Loenen-Abcoude 20/02/94
Weesp-Nigtevecht 20/02/94
Hoofddorp 23/06/96
de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken
Broeders en zusters, geliefd in onze Heer, Jezus Christus,
Bij de Here Jezus horen de evangeliën, en andersom, zoals de vier eerste boeken van het nieuwe testament gaan over zijn leven en sterven en opstanding, zo is Jezus voor altijd de Christus van de evangeliën. Willen we ons verheugen over het evangelie van Christus, de boodschap van genade en verzoening met God, dan zijn we aangewezen op de evangeliën. Om wat deze boeken vertellen dat er is gebeurd, daarom gaat het in het christelijk geloof, want 'het' evangelie is de goede boodschap dat dat wat er volgens 'de' evangeliën is gebeurd voor ons gebeurd is. Het evangelie is een geschiedenisverhaal over wat er is gebeurd, over wat Iemand heeft gedaan voor ons. Wie die Iemand is, hoe Hij heet, dat hebben we in zondag 11 tot en met 13 gezien: Jezus, de Christus, de Zoon van de levende God, onze Heer. Met dat laatste hebben we eigenlijk al vooruitgegrepen over een aantal van de komende zondagen heen. Want Christus is Heer, , overwinnaar gebleken in wat Hij heeft gedaan. We eren Hem als onze Heer omdat we terugzien op wat Hij voor ons gedaan heeft en zien naar wat Hij nu voor ons doet. Daarbij, bij wat Christus voor ons gedaan heeft, doet en doen zal, zullen we nu bij de zondagen 14 tot en met 19 stilstaan.
In die zondagen gaat het dus over wat er is gebeurd, nu gebeurt of gebeuren zal, in ieder geval over werkelijkheden in onze geschiedenis. Dat hoort bij het evangelie. Het is het evangelie van de evangeliën. Het evangelie is een blijde boodschap van God voor ons van genade en verzoening met God voor ieder die dat maar wil. Maar die genade en verzoening die verkondigd worden zijn er als gave van Christus. Hij heeft voor ons willen leven en sterven. Al de onderdelen van zijn levensgeschiedenis vormen het éne evangelie, het zijn de weldaden van Christus, de dingen die Hij ons ten goede (wel-) heeft gedaan (daden). Bij de eerste daarvan, zijn ontvangenis van de Heilige Geest en geboorte uit Maria willen we vanmiddag stilstaan.
Is nu het evangelie een verhaal over wat Iemand heeft gedaan voor ons, dan betekent dat ook iets voor de manier waarop wij op dit verhaal reageren. Want als wij deze goede boodschap geloven dan horen we er van uit te gaan dat wij wat voor ons gedaan is niet nog een keer moeten gaan doen. Je zou gek opkijken als je thuiskwam met een tas vol boodschappen die je voor je moeder hebt gehaalt en ze zou tegen je zeggen: pas jij even op je broertje en zusje want ik moet nog even boodschappen doen. Zo is het met de Here Jezus ook. Als Hij in het evangelie bij ons komt met al zijn verlossing, gehoorzaamheid en liefde, dan kijkt Hij vreemd op als wij dan vervolgens zijn werk nog es even dunnetjes over gaan doen. Dacht je dat Ik wat vergeten was dan? is de vraag die Hij zal stellen. Of: vind je dat Ik wat teveel heb meegenomen? Maar het geloven van dit evangelie betekent ook dat wij niet kunnen doen alsof er niets gebeurd is. Er is een mooi verhaal van iemand die, toen er Jehova's Getuigen aan de deur kwamen om hem het evangelie te brengen, reageerde met: heel goed, zet u het daar maar neer, onder de trap. Dat kan dus bij het evangelie nooit.
Zo komt Christus aan het begin van het evangelie van de evangeliën naar ons toe met de weldaad van zijn ontvangenis en geboorte. Werkelijk gebeurd is het, Hij heeft het voor ons gedaan. Zijn levensgeschiedenis had dit speciale begin speciaal voor ons. Dat betekent iets voor ons, voor wat wij dus niet meer hoeven te doen en voor wat wij juist wel moeten doen. Dat zullen we zien als we verder over de zondag nadenken onder het thema: Dat Hij is ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, is de eerste weldaad van onze Heiland voor ons. We zullen zien dat die weldaad is:
1. een daad van verlossing (Jezus),
2. een daad van gehoorzaamheid (Christus),
3. een daad van liefde (Heer).
