. En dan nog eens deze: wat wil je voor Mij doen? Kijk dan nog eens of het lukken wil.


Ja, dit is een vreemde Heer. Hij ruilt met ons op vreemde wijs. Hij wil niet maar onze gehoorzaamheid, ons bukken, Hij wil ons zelf. Hij wil geen slaven maar geliefden. Wat ons bindt en verslaafd, we kunnen het aan Hem kwijt. Waar we zelf geen energie voor hebben, wat we zelf niet opbrengen, we kunnen het van Hem ontvangen. Waar we zelf niet opkomen, wat we uit onszelf niet zouden verzinnen, we mogen er bij Hem in delen. Dan vraagt Hij ons opnieuw, voor het laatst: wat wil jij voor Mij doen? wat wil jij voor Mij laten? Wat een vrijheid!


Eng? Griezelig gewoon, zoveel vrijheid? Voel je je eigenlijk wat alleen en verloren in die grote ruimte van de schepping, van dat alles is geoorloofd, van dat heb lief en doe wat je wilt? Dan moet je naast je kijken. Daar is Hij die ons zijn vragen stelt. Wat wil je voor Mij doen? zeg het maar - en maak je geen zorgen, Ik ben bij je. Ik maak me wel zorgen om jou. Dat hoef jij echt niet te doen. Mijn kostbaar bloed, weet je wel. Zeg het maar, de wereld ligt voor je open, wat wil je voor Mij doen? Amen.


<<<