1. De levensgeschiedenis van Jezus Christus heeft een begin dat haar onderscheidt van alle andere levensgeschiedenissen van mensen. Bij alle andere mensen op twee na staan een vader en een moeder samen aan het begin van het leven van hun kind. Het wordt verwekt door de vader bij de moeder en ook al draagt de moeder het zo'n negen maanden bij zich en brengt zij het ter wereld, het blijft hun kind. Het draagt trekken van beide ouders en wordt zo van twee kanten opgenomen in de gang van de geslachten. Onze levensgeschiedenis heeft altijd een vóórgeschiedenis in onze ouders en voorouders en die voorgeschiedenis heeft invloed op wie wij zijn en wie wij worden kunnen. Niemand van ons hoeft te denken dat hij of zij helemaal opnieuw zou kunnen beginnen in z'n leven, dat er met zijn of haar persoon iets radikaal nieuws verschenen is op aarde, of te denken dat dat met zijn kind zo zal zijn. Juist bij mensen die dat denken blijkt het iedere keer weer niet zo te zijn. We blijven allemaal mensen die veel gemeenschappelijk hebben en veel geërfd, goede en kwade dingen. Dat kun je verwerken in je leven en er je winst mee doen, maar je kunt er niet aan ontkomen.
Nu wordt van de Here Jezus verteld dat Hij ontvangen is van de Heilige Geest en geboren is uit de máágd Maria. Daarmee is gezegd dat met zijn Persoon wel iets radikaal nieuws verschenen is op aarde. Hij is het nieuwe begin dat God heeft willen maken in de geschiedenis van de mensheid. Hij heet dan ook wel, naar onze eerste voorvader Adam, laatste of tweede Adam. Hij is de nieuwe eerste mens, afkomstig uit de hemel (ontvangen van de Heilige Geest). Het gaat bij wat dan wel de maagdelijke geboorte van Christus heet maar niet om een merkwaardig mirakel dat een vrouw zwanger wordt zonder gemeenschap met een man op zich. Dat er aan het begin van Christus' levensgeschiedenis geen man te pas kwam, dat is niet waar het om gaat. Deze geboorte van Christus zegt dan ook niets negatiefs over het huwelijk of over de huwelijksgemeenschap. Beide behoren tot de schoonste scheppingsgegevens. Wat van belang is, is dat aan het begin van Christus' leven op aarde de Heilige Geest te pas kwam. Hier is iemand uit de hemel gekomen, als een nieuwe schepping, een nieuw begin uit de hemel.
En bij dat alles wordt gezegd dat het voor ons is gebeurd. Daar gaat een heel radikale boodschap van uit. Want dit nieuwe begin was blijkbaar nodig. En wij op aarde konden en kunnen het onszelf niet geven. Hoe goed de gave van het huwelijk en van het tot één vlees worden van man en vrouw ook is, wat wij werkelijk nodig hadden konden huwelijk en voortplanting niet geven. Als het gaat om goed en kwaad, om zonde en genade, is er van de voortgang in de geslachten geen enkel heil te verwachten. Met onze kinderen wordt de mensheid niet beter. Kinderen staan niet dichter bij God dan hun ouders omdat ze ook van het geloof van hun ouders zouden kunnen leren. Het unieke begin van de levensgeschiedenis van de Here Jezus herinnert ons aan de werkelijkheid dat wij onszelf als mensen niet werkelijk kunnen verbeteren.
Dat is een irritante boodschap. Iedere opgroeiende jongere die zijn ouders de fouten ziet maken die ouders nu eenmaal maken maakt zich goede voornemens: als ik groot ben, als ik getrouwd ben, als ik kinderen heb, als ik dit of dat, dan moet dat anders, en beter. Ja, en dan ben je groot, en getrouwd, en heb je kinderen, en dan moet je niet alleen ontdekken dat je zelf op jouw beurt fouten maakt, maar soms ook tot je afgrijzen dat je bepaalde van die afschuwelijke eigenschappen van je ouders ook zelf hebt. Als we eerlijk zijn, moeten we allemaal toegeven dat de overgang van het ene geslacht op het andere op zijn best verandering van fouten, verandering van slechtigheden, maar geen werkelijke verbetering brengt. Dat is een pijnlijke waarheid. Pijnlijk omdat je van jezelf moet erkennen dat je niet alleen in theorie, in de kerkelijke leer, maar blijkbaar ook in werkelijkheid in zonden ontvangen en geboren bent. Pijnlijk ook omdat je dat ook van je kinderen moet erkennen [zoals net nog bij de doop van Jurian], terwijl je voor je kinderen toch altijd het beste hoopt en wenst. Het zou fijn zijn als ze het niet alleen beter hadden, maar het ook beter zouden doen dan wij...
De bijbel laat ons wat dat betreft weinig illusies over. Als het gaat om goed en kwaad, om de verhouding tot God in zonde en genade, dan is er geen enkele hoop op verbetering, geen enkele kans op een werkelijk nieuw begin van ons uit. Tegen die achtergrond wordt ons nu de levensgeschiedenis van de Here Jezus verteld als evangelie, als het enige evangelie. In de gang van de geslachten, die wat dit betreft een cirkelgang is, is hier iets nieuws, een nieuw begin. Waar van wat voor natuurlijke selectie dan ook (en van wat voor genetische manipulatie dan ook) geen enkele werkelijke verbetering te verwachten valt, klinkt hier de naam Jezus! Verlosser! als de naam van de laatste Adam, de nieuwe eerste mens uit de hemel, verwekt door de Geest: Hij zal zijn volk redden van hun zonden. En Hij heeft dat gedaan. Bij dat leven, bij die levensgeschiedenis, hoort dit begin. Hier begint God werkelijk iets nieuws: licht in de duisternis, verlossing. Hier is een mens die zijn voorgeschiedenis niet in Adam heeft, maar in God, ja die God zelf is, de eeuwige en natuurlijke Zoon, nieuwe eerste mens.
Als dit nieuwe begin is Christus' leven een daad van verlossing. Hij verlost ons leven dan ook van het begin van ons leven aan. Zo wordt het evangelie ons verteld. En voor een ieder van ons die zegt: ja, dat evangelie wil ik, die goede boodschap moet ook voor mij gelden, geldt ook dat hij of zij te erkennen heeft dat zijn leven inderdaad van het begin af aan verlost moet worden. Wie in deze Jezus gelooft zegt van zichzelf: ik kan mij niet verbeteren, ik ben radikaal slecht, en ik kan ook mijn kinderen niet verbeteren, zij zijn even slecht als ik. Wie een werkelijk beter mens wil worden, die zal zichzelf moeten laten verbeteren door Jezus Christus. En daarom zal ons leven in de eerste plaats een leven van gebed moeten zijn. Jezus is tenslotte een naam om aan te roepen! Daarom is het eerste wat de doopbelofte van het onderwijzen en laten onderwijzen in de christelijke leer betekent dat we onze kinderen leren bidden om vergeving, bidden om kracht, bidden om uitredding in Jezus' naam - en het zelf ook doen. Hoop op verbetering is er niet. Hoop op verlossing is er des te meer. Ze wordt gegeven op het gebed.
Ik ga over tot het tweede: van het begin af aan is Christus' leven een daad van gehoorzaamheid. Want het begin van de levensgeschiedenis van Jezus Christus onderscheidt zich nog op een andere manier van alle andere menselijke levensgeschiedenissen. Wij worden verwekt en worden geboren. Het mensenleven begint passief. Pas naarmate wij opgroeien en min of meer volwassen worden gaan wij ook zelf aan het werk, nemen we verantwoordelijkheid voor ons eigen leven en levensonderhoud. Vóór die tijd worden wij op het leiden van ons eigen leven voorbereid. Dat is nu bij Christus anders. Dat de eeuwige en natuurlijke Zoon van God mens is geworden is maar geen voorbereiding voor zijn eigenlijke werk, het is het begin van dat werk, het aanvaarden van zijn taak als Middelaar. Gods Zoon is mens geworden als de gehoorzame Zoon van de Vader.
Dat de eeuwige en natuurlijk Zoon van God mens is geworden zoals wij dat zijn betekent dat Hij toch iets aanvaardt wat niet bij Hem past. We hebben er van gelezen in Filippenzen 2. De goddelijke heerlijkheid die Hij had, heeft Hij afgelegd om de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Hij die de hoogste plaats had in het koninkrijk van God is de minste onder de broeders geworden, gehoorzaam tot in de dood. Het pijnlijke punt hier is niet maar dat Hij die God is, mens geworden is, maar vooral dat Gods Zoon vlees, een zwak mens onder de vloek, geworden is. God maakt een nieuw begin in de geschiedenis van de mensheid, zagen we, maar Hij maakt dat nieuwe begin niet boven ons, op de hoogte van het paradijs, dat wij nooit meer kunnen bereiken, Hij maakt dat nieuwe begin onder ons, zijn Zoon verschijnt als zwak mens onder de mensen, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, geboren onder de vloek. Dat leven heeft de Zoon van God aangenomen, aanvaard, gehoorzaam op zich genomen.
Dat is het echt wonderlijke van de ontvangenis en geboorte van Christus, niet dat een vrouw zomaar zwanger wordt, zonder toedoen van een man, maar dat hier een vrouw zwanger is geweest van Hem die uit de hemel kwam, de Zoon van God zelf. Gods Zoon in het vlees, Gods Zoon een zwak mens, midden in onze ellende, dat is werkelijk een raadsel, het geheimenis van de godsvrucht noemt Paulus het in 1Tm3,16. Er is een laatste, een tweede Adam gekomen uit de hemel. Daar is een wonderlijk contrast tussen de hemel waar Hij vandaan kwam en het menszijn dat Hij aanvaardde, op zich nam. De geloofsbelijdenis van Nicea maakt dat scherp duidelijk door na de grote lofverheffing op de Zoon (God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, één van wezen met de Vader) direct verder te gaan met: om ons mensen en om ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria. Hij is een mens geworden. Die verwondering past bij de belijdenis van Christus: van een mens onder de mensen belijden wij: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.
Zo is Hij onze Middelaar, zegt de Catechismus dan. Als de gehoorzame Zoon van de Vader komt Christus, neemt ons menszijn aan, en leidt van het allereerste begin af een gewoon mensenleven voor ons. En Hij leidt het goed, in de zwakheid van het vlees volbrengt Hij de kracht van God. Van ieder die dat maar wil neemt Hij het kwaad en de zonde over, van het allereerste begin van zijn of haar leven af. In een beeld gezegd: ons levensverhaal staat vol vlekken en typefouten, de bladzijden zijn geschonden en ontsierd van het begin af aan. In het evangelie wordt ons nu het volmaakte levensverhaal van Christus gegeven om over het onze heen te plakken, zo wordt het boek van ons leven weer leesbaar voor God. En dat van het eerste begin af. Christus geeft een nieuw begin om over ons oude begin heen te leggen. Ons slechte begin telt niet meer mee, onze diepe slechtheid, de zonden van onze jeugd, onze diepgewortelde karakterzonden, ze worden bedekt door Christus' goede begin, zijn volgehouden goedheid, de gehoorzaamheid van zijn jeugd, zijn vlekkeloos gedrag.
Van het eerste begin af. Daarom worden in de kerk de kinderen rustig gedoopt. Daarom is het christendom geen godsdienst voor volwassenen, waar je eerst groot voor moet zijn voor het werkelijk voor jou is. Ook de slechte en verkeerde dingen die we als kinderen doen mogen we bij de Here Jezus brengen. Hij maakt het voor ons goed bij God ook als wij stout zijn geweest. Er is niets in ons leven dat niet onder zijn leven valt, als zijn levensverhaal over het onze geplakt wordt, dan dekt het van het begin tot het eind. Want van het begin af aan heeft de Zoon van God ons mensenleven aangenomen, de zonden van ons overgenomen, en Hij, Hij is er aan dood gegaan, gehoorzaam tot het einde toe. Hij heeft alles goedgemaakt bij God, alles, ons hele leven.
Dat moeten we Hem dan ook laten doen. Wij hoeven niets meer in te halen of goed te maken bij God. Dat zou dubbel werk zijn, overbodig en een belediging van Christus, alsof Hij niet genoeg had gedaan. Van ons wordt slechts de belijdenis verwacht van dat Hij het voor ons goedgemaakt heeft, werkelijk, van het begin af aan. Laat Hem dat dan ook doen, wees er blij mee. Leer dat ook je kinderen. Het is het hart van de leer van Christus waarin u hen beloofd hebt te onderwijzen: God houdt niet alleen van hele lieve kinderen, die altijd goed hun best doen en braaf zijn. Hij houdt ook van ons als we stout zijn. Daarom heeft Hij ons de Here Jezus gegeven om het weer goed te maken. Dat betekent natuurlijk niet dat je nu lekker je gang kunt gaan, want dan doe je God verdriet, de God die van je houdt. Maar als je verkeerd hebt gedaan, wees dan niet bang dat God niet meer van je houdt. Vraag er vergeving voor om Jezus' wil, en Hij zal het je graag geven.
Daarmee zijn we al bij het laatste, het begin van de levensgeschiedenis van onze Heiland is een daad van liefde. Want Christus is niet maar alleen als gezondene op aarde gekomen, 'omdat Hij gestuurd was'. En het nieuwe begin dat Hij maakt is er maar niet omdat God aan zijn eer moet komen of zo. Als het alleen daarom zou gaan had God ook uit de stenen bij de Jordaan Abraham wel kinderen kunnen verwekken. Van het begin tot het eind wordt de geschiedenis van Christus verteld als gebeurd, als gedaan voor ons. Uit liefde voor ons mensen is Hij een mens geworden, ondanks dat dat voor Hem onherroepelijk uit zou lopen op de dood. Hij heeft niet aan zichzelf gedacht, maar aan ons. Hij heeft gezien wat wij nodig hadden en dat willen geven. En Hij heeft dat gedaan vóór dat wij Hem lief zouden kunnen hebben. Het evangelie komt als geschiedenis naar ons toe. Het is gebeurd al tweeduizend jaar geleden, echt gebeurd, gebeurd uit liefde voor ons. Hij heeft ons eerst liefgehad.
Van het begin af aan is het leven van de Here Jezus gestempeld geweest door zijn liefde voor ons en voor zijn Vader in de hemel. Van hieruit moeten we kijken naar de laatste uitspraak van antwoord 35, dat Hij ons in alles gelijk was, maar zonder zonde. In Hebreeën 4,15, dat achter die uitspraak staat, lezen we precieser: Hij is in alle dingen op gelijke wijze als wij verzocht geweest, doch zonder te zondigen. Dat Christus niet gezondigd heeft moeten we niet te snel verbinden met dat Hij de Zoon van God was op zich. Dan zeggen we: God kan niet zondigen en dus Christus ook niet. Punt. En dan blijven we met de werkelijkheid van de evangeliën in onze maag zitten: was dan de verzoeking in de woestijn maar een spel en de strijd in Getsemane een toneelstuk? Nee, laten we het maar weer inhoudelijk nemen: Christus heeft niet gezondigd omdat hij de verzoeking overwon door de macht van zijn liefde. Hij heeft niet om zichzelf gedacht, maar was geconcentreerd op God en op ons. Dáárom was Hij niet gevoelig voor de suggesties van de satan. Had Hij om zichzelf gedacht, dan was Hij wel in de hemel gebleven. Daar had Hij alle heerlijkheid. Maar Hij heeft om ons gedacht, om onze nood, en is gekomen om ons te redden, omdat Hij ons liefhad.
Dat heeft directe betekenis voor ons. Want zo gezien is het zonder zonde zijn niet maar het grote verschil tussen Christus en ons, iets wat wij toch nooit kunnen omdat wij geen God zijn. Nee, in het evangelie komt de levensgeschiedenis van Christus tot ons als een geschiedenis van liefde metterdaad. Daarop is maar een goede reactie mogelijk: die van liefde metterdaad. Liefde leer je door geliefd te worden. Liefde eer je door lief te hebben. Laat die gezindheid bij u zijn die ook in Christus Jezus was, staat in het hart van het stuk dat we van Paulus hebben gelezen. Dat kan in zijn kracht, zo kunnen ook wij in ons leven de zonde overwinnen, werkelijk leven in liefde. Hij gaat ons vóór niet in zijn Godheid die alleen van Hem is, maar in zijn liefde die Hij ons geleerd heeft. Dat we daarin tekort schieten, dat zal waar zijn. Daar is Christus zelf goed voor. Zolang we leven mogen we opnieuw beginnen. Maar een begin zal er moeten zijn als teken dat we begrepen hebben waar het om gaat in het evangelie.
Daarom kan er in het doopsformulier sprake zijn van de eis van het verbond, daarom mogen we onze kinderen al leren te letten op andere kinderen en grote mensen om hen heen, iets voor ze over te hebben, egoïstisch zijn hebben we niet van de Here Jezus geleerd. Integendeel, we hebben van Hem geleerd anderen beter te achten dan wij zelf zijn, en niet alleen op ons eigen belang te letten, maar ook op dat van anderen. Want als de Zoon van God egoïstisch geweest was, dan was het geen kerst geworden, dan waren er geen evangeliën geschreven, dan was er geen Evangelie geweest. Nu leven we van zijn liefde, van het begin van ons leven af. En liefde eer je door lief te hebben. Amen.